Algemene economie
H1
Fundamenteel economisch (keuze)probleem
> hoe kan men de beperkte schaarse middelen gebruiken om in de bestaande behoeften te
voorzien?
-> behoefte: aanvoelen ve tekort en het verlangen oma dit tekort aan te vullen
Beheer vd beschikbare middelen
- Allocatieprobleem: wat, hoeveel en hoe produceren
- Verdeling(=distributie)probleem: voor wie produceren
- Stabilisatieprobleem: nastreven v volledige aanwending vd middelen
Micro-economie vs macro-economie
> micro-economie: gaat na hoe individuen en bedrijven (individuele eco
agenten) beslissingen nemen -> focus op 1 bepaalde markt
-> allocatie- en distributieprobleem
> macro-economie: bekijkt het geaggregeerde niveau en bestudeert vraagstukken die de
economie als geheel beïnvloeden
-> stabilisatieprobleem
Productie: alle activiteiten waardoor goederen en diensten in stand worden gebracht
(consumptiegoederen vs kapitaalgoederen) + op gepaste tijd en plaats ter beschikking worden
gesteld v consumenten
-> goederen gebruikt om andere consumptiegoederen te produceren
-> Input/productiefactoren: arbeid (L), natuur (N), kapitaal (K), (ondernemersinitiatief)
-> Output/productie
Productiefunctie: technische relatie tss hoeveelheid productiefactoren (input) en maximale
hoeveelheid eco goederen (output) die men daarmee kan produceren
Marginaal product van arbeid: toename in productie tgv een kleine verhoging vd ingezette
hoeveelheid arbeid
-> positief verband tss input en output -> marginaal product > 0
> op gra ek output (Y) input (X)
Productiemogelijkhedencurve
- Geeft alle combinaties v goederen en diensten die kunnen geproduceerd worden bij volledige
aanwending vd beschikbare productiefactoren
- Illustreert de begrippen: schaarste - opportuniteitskost - keuzeprobleem
- Illustreert beheersproblemen: volledige aanwending v middelen (= stabilisatieprobleem) -
allocatieprobleem
Verruiming vd productiemogelijkheden
- Arbeidsverdeling en specialisatie
- Vooruitgang in de technologische kennis
- Wijzigingen in de economische ordening (= wetten, reglementen, instellingen, gewoonten)
=> technologische vooruitgang (T)
> productiemogelijkheidscurve verschuift naar rechts
-> X = f(L, K, N, T)
fi
,Centrale planning vs marktmechanisme
> allocatie- en distributieprobleem opgelost
- centrale planning (centraal geleide eco)
- markt (markteco)
- markt en overheid (gemengde eco)
Centraal geleide economie
> centraal orgaan stelt plan op voor productie: hoeveel, welke en hoe goederen
geproduceerd
bv. N-Korea, Cuba, Oostbloklanden
> problemen: administratieve ine ciëntie, tekort aan exibiliteit, weinig motivatie
> werkt wel voor productie van kapitaalgoederen ipv consumptiegoederen
(Vrije) markteconomie
> vrije prijsvorming staat centraal: vraag + aanbod
> prijsmechanisme 3 functies: info over relatieve schaarste, signalen/prikkels voor
producenten en consumenten, primaire inkomensverdeling
> secundaire inkomensverdeling: na belastingen
> automatisch systeem: zorgt zelf e ciënt voor evenwicht (Adam Smith)
> problemen: e ciëntie alleen in ideaaltypische situatie:
signaalfunctie verstoord bij monopolie, publieke goederen owv hun karakteristieken
niet aangeboden door markt, externe e ecten zoals milieuverontreiniging (te veel
productie), primaire inkomensverdeling sociaal niet altijd aanvaardbaar
Gemengde economie
> marktmechanisme met overheidscorrectie
geen uitsluitbaarheid, aanvulling op het marktmechanisme (bv verdeling en
nanciering van collectieve goederen)
> bv. straatverlichting, dijken, leger (kosten via belastingen)
> bv. maximumprijs, anti-kartelvorming
Methodologische aspecten van eco analyse
• Hypothesen
Optimaliserend gedrag, ceteris paribus redenering
• Marginale concepten
• Positieve vs normatieve analyse
Normatief: waardeoordeel uitspreken
• Statische vs dynamische analyse
• Deductieve vs inductieve methode
Inductief: beginnen uit cijfers en gegevens
• Econometrie, speltheorie en experimentele economie
• Formeel en materieel object
> kritiek: door beperkte rationaliteit van menselijk gedrag worden er niet steeds optimale
beslissingen genomen
H7
Micro vs macro-economie
Micro: beslissingen v individuen en bedrijven
Macro: geaggregeerde niveau en vraagstukken met economie als geheel
Product > verschillende productiefasen
bv. productie schoenen
- huidenhandel > intermediair goed (= goed of dienst dat verder als input gebruikt wordt)
- leerlooierijen > intermediair goed -> voegt waarde toe
- schoenfabriek > intermediair goed
- schoenwinkel > naal goed -> som v toegevoegde waarde
fi ffi fi ffi ffi ff fl
, > waarde vd productie = waarde vd nale goederen, som vd toegevoegde waarden, som vd
factorvergoedingen
—> niet alle goederen worden doorverkocht in dezelfde periode > waarde vd productie
opgesplitst > verkopen / wijzigingen in de voorraden
W = A - M = A1 + Ve – M = F = F1 + π = Y
slijtage v duurzame kapitaalgoederen = afschrijvingen / depreciatie D
bruto nationaal product
netto nationaal product = bnp - depreciatie
nationaal product: waarde vd productie W
nationaal inkomen: som v factorvergoedingen Y
som v alle bestedingen (gesloten eco zonder overheid = enkel gezinnen en bedrijven)
> consumptie C
> investeringen Iep
vervangingsinvesteringen - uitbreidingsinvesteringen - voorraadinvesteringen
Eenvoudige economische kringloop
> samenhang tss productie, inkomen en bestedingen
> intermediaire rol voor de nanciële markten en instellingen
fi fi
H1
Fundamenteel economisch (keuze)probleem
> hoe kan men de beperkte schaarse middelen gebruiken om in de bestaande behoeften te
voorzien?
-> behoefte: aanvoelen ve tekort en het verlangen oma dit tekort aan te vullen
Beheer vd beschikbare middelen
- Allocatieprobleem: wat, hoeveel en hoe produceren
- Verdeling(=distributie)probleem: voor wie produceren
- Stabilisatieprobleem: nastreven v volledige aanwending vd middelen
Micro-economie vs macro-economie
> micro-economie: gaat na hoe individuen en bedrijven (individuele eco
agenten) beslissingen nemen -> focus op 1 bepaalde markt
-> allocatie- en distributieprobleem
> macro-economie: bekijkt het geaggregeerde niveau en bestudeert vraagstukken die de
economie als geheel beïnvloeden
-> stabilisatieprobleem
Productie: alle activiteiten waardoor goederen en diensten in stand worden gebracht
(consumptiegoederen vs kapitaalgoederen) + op gepaste tijd en plaats ter beschikking worden
gesteld v consumenten
-> goederen gebruikt om andere consumptiegoederen te produceren
-> Input/productiefactoren: arbeid (L), natuur (N), kapitaal (K), (ondernemersinitiatief)
-> Output/productie
Productiefunctie: technische relatie tss hoeveelheid productiefactoren (input) en maximale
hoeveelheid eco goederen (output) die men daarmee kan produceren
Marginaal product van arbeid: toename in productie tgv een kleine verhoging vd ingezette
hoeveelheid arbeid
-> positief verband tss input en output -> marginaal product > 0
> op gra ek output (Y) input (X)
Productiemogelijkhedencurve
- Geeft alle combinaties v goederen en diensten die kunnen geproduceerd worden bij volledige
aanwending vd beschikbare productiefactoren
- Illustreert de begrippen: schaarste - opportuniteitskost - keuzeprobleem
- Illustreert beheersproblemen: volledige aanwending v middelen (= stabilisatieprobleem) -
allocatieprobleem
Verruiming vd productiemogelijkheden
- Arbeidsverdeling en specialisatie
- Vooruitgang in de technologische kennis
- Wijzigingen in de economische ordening (= wetten, reglementen, instellingen, gewoonten)
=> technologische vooruitgang (T)
> productiemogelijkheidscurve verschuift naar rechts
-> X = f(L, K, N, T)
fi
,Centrale planning vs marktmechanisme
> allocatie- en distributieprobleem opgelost
- centrale planning (centraal geleide eco)
- markt (markteco)
- markt en overheid (gemengde eco)
Centraal geleide economie
> centraal orgaan stelt plan op voor productie: hoeveel, welke en hoe goederen
geproduceerd
bv. N-Korea, Cuba, Oostbloklanden
> problemen: administratieve ine ciëntie, tekort aan exibiliteit, weinig motivatie
> werkt wel voor productie van kapitaalgoederen ipv consumptiegoederen
(Vrije) markteconomie
> vrije prijsvorming staat centraal: vraag + aanbod
> prijsmechanisme 3 functies: info over relatieve schaarste, signalen/prikkels voor
producenten en consumenten, primaire inkomensverdeling
> secundaire inkomensverdeling: na belastingen
> automatisch systeem: zorgt zelf e ciënt voor evenwicht (Adam Smith)
> problemen: e ciëntie alleen in ideaaltypische situatie:
signaalfunctie verstoord bij monopolie, publieke goederen owv hun karakteristieken
niet aangeboden door markt, externe e ecten zoals milieuverontreiniging (te veel
productie), primaire inkomensverdeling sociaal niet altijd aanvaardbaar
Gemengde economie
> marktmechanisme met overheidscorrectie
geen uitsluitbaarheid, aanvulling op het marktmechanisme (bv verdeling en
nanciering van collectieve goederen)
> bv. straatverlichting, dijken, leger (kosten via belastingen)
> bv. maximumprijs, anti-kartelvorming
Methodologische aspecten van eco analyse
• Hypothesen
Optimaliserend gedrag, ceteris paribus redenering
• Marginale concepten
• Positieve vs normatieve analyse
Normatief: waardeoordeel uitspreken
• Statische vs dynamische analyse
• Deductieve vs inductieve methode
Inductief: beginnen uit cijfers en gegevens
• Econometrie, speltheorie en experimentele economie
• Formeel en materieel object
> kritiek: door beperkte rationaliteit van menselijk gedrag worden er niet steeds optimale
beslissingen genomen
H7
Micro vs macro-economie
Micro: beslissingen v individuen en bedrijven
Macro: geaggregeerde niveau en vraagstukken met economie als geheel
Product > verschillende productiefasen
bv. productie schoenen
- huidenhandel > intermediair goed (= goed of dienst dat verder als input gebruikt wordt)
- leerlooierijen > intermediair goed -> voegt waarde toe
- schoenfabriek > intermediair goed
- schoenwinkel > naal goed -> som v toegevoegde waarde
fi ffi fi ffi ffi ff fl
, > waarde vd productie = waarde vd nale goederen, som vd toegevoegde waarden, som vd
factorvergoedingen
—> niet alle goederen worden doorverkocht in dezelfde periode > waarde vd productie
opgesplitst > verkopen / wijzigingen in de voorraden
W = A - M = A1 + Ve – M = F = F1 + π = Y
slijtage v duurzame kapitaalgoederen = afschrijvingen / depreciatie D
bruto nationaal product
netto nationaal product = bnp - depreciatie
nationaal product: waarde vd productie W
nationaal inkomen: som v factorvergoedingen Y
som v alle bestedingen (gesloten eco zonder overheid = enkel gezinnen en bedrijven)
> consumptie C
> investeringen Iep
vervangingsinvesteringen - uitbreidingsinvesteringen - voorraadinvesteringen
Eenvoudige economische kringloop
> samenhang tss productie, inkomen en bestedingen
> intermediaire rol voor de nanciële markten en instellingen
fi fi