1.1 Sociologische kijk: oriëntatie in de breedte
1.2 Juridische kijk: oriëntatie in de hoogte
1.3 Ethische kijk: oriëntatie in de diepte
DEEL 1: PRIVACY EN VRIJHEID
1. Oorsprong en wettelijke verankering
2. Juridische kijk
2.1 Privacy als mensenrecht
2.2 Belgische privacywetgeving
2.3 De GDPR
2.3.1 Beginselen van de gegevensverwerking
2.3.2 Rechten en plichten
2.3.3 Principieel verwerkingsverbod
2.4 Geïnformeerde toestemming
2.4.1 Handelings -en wilsbekwaam
2.4.2 Grenzen aan autonomie
2.5 Beeldmateriaal
2.5.1 (Bewakings)camerawetgeving
3. Privacyvrijheid
3.1 Privacy als breed en radicaal concept
3.2 De emancipatorische kracht van privacy
DEEL 2: DISCRETIE EN VERTROUWEN
1. Discretieplicht en Ambstgeheim
1.1 Spreekplicht
1.2 gevolgen van een schending
2. beroepsgeheim (art. 458 SW)
2.1 Alle personen die kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd
2.1.1 noodzakelijke vertrouwensfunctie
2.1.2 toevertrouwde gegevens
2.2 Uit hoofde van beroep
2.3 uit hoofde van staat
2.4 ... en deze bekendmaken worden gestraft..
2.5 Absolute interpretatie als voorwaarde voor een discretionaire ruimte
3. Wettelijke uitzonderingen op het beroepsgeheim
3.1 Zwijgrecht/spreekrecht
3.1.1 getuigenis in rechte (art 458 SW)
3.2 Spreekrecht
3.2.1 Noodtoestand
3.2.2 Artikel 458bis SW
3.2.3 Artikel 458ter SW
3.3 Spreekplicht
3.3.1 Terroristische misdrijven (art. 46bis/1 WB Sv)
3.3.2 Ambtelijke en private aangifteplicht (art. 29 en 30 Wb Sv)
3.3.3 Schuldig hulpverzuim (art. 422bis)
4. Functionele invullingen van het beroepsgeheim bij samenwerking
4.1 Samenwerking als realiteit
4.2 Gedeeld beroepsgeheim
4.3 Gezamenlijk beroepsgeheim
4.4 Instemming van de cliënt
,
, 1. Communicatieve rationaliteit
1 Communicatieve rationaliteit (Door Jürgen Habermans)
= Het kader om naar casussen te kijken, naar ethische problemen te kijken
-> Gebasseerd op Habermas en Kant
-> Kant: principes
-> Habermas: principes maar in dialoog! ‘Communicatief’
Het uitgangspunt is dat standpunt gevormd wordt door gebruik van argumenten uit verschillende
werelden: de objectieve, intersubjectieve en subjectieve wereld.
De 3 soorten argumenten = de 3 kijken: de sociologische, juridische en ethische kijk = brillen + bieden
oriëntatie voor hoe we ons professioneel handelen kunnen legitimeren.
-> We beschouwen dit als een professioneel of beroepsethisch kompas, waar je je oriënteert in de
breedte (sociologische kijk), de hoogte (juridische kijk) en de diepte (ethische kijk).
-> Elk deontologisch argument is gekoppeld aan een ethische waarde
-> Als je deontologie in vraag stelt (post-conventioneel) kom je uit bij ethische waarden
1.1 Sociologische kijk: oriëntatie in de breedte: objectief (feiten)
De eerste soort argumenten: behoren tot objectieve wereld
= De feiten, het is de context waar het sociale zich afspeelt
= De realiteiten waar belangen tegenover elkaar staan en waar we handelen vanuit een positie
met een mandaat
Een helikopterperspectief: casus loslaten en kijken over wat het gaat
Positie: door het klassieke onderscheid in de sociologie tussen macro-, meso- en microniveau.
= Vanuit sociale context & systemen waarin het handelen gebeurt.
= sociaal systeem waar we een positie innemen: vriend, student, stagiair, dochter,..
-> Soms ook bekleed door verschillende mensen = toegewezen of verworven
Vb werker door opleiding, hieraan verlenen ze status en verwachtingen + recht/plichten
-> Bij elke rol hoort dus een rolverwachting (van een bepaald gedrag)
-> Wordt bepaald door medespelers in systeem: ontstaan loyaliteit -en rolconflict
-> Cliënt, organisatie & maatschappij
Mandaat: bakent af wat je mag doen. Je dient ergens voor, er is een bepaalde finaliteit
-> Hier kan ook weer rolconflict voorkomen: je moet daardoor het sociaal systeem in kaart brengen
- In een sociaal probleem altijd minsten 3 partijen betrokken:
- het micro-niveau: Nabije omgeving = Cliëntniveau: cliënt, jij als orthopedagoog, de groep
- het meso-niveau: Uw grotere omgeving = Organisatie waar je werkt, school, buurt
- het macro-niveau: Maatschappij
BELANGRIJK
- Welke partijen spelen mee
- Welke positie neem je in tussen de verschillende mensen: als orthopedagoog heb je
verwachtingen
- Aan positie zijn er grenzen, je mag maar doen wat je organisatie zegt = mandaat of finaliteit
- Wat is het probleem, wat zijn de rolconflicten