H5: Acute leukemie
Hematologie
Inleiding
- Acute leukemie
Bij acute leukemie is er een rijpingsdefect in één van de
hematopoëtische cellijn de cellen zullen niet meer verder rijpen
Er is een eentonig bloedbeeld = er zijn alleen maar blasten (voorlopers)
Voorlopers = promyelocyt, myelocyt en metamyelocyt
- Acute versus chronische leukemie
Acuut:
Lage overlevingskans
Immature leukemische cellen
ALL vnl bij kinderen en AML vnl bij volwassenen
Chronisch:
Grotere overlevingskans
Mature leukemische cellen
Volwassenen
- Pathogenese
Soms zijn mensen A-leukemisch = in het bloed is er gen stijging er ontstaat
hyperviscositeit en weefselinfiltratie
Blasten zullen andere cellijnen verdringen omdat ze overheersen er zal daarom
anemie, neutropenie en trombopenie ontstaan
Bij acute leukemie wordt ook een verhoogd metabolisme waargenomen zorgt voor
verhoogd urinezuur en LDH
Diagnostiek
- Symptomen acute leukemie
Systeemsymptomen zijn wisselend afwezig vermagering, koorts, nachtzweten, malaise
(algemene gevoel van je niet goed voelen)
Sommige symptomen zijn specifiek:
Lymfadenopathiën en hepatosplenomegalie (B- en T-ALL)
Diffuse intravasale stolling (M3-AML)
Meningeale of testislokalisaties (ALL)
Huid- en tandvleesinfiltranten
- Labo – bloedonderzoek
Anemie, normochroom en normocytair
Trombocytopenie
Hyperleukocytose maar 30% van de patiënten een gewoon
bloedbeeld
Witte bloedcelformule hoog percentage aan myelo- of
lymfoblasten
LDH en urinezuur verhoogd
BM infiltratie met blastaire elementen + dysplastische kenmerken
in de overige reeksen
- Voorlopers witte bloedcellen
Myeloblast promyelocyt myelocyt metamyelocyt
1
, - Labo – morfologie
Myeloblasten (AML) = beenmerg linker foto, in de cel zijn Auerse staafjes aanwezig =
de cel is een myeloblast
Lymfoblasten (ALL) = lymfoïde organen rechter foto, hebben bijna geen cytoplasma =
de cel is een lymfoblast
- Labo – cytochemische kleuringen
Cytochemische kleuringen zijn gebaseerd op het feit dat alle bloedcellen enzymen
bezitten die met behulp van chemische reacties zichtbaar kunnen gemaakt worden
- Immuunfenotypering
Er zijn veel merkers die kunnen gedifferentieerd worden
De CD34 en TdT worden gebruikt om stamcellen te differentiëren = immature merkers
zowel bij AML als ALL
Bij immuunfenotypering kunnen het aantal blasten in beeld gebracht worden deze zijn
te zien in de rechter boven kader van de grafiek
In de afbeelding hieronder zijn er voor de behandelingen heel veel blasten
aanwezig na de behandeling is het aantal blasten afgenomen
- Fenotype bepalen – immuunfenotypering
Om het fenotype van de leukemie te bepalen wordt er enkel gekeken naar de blasten, dit
zijn de rode bolletjes in de figuur
Voor de merker op de Y-as wordt er gekeken naar de horizontale lijn (paarse) in de grafiek
Als de rode bolletjes boven de paarse lijn zitten dan zijn de blasten positief voor
de merker
Als de rode bolletjes onder de paarse lijn zitten dan zijn de blasten negatief voor
de merker
Voor de merker op de X-as wordt er gekeken naar de verticale lijn (blauwe) in de grafiek
Als de rode bolletjes aan de rechterkant van de lijn zitten dan zijn de blasten
positief voor de merker
Als de rode bolletjes aan de linkerkant van de lijn zitten dan zijn de blasten
negatief voor de merker
Zie grafiek B CD34 pos en CD7 pos/ zie grafiek C CD13 pos en CD2 neg
2
Hematologie
Inleiding
- Acute leukemie
Bij acute leukemie is er een rijpingsdefect in één van de
hematopoëtische cellijn de cellen zullen niet meer verder rijpen
Er is een eentonig bloedbeeld = er zijn alleen maar blasten (voorlopers)
Voorlopers = promyelocyt, myelocyt en metamyelocyt
- Acute versus chronische leukemie
Acuut:
Lage overlevingskans
Immature leukemische cellen
ALL vnl bij kinderen en AML vnl bij volwassenen
Chronisch:
Grotere overlevingskans
Mature leukemische cellen
Volwassenen
- Pathogenese
Soms zijn mensen A-leukemisch = in het bloed is er gen stijging er ontstaat
hyperviscositeit en weefselinfiltratie
Blasten zullen andere cellijnen verdringen omdat ze overheersen er zal daarom
anemie, neutropenie en trombopenie ontstaan
Bij acute leukemie wordt ook een verhoogd metabolisme waargenomen zorgt voor
verhoogd urinezuur en LDH
Diagnostiek
- Symptomen acute leukemie
Systeemsymptomen zijn wisselend afwezig vermagering, koorts, nachtzweten, malaise
(algemene gevoel van je niet goed voelen)
Sommige symptomen zijn specifiek:
Lymfadenopathiën en hepatosplenomegalie (B- en T-ALL)
Diffuse intravasale stolling (M3-AML)
Meningeale of testislokalisaties (ALL)
Huid- en tandvleesinfiltranten
- Labo – bloedonderzoek
Anemie, normochroom en normocytair
Trombocytopenie
Hyperleukocytose maar 30% van de patiënten een gewoon
bloedbeeld
Witte bloedcelformule hoog percentage aan myelo- of
lymfoblasten
LDH en urinezuur verhoogd
BM infiltratie met blastaire elementen + dysplastische kenmerken
in de overige reeksen
- Voorlopers witte bloedcellen
Myeloblast promyelocyt myelocyt metamyelocyt
1
, - Labo – morfologie
Myeloblasten (AML) = beenmerg linker foto, in de cel zijn Auerse staafjes aanwezig =
de cel is een myeloblast
Lymfoblasten (ALL) = lymfoïde organen rechter foto, hebben bijna geen cytoplasma =
de cel is een lymfoblast
- Labo – cytochemische kleuringen
Cytochemische kleuringen zijn gebaseerd op het feit dat alle bloedcellen enzymen
bezitten die met behulp van chemische reacties zichtbaar kunnen gemaakt worden
- Immuunfenotypering
Er zijn veel merkers die kunnen gedifferentieerd worden
De CD34 en TdT worden gebruikt om stamcellen te differentiëren = immature merkers
zowel bij AML als ALL
Bij immuunfenotypering kunnen het aantal blasten in beeld gebracht worden deze zijn
te zien in de rechter boven kader van de grafiek
In de afbeelding hieronder zijn er voor de behandelingen heel veel blasten
aanwezig na de behandeling is het aantal blasten afgenomen
- Fenotype bepalen – immuunfenotypering
Om het fenotype van de leukemie te bepalen wordt er enkel gekeken naar de blasten, dit
zijn de rode bolletjes in de figuur
Voor de merker op de Y-as wordt er gekeken naar de horizontale lijn (paarse) in de grafiek
Als de rode bolletjes boven de paarse lijn zitten dan zijn de blasten positief voor
de merker
Als de rode bolletjes onder de paarse lijn zitten dan zijn de blasten negatief voor
de merker
Voor de merker op de X-as wordt er gekeken naar de verticale lijn (blauwe) in de grafiek
Als de rode bolletjes aan de rechterkant van de lijn zitten dan zijn de blasten
positief voor de merker
Als de rode bolletjes aan de linkerkant van de lijn zitten dan zijn de blasten
negatief voor de merker
Zie grafiek B CD34 pos en CD7 pos/ zie grafiek C CD13 pos en CD2 neg
2