H7 Geld, monetair beleid en inflatie
Het geld
Hoofdvragen dit hoofdstuk:
- Belangrijkste taak van de ECB?
- Geld is slechts papier/metaal. Hoe komt het dat het werkt?
- Waarop was vroeger de waarde van geld gebaseerd? Waarop nu?
- Andere taken van de ECB?
Functies van het geld
Voordat geld gebruikt werd -> ruilhandel
“moderne ruilhandel” (swapping events, Venezuela, Argentinië, Zimbabwe, …)
! Beperking van ruilhandel: wederzijds overeenkomen van behoeften
Voorkeur voor gebruik van materialen met vaste en universele waarde als ruilmiddel: koper,
goud, lood, zilver,…
Voorwaarden waaraan ‘geld’ moet voldoen:
1. Algemeen aanvaard
2. Duurzaam
3. Deelbaar
4. Draagbaar
5. Schaars
Geen geld = geen complexe economie mogelijk
VROEGER:
Kooplieden brachten geld naar ‘opslagplaats’ en ontvingen ‘papier’ in ruil voor geld
Papier werd later als betaalmiddel gebruikt
Ontstaan banken en papieren geld
• Munten:
o oorspronkelijk: edelmetalen (goud, zilver) – intrinsieke waarde bepaalt waarde =
standaardmunten
o later: edelmetaal maar intrinsieke waarde < nominale waarde = tekenmunten
o nu pasmunten -> onedele metalen (metaalwaarde < nominale waarde)
FUNCTIES:
1. Geld is een ruilmiddel dat door iedereen aanvaard wordt: het vergemakkelijkt de
goederen-/dienstenruil en bespaart veel tijd
2. Geld is een waardemeter (rekeneenheid): Een fiets kost geen 800 appels of 50 pizza’s maar €
250
3. Geld is een beleggingsmiddel (uitgestelde consumptie, vermogensvorming): Deel van het
inkomen dat niet wordt besteed -> aanbod op vermogensmarkt
4. Geld is een kredietmiddel: Faciliteren van kredietverrichtingen (financieringsfunctie)
, Betalingsverkeer vandaag
1. CHARTAAL GELD: Munten en biljetten (stoffelijk geld)
2. GIRAAL GELD
3. QUASI-GELD
CHARTAAL GELD:
A. Munten (metaalgeld)
- Nominale waarde > metaalwaarde (intrinsieke waarde)
- Beperkte betaalkracht (<50 muntstukken)
- Niet vrij aanmunten: sinds 2018 Koninklijke Nederlandse Munt
B. Biljetten (papiergeld)
• Verleden: bank hield goudreserve aan in overeenstemming met het in omloop zijnde geld
• Vandaag: conventioneel papiergeld
• Waarde van het geld hangt niet af van een gouddekking
• Niet meer inwisselbaar voor goud (papieren standaard of nominalisme)
• Waarde van het geld is afhankelijk van de economische situatie en het gevoerde
monetair beleid
belang van vertrouwen!
GIRAAL GELD:
− deposito van bankbiljetten bij kredietinstelling
− onmiddellijk opvraagbaar tegoed bij kredietinstellingen (zichtrekening)
− betaalmiddel d.m.v. debiteren (= verminderen) of crediteren (= vermeerderen) van rekening
− belang elektronisch betalingsverkeer (in evolutie)
− Single Euro Payments Area (SEPA) – Europese betaalzone
− Debetkaart, kredietkaart
QUASI-GELD (‘bijna-geld’)
− niet onmiddellijk (< 1 jaar) beschikbaar tegoed bij banken
− kan vrij snel en met een minimum aan kosten worden omgezet in ‘echt’ geld
− korte termijn- en spaardeposito’s
Meeteenheden voor de geldhoeveelheden
= M1, M2 en M3 *M= money
Hoe groot is de geldhoeveelheid?
• M1: chartaal en giraal geld
• M2: M1 + deposito’s met vaste looptijd t/m 2 jaar en deposito’s met opzegtermijn tot 3
maand
• M3: M2 + schuldbewijzen met looptijd t/m 2 jaar & repo’s