i
Begrippenlijst economie
Module 0 : de economische invalshoek
Economie (‘economics’): studeren vd economie = economische wetenschappen
DE economie (‘the economy’): de economie
Positieve/descriptief: beschrijving + verklaring + (voorspelling) realiteit
zonder waarde-oordeel aan te koppelen
-> vb. hoeveel is bbp/inschrijvingen KUL
-> regel: pers die denk dat/zegt dat…. = descriptief/positief
Normatief/prescriptief: naast bestuderen v keuze, ook evaluatie & eventuele bijsturen v resulterende
uitkomst (evenwicht) essentieel
-> - is deze uitkomst ‘goed’? zo nee, hoe kunnen we ‘beter’ doen?
- voor evaluatie & bijsturing moeten we weten wat ‘goed’, ‘beter’ en ‘best’ is
(prescriptief/normatief)
-> vb. belasting op tabakswaarden moet verhoogd w
(<> +/descriptief: indien verhoging taksen daalt verkoop met …%)
Pareto principe: - als we min. 1 beter af kunnen maken
- zonder andere slechter af te maken
- dan is het een verdeling
-> criteria om uitspraken doen over wat gewenst is
-> streng
-> doet geen uitspraken over verdeling -> bijkomende ethische principes nodig
Homo economicus: economische agent
Rationele keuze: - beste keuze (volgens zijn/haar voorkeuren)
- uit de mogelijke keuzes (bepaald door beperkingen)
-> gaat niet over de inhoud vd voorkeuren:
ook altruïsme, imperfecte info; beslissingsfouten mogelijk
Reeele stroom: stroom v goederen & diensten
Financiele stroom: stroom v uitgaven & inkomen
Consumptie: behoefte-bevrediging
Consument: lid vd consumptie/behoefte-bevrediging
≠ gezin
Consumere: ‘verteren,vernietigingen, verkwisten’
MAAR niet alle goederen w vernietigd op moment zelf:
- duuzame goederen: goederen die niet meteen verdwijnen
- bep goederen (bv auto) zowel consumptie- als spaarcomponent
-> latere consumptie
Inkomen: geconsumeerd + niet-geconsumeerd deel (sparen)
Sparen: uitgestelde consumptie
Producere: voortbrengen/grootbrengen
Productie: omvat alle activiteiten waardoor:
- goederen & diensten tot stand w gebracht
- op de gepaste tijd & plaats ter beschikking w gesteld
Productieproces: omz inputs -> output
, Inputs: onderverdeling in:
- lopende inputs: bv. grondstoffen & hulpstoffen
- productiefactoren: elem. nodig om lopende inputs om te zetten in productieproces tot output
Kapitaalgoederen: - duurzame productiemiddelen waarin je je geld in hebt geïnvesteerd
- investeringsgoederen
-> slechts deel ervan gaat verloren in het productieproces
-> deel gaat verloren door deprecitatie/afschrijving
-> bruto-investeringen bestaan uit:
- vervangingsinvesteringen: om afgedankt kapitaal te vervangen
Vb. nieuwe toonbank met = kwaliteit als oude
- netto-investeringen: bv in geval v uitbreiding vd zaak
Vb. nieuwe = betere, grotere toonbank -> vervangings- + netto-investeringen
Deprecitatie/afschrijving: waardevermindering, deel dat verloren gaat
Bruto toegevoegde waarde: verschil lopende inputs – output
Netto toegevoegde waarde: (verschil lopende inputs – output)- afschrijving
- wat productiefactoren (arbeid & kapitaal) hebben toegevoegd
- en dus aan hen kan uitgekeerd w als vergoeding
Dividend: winstuitkering
Intermediairen goederen: goederen = input voor ander bedrijf
Finale goederen: goederen = output
Bbp: Bruto binnenlands product: som v alle bruto toegevoegde waardes ie bep regio & tijd
-> marktwaarde van alle finale goederen & diensten
-> meet de grootte ve economie
-> ruwe indicator vh totale inkomen in land/werelddeel
MAAR correcties nodig -> ppp
-> bbp per capita: - meet alle econ activiteit, ook verwerpelijke activiteit
- is een gem -> zegt niets over verdeling
- niet de enige relevante indicator v welvaart
Ppp: koopkrachtpariteiten: som v alle bruto toegevoegde waardes gecorrigeerd voor tijd & land
Eenheid: 1990-ppp-dollar: koopkracht die je hebt met 1 US $ in 1990
Bbp per hoofd in de wereld: wereld-bbp/populatie
Economische groei: wijziging vh bbp per capita
gedurende bep periode/ie bep regio
meestal als % uitgedrukt
-> negatief als bbp :
Economische recessie: - groei gedurende 2+ opeenvolgende kwartalen
2
, Module 1: Speltheorie + prod & welvaart
Speltheorie
Speltheorie: tak van economische wetenschappen waarbij we gedrag proberen te voorspellen
Vbn. - klimaatdoelstellingen: onderhandelingen uitstootreductie
- hoe bedrijven met elkaar concurrentie voeren
-> simultaan: op = moment de strategieën bekend maken
Of sequentieel: opeenvolgend “
-> bv. bedrijf ziet een bep prijs & verlaagd hun prijs als reactie
Spel
Spelers
Strategie
Resultaat/payoff: geldbedrag na afloop v experiment
Dominante strategie: strategie die een speler altijd het beste resultaat oplevert,
ongeacht de keuze vd andere speler
-> wat de andere ook doet, ik blijf altijd bij mijn keuze
Evenwicht: combinatie dominante strategiën
Coöperatief evenwicht: door afspraken te maken ku spelers best mogelijke optie verkrijgen
maar afspraken niet stabiel -> onzeker evenwicht
Evenwicht in dominante strategieën: combi v beide dominante strategieen vd spelers
= verwachte opl vh spel
Nash evenwicht: combinatie v strategieën waarbij geen enkele speler de intentie heeft zijn
strategie te wijzigen, gegeven de strategie vd andere speler
-> aant kan 0,1,2 of meer zijn
-> algemener evenwicht -> kan in vele omstandigheden w toegepast
-> evenwicht in dominante strategieën = Nash evenwicht
MAAR nash evenwicht is niet altijd evenwicht in dominante strategieen
-> geg de keuze vd andere heb je geen baat bij af te wijken
-> geldt voor beide spelers
Tit-for-tat: vriendelijk, wraaknemend, vergevingsgezind
-> 1ste ronde samenwerken
2de ronde wraak nemen
3de ronde vergeven
=> gedrag speler zijn vorige ronde kopiëren
Trigger: vriendelijk en wraaknemend, maar niet vergevingsgezind
-> samenwerkend, maar vanaf 1 steal/verlies wraaknemend
Coördinatiespel: geen evenwicht in dom strat + 2 Nash-evenwichten
2
Begrippenlijst economie
Module 0 : de economische invalshoek
Economie (‘economics’): studeren vd economie = economische wetenschappen
DE economie (‘the economy’): de economie
Positieve/descriptief: beschrijving + verklaring + (voorspelling) realiteit
zonder waarde-oordeel aan te koppelen
-> vb. hoeveel is bbp/inschrijvingen KUL
-> regel: pers die denk dat/zegt dat…. = descriptief/positief
Normatief/prescriptief: naast bestuderen v keuze, ook evaluatie & eventuele bijsturen v resulterende
uitkomst (evenwicht) essentieel
-> - is deze uitkomst ‘goed’? zo nee, hoe kunnen we ‘beter’ doen?
- voor evaluatie & bijsturing moeten we weten wat ‘goed’, ‘beter’ en ‘best’ is
(prescriptief/normatief)
-> vb. belasting op tabakswaarden moet verhoogd w
(<> +/descriptief: indien verhoging taksen daalt verkoop met …%)
Pareto principe: - als we min. 1 beter af kunnen maken
- zonder andere slechter af te maken
- dan is het een verdeling
-> criteria om uitspraken doen over wat gewenst is
-> streng
-> doet geen uitspraken over verdeling -> bijkomende ethische principes nodig
Homo economicus: economische agent
Rationele keuze: - beste keuze (volgens zijn/haar voorkeuren)
- uit de mogelijke keuzes (bepaald door beperkingen)
-> gaat niet over de inhoud vd voorkeuren:
ook altruïsme, imperfecte info; beslissingsfouten mogelijk
Reeele stroom: stroom v goederen & diensten
Financiele stroom: stroom v uitgaven & inkomen
Consumptie: behoefte-bevrediging
Consument: lid vd consumptie/behoefte-bevrediging
≠ gezin
Consumere: ‘verteren,vernietigingen, verkwisten’
MAAR niet alle goederen w vernietigd op moment zelf:
- duuzame goederen: goederen die niet meteen verdwijnen
- bep goederen (bv auto) zowel consumptie- als spaarcomponent
-> latere consumptie
Inkomen: geconsumeerd + niet-geconsumeerd deel (sparen)
Sparen: uitgestelde consumptie
Producere: voortbrengen/grootbrengen
Productie: omvat alle activiteiten waardoor:
- goederen & diensten tot stand w gebracht
- op de gepaste tijd & plaats ter beschikking w gesteld
Productieproces: omz inputs -> output
, Inputs: onderverdeling in:
- lopende inputs: bv. grondstoffen & hulpstoffen
- productiefactoren: elem. nodig om lopende inputs om te zetten in productieproces tot output
Kapitaalgoederen: - duurzame productiemiddelen waarin je je geld in hebt geïnvesteerd
- investeringsgoederen
-> slechts deel ervan gaat verloren in het productieproces
-> deel gaat verloren door deprecitatie/afschrijving
-> bruto-investeringen bestaan uit:
- vervangingsinvesteringen: om afgedankt kapitaal te vervangen
Vb. nieuwe toonbank met = kwaliteit als oude
- netto-investeringen: bv in geval v uitbreiding vd zaak
Vb. nieuwe = betere, grotere toonbank -> vervangings- + netto-investeringen
Deprecitatie/afschrijving: waardevermindering, deel dat verloren gaat
Bruto toegevoegde waarde: verschil lopende inputs – output
Netto toegevoegde waarde: (verschil lopende inputs – output)- afschrijving
- wat productiefactoren (arbeid & kapitaal) hebben toegevoegd
- en dus aan hen kan uitgekeerd w als vergoeding
Dividend: winstuitkering
Intermediairen goederen: goederen = input voor ander bedrijf
Finale goederen: goederen = output
Bbp: Bruto binnenlands product: som v alle bruto toegevoegde waardes ie bep regio & tijd
-> marktwaarde van alle finale goederen & diensten
-> meet de grootte ve economie
-> ruwe indicator vh totale inkomen in land/werelddeel
MAAR correcties nodig -> ppp
-> bbp per capita: - meet alle econ activiteit, ook verwerpelijke activiteit
- is een gem -> zegt niets over verdeling
- niet de enige relevante indicator v welvaart
Ppp: koopkrachtpariteiten: som v alle bruto toegevoegde waardes gecorrigeerd voor tijd & land
Eenheid: 1990-ppp-dollar: koopkracht die je hebt met 1 US $ in 1990
Bbp per hoofd in de wereld: wereld-bbp/populatie
Economische groei: wijziging vh bbp per capita
gedurende bep periode/ie bep regio
meestal als % uitgedrukt
-> negatief als bbp :
Economische recessie: - groei gedurende 2+ opeenvolgende kwartalen
2
, Module 1: Speltheorie + prod & welvaart
Speltheorie
Speltheorie: tak van economische wetenschappen waarbij we gedrag proberen te voorspellen
Vbn. - klimaatdoelstellingen: onderhandelingen uitstootreductie
- hoe bedrijven met elkaar concurrentie voeren
-> simultaan: op = moment de strategieën bekend maken
Of sequentieel: opeenvolgend “
-> bv. bedrijf ziet een bep prijs & verlaagd hun prijs als reactie
Spel
Spelers
Strategie
Resultaat/payoff: geldbedrag na afloop v experiment
Dominante strategie: strategie die een speler altijd het beste resultaat oplevert,
ongeacht de keuze vd andere speler
-> wat de andere ook doet, ik blijf altijd bij mijn keuze
Evenwicht: combinatie dominante strategiën
Coöperatief evenwicht: door afspraken te maken ku spelers best mogelijke optie verkrijgen
maar afspraken niet stabiel -> onzeker evenwicht
Evenwicht in dominante strategieën: combi v beide dominante strategieen vd spelers
= verwachte opl vh spel
Nash evenwicht: combinatie v strategieën waarbij geen enkele speler de intentie heeft zijn
strategie te wijzigen, gegeven de strategie vd andere speler
-> aant kan 0,1,2 of meer zijn
-> algemener evenwicht -> kan in vele omstandigheden w toegepast
-> evenwicht in dominante strategieën = Nash evenwicht
MAAR nash evenwicht is niet altijd evenwicht in dominante strategieen
-> geg de keuze vd andere heb je geen baat bij af te wijken
-> geldt voor beide spelers
Tit-for-tat: vriendelijk, wraaknemend, vergevingsgezind
-> 1ste ronde samenwerken
2de ronde wraak nemen
3de ronde vergeven
=> gedrag speler zijn vorige ronde kopiëren
Trigger: vriendelijk en wraaknemend, maar niet vergevingsgezind
-> samenwerkend, maar vanaf 1 steal/verlies wraaknemend
Coördinatiespel: geen evenwicht in dom strat + 2 Nash-evenwichten
2