H8: Bloedstollingsstoornissen
Hematologie
Coagulatie screening
- Primaire hemostase
Calcium zit vast in de cel als het vrijkomt is het een stimulans om het plaatje meer te
activeren
Von Willebrand factor zit in het plasma en vormt een multimeer dat zorgt voor
adhesie
Collageen ligt in de cellen onder het endotheel via de Von Willebrand factor en
glycoproteïnen is er een adhesie van het bloedplaatje met het collageen
Uit fibrinogeen komt er fibrine en maakt een stolsel bestaande uit een netwerk met
bloedplaatjes fibrinolyse = afbreken stolsel
- Secundaire hemostase
Cascade start bij het vrijkomen van de TF = tissue factor er gaat binding zijn van TF,
FVII en FX samen met calcium
De intrinsieke route neemt de extrinsieke over om een groter effect te creëren
FVIII en FV zijn de co-factoren FXIII zorgt voor vorming cross-link = versterkt het
fibrinenetwerk
- Screening coagulatie
De extrinsieke route kan in beeld gebracht worden aan de hand van de protombinetijd =
PT
De intrinsieke route kan ik beeld gebracht worden aan de hand van de aPTT
- Routine stollingstesten
Bloedplaatjes tellen en functie bekijken met PFA = platelet function analyser kijken
hoe lang het duur alvorens een bloedprop is gevormd
VWF is belangrijk bij primaire en secundaire hemostase primaire hemostase = PT en
aPTT
Proteïne C en proteïne S gaan de stolling afremmen door in te werken op cofactoren 8
en 5 als er problemen zijn bij deze proteïnen dan zullen deze personen een verhoogde
stolling hebben, omdat het niet meer wordt afgeremd
AT = anti-trombine geproduceerd om trombine af te remmen
D-dimeren fibrinogeen bestaat uit een D-eenheid, E-eenheid en opnieuw een D-
eenheid de E-eenheid wordt eruit geknipt er ontstaat een D-dimeer van 2 D-
eenheden die aan elkaar zijn verbonden verhoogd bij trombose
INR = international normalized ratio als je niet behandeld wordt heb je een INR van 1
Stollingsziekten
- Symptomen stollingsziekten
Epistaxis (neusbloeding) en tandvleesbloedingen
Blauwe plekken
Purpura = iets grotere blauwe plekken
Petechiën = puntbloedingen, meestal op de plaatsen met het meeste druk
2 soorten stollingsziekten:
Erfelijke stollingsziekten
Verworven stollingsziekten
1
, Erfelijke stollingsziekten
- Erfelijke stollingsziekten
Er is een deficiëntie aan 1 van de stollingsfactoren elk van de factoren kan een erfelijke
deficiëntie meedragen
Belangrijkste stollingsziekten:
Ziekte van Von Willebrand
Hemofilie (A en B)
Overige factordeficiënties
Ziekte van Von Willebrand
- Ziekte van Von Willebrand
Aangeboren erfelijke aandoening die ontstaat door een tekort aan VWF (kwantitatief)
of dat VWF niet goed functioneert (kwalitatief)
Vaak voorkomend
Symptomen:
Huid en slijmvliesbloedingen
Blauwe plekken
Nabloedingen bij operaties
- Erfelijkheid
De aandoening zit gepositioneerd op chromosoom 12 en is niet geslachtsgebonden
Er zijn verschillende types mogelijk de ernst varieert:
Autosomaal dominant
Autosomaal recessief zeldzaam, meest ernstige
Verworden
- Functie Von Willebrand factor
De Von Willebrand factor heeft 2 functies:
Het is een kleefeiwit zorgt voor de adhesie van de glycoproteïnen gebonden
op trombocyten aan het collageen
Het is een transporteiwit zorgt voor transport van factor VIII (F8)
- Verschillende types van Ziekte van Von Willebrand
Onderverdeling in 3 types:
Type 1 = gedeeltelijk tekort aan vWF (kwantitatief) dominant overgeërfd en
meest voorkomend
Type 2 = kwalitatieve afwijking door mutaties in het gen dominant overgeërfd
Type 3 = volledige afwezigheid van vWF (kwantitatief) recessief overgeërfd en
minst voorkomend maar ergste vomr
- Diagnose Ziekte van Von Willebrand
Bloedingstijd verlengd
aPTT normaal tot verlengd
PT normaal
vWF antigen kijken naar hoeveelheid vWF aanwezig is = lage concentratie vWF
vWF ristocetine (RCO) kijken naar de activiteit van vWF = deficiënte
plaatjesagglutinatie
fVIII kijken of factor 8 is geaffecteerd = stollingsactiviteit is verlaagd
2
Hematologie
Coagulatie screening
- Primaire hemostase
Calcium zit vast in de cel als het vrijkomt is het een stimulans om het plaatje meer te
activeren
Von Willebrand factor zit in het plasma en vormt een multimeer dat zorgt voor
adhesie
Collageen ligt in de cellen onder het endotheel via de Von Willebrand factor en
glycoproteïnen is er een adhesie van het bloedplaatje met het collageen
Uit fibrinogeen komt er fibrine en maakt een stolsel bestaande uit een netwerk met
bloedplaatjes fibrinolyse = afbreken stolsel
- Secundaire hemostase
Cascade start bij het vrijkomen van de TF = tissue factor er gaat binding zijn van TF,
FVII en FX samen met calcium
De intrinsieke route neemt de extrinsieke over om een groter effect te creëren
FVIII en FV zijn de co-factoren FXIII zorgt voor vorming cross-link = versterkt het
fibrinenetwerk
- Screening coagulatie
De extrinsieke route kan in beeld gebracht worden aan de hand van de protombinetijd =
PT
De intrinsieke route kan ik beeld gebracht worden aan de hand van de aPTT
- Routine stollingstesten
Bloedplaatjes tellen en functie bekijken met PFA = platelet function analyser kijken
hoe lang het duur alvorens een bloedprop is gevormd
VWF is belangrijk bij primaire en secundaire hemostase primaire hemostase = PT en
aPTT
Proteïne C en proteïne S gaan de stolling afremmen door in te werken op cofactoren 8
en 5 als er problemen zijn bij deze proteïnen dan zullen deze personen een verhoogde
stolling hebben, omdat het niet meer wordt afgeremd
AT = anti-trombine geproduceerd om trombine af te remmen
D-dimeren fibrinogeen bestaat uit een D-eenheid, E-eenheid en opnieuw een D-
eenheid de E-eenheid wordt eruit geknipt er ontstaat een D-dimeer van 2 D-
eenheden die aan elkaar zijn verbonden verhoogd bij trombose
INR = international normalized ratio als je niet behandeld wordt heb je een INR van 1
Stollingsziekten
- Symptomen stollingsziekten
Epistaxis (neusbloeding) en tandvleesbloedingen
Blauwe plekken
Purpura = iets grotere blauwe plekken
Petechiën = puntbloedingen, meestal op de plaatsen met het meeste druk
2 soorten stollingsziekten:
Erfelijke stollingsziekten
Verworven stollingsziekten
1
, Erfelijke stollingsziekten
- Erfelijke stollingsziekten
Er is een deficiëntie aan 1 van de stollingsfactoren elk van de factoren kan een erfelijke
deficiëntie meedragen
Belangrijkste stollingsziekten:
Ziekte van Von Willebrand
Hemofilie (A en B)
Overige factordeficiënties
Ziekte van Von Willebrand
- Ziekte van Von Willebrand
Aangeboren erfelijke aandoening die ontstaat door een tekort aan VWF (kwantitatief)
of dat VWF niet goed functioneert (kwalitatief)
Vaak voorkomend
Symptomen:
Huid en slijmvliesbloedingen
Blauwe plekken
Nabloedingen bij operaties
- Erfelijkheid
De aandoening zit gepositioneerd op chromosoom 12 en is niet geslachtsgebonden
Er zijn verschillende types mogelijk de ernst varieert:
Autosomaal dominant
Autosomaal recessief zeldzaam, meest ernstige
Verworden
- Functie Von Willebrand factor
De Von Willebrand factor heeft 2 functies:
Het is een kleefeiwit zorgt voor de adhesie van de glycoproteïnen gebonden
op trombocyten aan het collageen
Het is een transporteiwit zorgt voor transport van factor VIII (F8)
- Verschillende types van Ziekte van Von Willebrand
Onderverdeling in 3 types:
Type 1 = gedeeltelijk tekort aan vWF (kwantitatief) dominant overgeërfd en
meest voorkomend
Type 2 = kwalitatieve afwijking door mutaties in het gen dominant overgeërfd
Type 3 = volledige afwezigheid van vWF (kwantitatief) recessief overgeërfd en
minst voorkomend maar ergste vomr
- Diagnose Ziekte van Von Willebrand
Bloedingstijd verlengd
aPTT normaal tot verlengd
PT normaal
vWF antigen kijken naar hoeveelheid vWF aanwezig is = lage concentratie vWF
vWF ristocetine (RCO) kijken naar de activiteit van vWF = deficiënte
plaatjesagglutinatie
fVIII kijken of factor 8 is geaffecteerd = stollingsactiviteit is verlaagd
2