Oefencasus 2: 18 november 2025
Examen:
Ze wil zien welke goederen er zijn en wie daar eventueel aanspraak op kan
maken. Altijd theoretisch doen, ook al is al iemand volledig betaald, die
schuldeiser niet weglaten!
Bij onoplosbare conflicten (wat meestal alleen maar voorkomt als je de
casus anders interpreteert dan de prof bedoelde): art.13 Hyp.W.: rechter
zal beslissen wie voorrang zal krijgen.
Als er geen informatie is over wie de eigenaar is van een goed, mag je er
vanuit gaan dat het van de schuldenaar is.
Voor de rangregeling op te lossen, altijd eerste de bijkomende vragen
oplossen, want die hebben vaak nog een invloed op de rangregeling!
1) Analyse goederen:
Relevante vragen: Welke goederen zijn er? Typegoederen: ORG, RG?
Door aard, door bestemming, door incorporatie? Wie is de eigenaar van
het goed? Wat is de locatie van de goederen? Wat is de waarde van de
goederen? Verdwijnen er goederen uit de boedel? Keren er goederen terug
naar de boedel?
1. Gebouw = onroerend goed door de aard, eigendom, ter waarde van
900.000 euro
2. Bankrekening = onlichamelijk roerend goed, eigendom, ter waarde
van 10.000 euro. Bij bankrekeningen specifiek kan men ook nog
zeggen: wat staat er in de algemene bankvoorwaarden?
Compensatie mogelijk? Pand op bankvordering?
3. Ondersteuningstoestellen = onroerende goederen door bestemming,
eigendom, ter waarde van 9000 euro.
4. Kantooruitrusting = roerende goederen (onmogelijk om onroerende
goederen door bestemming te worden, want staat in Antwerpen,
gebouw wordt gehuurd. Onroerend door bestemming kan enkel
wanneer het onroerend goed waar het instaat eigendom is, DUS
NIET ALS HET GEHUURD IS!!!), eigendom, ter waarde van 8000 euro
5. Bestelwagens = roerende goederen, geleased dus geen eigendom
van het bedrijf = eigendomsvoorbehoud.
6. Schuldvordering ten aanzien van BPost = onlichamelijk roerend
goed, eigendom, ter waarde van 5500 euro, opeisbaar op 30 juni en
31 december
, 2) Analyse van de schuldeisers:
Relevante vragen: Is er een zekerheidsrecht (soms ga je het heel
duidelijk zien in de opgave, soms niet en staat er gewoon staat
werknemer, verhuurder = voorrechten)? Kan ik dan iets met die zekerheid
(= vraag naar geldigheid en tegenstelbaarheid)? Als je op bestaat er 1,
geldig en tegenstelbaar alles JA antwoordt, dan kan je volgende vragen
stellen: op welke goederen kunnen we het zekerheidsrecht toepassen? Wat
is de waarde? Wordt de schuldvordering volledig gedekt door de zekerheid
(zo niet, deels gewone SE)? Let op: 1 schuldeiser kan meerdere
hoedanigheden hebben (gebeurt vaak!!!)
- Bank XYZ: 2.5 miljoen verschuldigd.
Hypotheek 1979:
a) GELDIG? Geen indicaties dat het niet geldig zou zijn?
b) TEGENSTELBAAR? Ingeschreven in 1979, door
hernieuwing is vermeden dat deze niet meer
tegenstelbaar was. Tijdige hernieuwing in 2009. Datum
blijft dus 1979.
c) Op welke goederen heeft die hypotheek betrekking? Op
alle onroerende goederen:
o Gebouw te Kontich
o Logistieke ondersteuningstoestellen te Kontich
Hypotheek 1985:
a) Niet tegenstelbaar, want niet hernieuwd, omdat termijn
is verstreken (want maar 30j geldig).
b) Niet meer geldig. Hypotheek was er wel, maar is
vervallen.
Dus: 2,5 miljoen verschuldigd, met hypotheek ten belope van
500.000 euro. Voor overige 2 miljoen is Bank XYZ een gewone
schuldeiser
Voor geldigheid schrijven op examen: “op basis van deze
informatie kan ik aannemen dat de hypotheek geldig is”: niet
nodig allee voorwaarden van de cursus na te gaan.
- Bank ABC:
Geldig pand op de handelszaak
a) GELDIG? Omdat er ‘geldig’ staat: mogen we ervan uit
gaan dat het pand geldig is
Examen:
Ze wil zien welke goederen er zijn en wie daar eventueel aanspraak op kan
maken. Altijd theoretisch doen, ook al is al iemand volledig betaald, die
schuldeiser niet weglaten!
Bij onoplosbare conflicten (wat meestal alleen maar voorkomt als je de
casus anders interpreteert dan de prof bedoelde): art.13 Hyp.W.: rechter
zal beslissen wie voorrang zal krijgen.
Als er geen informatie is over wie de eigenaar is van een goed, mag je er
vanuit gaan dat het van de schuldenaar is.
Voor de rangregeling op te lossen, altijd eerste de bijkomende vragen
oplossen, want die hebben vaak nog een invloed op de rangregeling!
1) Analyse goederen:
Relevante vragen: Welke goederen zijn er? Typegoederen: ORG, RG?
Door aard, door bestemming, door incorporatie? Wie is de eigenaar van
het goed? Wat is de locatie van de goederen? Wat is de waarde van de
goederen? Verdwijnen er goederen uit de boedel? Keren er goederen terug
naar de boedel?
1. Gebouw = onroerend goed door de aard, eigendom, ter waarde van
900.000 euro
2. Bankrekening = onlichamelijk roerend goed, eigendom, ter waarde
van 10.000 euro. Bij bankrekeningen specifiek kan men ook nog
zeggen: wat staat er in de algemene bankvoorwaarden?
Compensatie mogelijk? Pand op bankvordering?
3. Ondersteuningstoestellen = onroerende goederen door bestemming,
eigendom, ter waarde van 9000 euro.
4. Kantooruitrusting = roerende goederen (onmogelijk om onroerende
goederen door bestemming te worden, want staat in Antwerpen,
gebouw wordt gehuurd. Onroerend door bestemming kan enkel
wanneer het onroerend goed waar het instaat eigendom is, DUS
NIET ALS HET GEHUURD IS!!!), eigendom, ter waarde van 8000 euro
5. Bestelwagens = roerende goederen, geleased dus geen eigendom
van het bedrijf = eigendomsvoorbehoud.
6. Schuldvordering ten aanzien van BPost = onlichamelijk roerend
goed, eigendom, ter waarde van 5500 euro, opeisbaar op 30 juni en
31 december
, 2) Analyse van de schuldeisers:
Relevante vragen: Is er een zekerheidsrecht (soms ga je het heel
duidelijk zien in de opgave, soms niet en staat er gewoon staat
werknemer, verhuurder = voorrechten)? Kan ik dan iets met die zekerheid
(= vraag naar geldigheid en tegenstelbaarheid)? Als je op bestaat er 1,
geldig en tegenstelbaar alles JA antwoordt, dan kan je volgende vragen
stellen: op welke goederen kunnen we het zekerheidsrecht toepassen? Wat
is de waarde? Wordt de schuldvordering volledig gedekt door de zekerheid
(zo niet, deels gewone SE)? Let op: 1 schuldeiser kan meerdere
hoedanigheden hebben (gebeurt vaak!!!)
- Bank XYZ: 2.5 miljoen verschuldigd.
Hypotheek 1979:
a) GELDIG? Geen indicaties dat het niet geldig zou zijn?
b) TEGENSTELBAAR? Ingeschreven in 1979, door
hernieuwing is vermeden dat deze niet meer
tegenstelbaar was. Tijdige hernieuwing in 2009. Datum
blijft dus 1979.
c) Op welke goederen heeft die hypotheek betrekking? Op
alle onroerende goederen:
o Gebouw te Kontich
o Logistieke ondersteuningstoestellen te Kontich
Hypotheek 1985:
a) Niet tegenstelbaar, want niet hernieuwd, omdat termijn
is verstreken (want maar 30j geldig).
b) Niet meer geldig. Hypotheek was er wel, maar is
vervallen.
Dus: 2,5 miljoen verschuldigd, met hypotheek ten belope van
500.000 euro. Voor overige 2 miljoen is Bank XYZ een gewone
schuldeiser
Voor geldigheid schrijven op examen: “op basis van deze
informatie kan ik aannemen dat de hypotheek geldig is”: niet
nodig allee voorwaarden van de cursus na te gaan.
- Bank ABC:
Geldig pand op de handelszaak
a) GELDIG? Omdat er ‘geldig’ staat: mogen we ervan uit
gaan dat het pand geldig is