H08: internationale betrekkingen
Internationale context
Een open economie onderhoudt handelsbetrekkingen met het buitenland.
“hoe open is een economie?” invoer-/uitvoerquote en openheidsgraad
Invoerquote: verhouding vd waarde vd invoer t.o.v. de totale waarde vh bbp
m= (M/bbp) x 100
Uitvoerquote: verhouding vd waarde vd uitvoer t.o.v. de waarde vh bbp
x = (X/bbp) x 100
Openheidsgraad: verhouding vd export (C) t.o.v. de beschikbare middelen (bbp+M)
x' = (X/bbp+M) x 100
België heeft hoge ex-, en importquote Buitenlandse handel is belangrijk vr Belgische eco
Import is noodzakelijk voor grondstoffenarme landen
Export is noodzakelijk als groei-element (o.a. tewerkstelling) én om deviezen te
verzamelen om import te betalen
Buitenlandse handel van België
De handelsbalans: verschil van wat je ex- en importeert
Registreert de invoer (= uitgaven) en uitvoer (= inkomsten)
Het handelsbalanssaldo kan een overschot of een tekort zijn
Is een deel vd betalingsbalans (hierover verder id cursus info)
Positie van de handelsbalans uitdrukken in een dekkingscoëfficiënt*
* = waarde van de uitvoer t.o.v. de invoer (in procenten)
X
= ----- * 100 resultaat
M
Waarom internationale handel?
Theorie van Adam Smith
“Grondlegger vd vrijhandelsgedachte” invisible hand
Conclusies:
Een land kan welvaart verhogen door internationale handel en specialisatie
Het nastreven van het eigen individuele belang om collectieve welvaart te creëren
een vrije markt levert het meest op voor de maatschappij
Concurrentievoordeel: Ontstaat wanneer landen die goedkoper product x kunnen vervaardigen,
deze zullen verkopen aan landen die er geen kostenvoordeel in hebben.
Vrijhandel: De internationale handel wordt niet belemmerd door allerlei vormen van protectie.
Er kan gekocht worden waar de producten het goedkoopst zijn. Landen leggen zich toe op de
producten die ze goed kunnen produceren (specialisatie).
, Voordelen van internationale handel
+ Leidt tot specialisatie en daling van de productiekosten
(vaste kosten spreiden over grotere productie leidt tot daling productiekosten)
+ Afzetmarkten worden groter hogere tewerkstelling als gevolg
+ Consumenten profiteren van lagere prijzen
+ Grotere keuzemogelijkheden (groter assortiment)
+ Betere kwaliteit door grotere efficiëntie
Nadelen van internationale handel
Problemen voor nieuwe bedrijven om markt te betreden
Werkloosheid in eigen regio indien niet voldoende concurrentiekracht
Milieu/klimaatimpact (transport)
Uitbuiting van lokale werknemers
Afhankelijkheid
Ongebreidelde vrijhandel of toch niet?
Protectionisme = overheidsmaatregelen om de binnenlandse economie te beschermen tegen
buitenlandse concurrentie.
Argumenten voor protectionisme:
1. Opvoedingsargument (infant industry argument)
Binnenlandse beginnende industrie beschermen
(hoge productiekosten in het begin)
Ontwikkelingslanden -> monocultuur (vaak afhankelijk van 1 product) ->
economisch kwetsbaar -> via opvoedingsargument komen tot meer diversificatie
2. Lageloonlandenargumenten:
- Verplaatsen van arbeidsintensieve productieprocessen naar lageloonlanden
tegengaan omdat binnenlandse werkgelegenheid daardoor daalt
(vb. textiel, speelgoed Oost-Azië)
- Door verplaatsen van productie naar lageloonlanden krijgen deze ook middelen
om te importeren -> exportmogelijkheid van ‘hogeloonlanden’ stijgt=
opportuniteit
Sinds covid-19 klinkt in het debat af en toe de overweging om sommige productie
terug te halen uit lageloonlanden = reshoring
3. Antidumpingargument
- Dumping = producten worden in het buitenland tegen een lagere prijs verkocht
dan in het binnenland
- Antidumping= vermijden dat buitenlandse bedrijven onder de kostprijs verkopen
4. Zelfvoorzieningsargument
- Onafhankelijkheid bewaren t.o.v. andere landen
Vb. gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid (veiligstellen
voedselvoorziening) of medisch materiaal (begin coronacrisis)