H6: RESEARCH STRATEGIES AND VALIDITY
INHOUD
6.1 Onderzoeksstrategieën
6.2 Externe en interne validiteit
6.3 Bedreigingen voor de externe validiteit
6.4 Bedreigingen voor de interne validiteit
6.5 Meer over interne en externe validiteit
LEERDOELEN HOOFDSTUK
LO1 Beschrijf, vergelijk en contrasteer de vijf onderzoeksstrategieën (beschrijvend,
correlationeel, experimenteel, quasi-experimenteel en niet-experimenteel); de soorten
vragen die ze behandelen en de datastructuren die ze produceren; en herken
voorbeelden van elk.
LO2 Definieer onderzoeksstrategie, onderzoeksopzet en onderzoeksprocedures, en
beschrijf de keuzes en beslissingen die betrokken zijn bij deze drie fasen in de
ontwikkeling van een onderzoek.
LO3 Definieer het concept van externe validiteit en een bedreiging voor de externe
validiteit.
LO4 Definieer het concept van interne validiteit en een bedreiging voor de interne
validiteit.
LO5 Identificeer en leg de veelvoorkomende bedreigingen voor de externe validiteit uit
en identificeer bedreigingen wanneer ze in een onderzoeksrapport voorkomen
LO6 Beschrijf hoe externe variabelen verstorende variabelen kunnen worden en de
interne validiteit van een onderzoek kunnen bedreigen; Identificeer bedreigingen
wanneer ze in een onderzoeksrapport voorkomen.
L07 Beschrijf hoe omgevingsvariabelen een bedreiging kunnen vormen voor de interne
validiteit voor alle onderzoeken, hoe sommige variabelen onderzoeken kunnen bedreigen
die verschillende groepen vergelijken, en hoe andere variabelen onderzoeken kunnen
bedreigen die scores voor één groep in de loop van de tijd vergelijken.
LO8 Definieer experimentatorbias, vraagkenmerken en reactiviteit, en leg uit hoe deze
artefacten zowel de interne als de externe validiteit kunnen bedreigen
HOOFDSTUK OVERZICHT
Als student heb je waarschijnlijk vele uren van je leven besteed aan het voorbereiden op
examens. Heb je je ooit afgevraagd hoe jouw studiegewoonten zich verhouden tot die
van andere studenten? Besteed je meer of minder tijd aan studeren dan gemiddeld? Moet
je overdag of 's avonds laat studeren? Zijn er speciale studietips die de effectiviteit van je
studie zouden kunnen verbeteren? Veel van deze vragen hebben onderzoekers door de
jaren heen geïnteresseerd en hebben verschillende gepubliceerde onderzoeksrapporten
opgeleverd. Babcock en Marks (2010) waren bijvoorbeeld geïnteresseerd in het
gemiddelde aantal uren dat voltijdstudenten die een vierjarige opleiding volgden in de
Verenigde Staten, besteedden aan studeren. Door enquêtegegevens van 2003 tot 2005
te bekijken, kwamen ze tot een gemiddelde van 14 uur per week. Ter vergelijking:
vergelijkbare gegevens uit 1961 leverden een gemiddelde van ongeveer 24 uur op.
Merk op dat deze onderzoekers een vraag stellen over één variabele (studietijd van
studenten) en hun resultaten een beschrijving geven van die variabele in de
studentenpopulatie
Andere onderzoekers zijn geïnteresseerd in relaties tussen studeren en andere
variabelen. Trockel, Barnes en Egget (2000) vonden bijvoorbeeld een consistente relatie
tussen de wektijd van studenten en academische prestaties. De academische prestaties
namen af naarmate de wektijd later op de dag werd. Merk echter op dat deze
onderzoekers simpelweg naar twee variabelen kijken en de relatie daartussen
1
,observeren. Ze proberen de relatie niet te verklaren of te beweren dat later slapen leidt
tot lagere cijfers. Bijvoorbeeld, het eerder zetten van je wekker zal je gemiddelde cijfer
waarschijnlijk niet verbeteren
Sommige onderzoekers zijn daarentegen geïnteresseerd in het bepalen welke factoren
verantwoordelijk zijn voor hogere of lagere cijfers. Mueller en Oppenheimer (2014) keken
bijvoorbeeld naar de academische prestaties van studenten die aantekeningen
maakten op een laptop in vergelijking met studenten die papier en pen gebruikten.
Studenten in de ene conditie kregen een laptop en studenten in de andere conditie
kregen pen en papier. Elke student bekeek een college van 15 minuten en werd gevraagd
aantekeningen te maken, net zoals ze dat in de les zouden doen. Na een korte pauze
werden de studenten vragen gesteld over de inhoud van het college. De resultaten
toonden aan dat de testprestaties significant slechter waren voor de studenten die
laptops gebruikten. Omdat de onderzoeker andere variabelen zorgvuldig controleerde,
kunnen ze met zekerheid concluderen dat de methode die voor het maken van
aantekeningen wordt gebruikt, een verschil in leerprestaties veroorzaakt
Merk op dat de drie studies die we hebben besproken allemaal betrekking hebben op
het onderwerp studeren; ze beginnen echter elk met een heel andere onderzoeksvraag
en hebben een heel ander doel. De eerste studie wilde simpelweg een getal om de
hoeveelheid tijd die studenten aan studeren besteden te beschrijven. De tweede studie
was geïnteresseerd in twee variabelen en de relatie daartussen. Hoewel ze konden
concluderen dat er een verband bestaat tussen wektijd en academische prestaties, liet
hun studie niet toe om te concluderen dat wektijd een verschil in cijfers veroorzaakt. De
laatste studie toonde daarentegen een verband aan tussen de methode die wordt
gebruikt voor het maken van aantekeningen en leerprestaties, en toonde aan dat de
methode die je gebruikt voor het maken van aantekeningen kan leiden tot hogere of
lagere cijfers.
Omdat deze drie studies beginnen met verschillende vragen, gebruiken ze ook heel
verschillende benaderingen om de vraag te beantwoorden. Deze verschillende
benaderingen staan bekend als onderzoeksstrategieën. De eerste studie is met name een
voorbeeld van beschrijvend onderzoek, de tweede is geclassificeerd als
correlatieonderzoek en de derde is een experimenteel onderzoek. In dit hoofdstuk
introduceren we onderzoeksstrategieën, identificeren we de soorten vragen die elk is
ontworpen om te beantwoorden en bespreken we de sterke en zwakke punten van de
antwoorden die ze opleveren.
2
,6.1 ONDERZOEKSSTRATEGIEËN
LEERDOELEN
L01 Beschrijf, vergelijk en contrasteer de vijf onderzoeksstrategieën (beschrijvend,
correlatief, experimenteel, quasi-experimenteel en niet-experimenteel); de soorten
vragen die ze behandelen en de datastructuren die ze produceren; en herken
voorbeelden van elk.
LO2 Definieer onderzoeksstrategie, onderzoeksopzet en onderzoeksprocedures, en
beschrijf de keuzes en beslissingen die betrokken zijn bij deze drie fasen in de
ontwikkeling van een onderzoek
Nadat je een nieuw idee voor onderzoek hebt bedacht, een hypothese hebt geformuleerd,
hebt besloten hoe je je variabelen definieert en meet, en hebt bepaald welke personen
aan het onderzoek moeten deelnemen en hoe je hen ethisch moet behandelen, is de
volgende stap het selecteren van een onderzoeksstrategie (Stap 5 in het
onderzoeksproces; voor meer details zie later in deze sectie, 'Samenvatting van de
onderzoeksstrategie'). De term onderzoeksstrategie verwijst naar de algemene aanpak
en doelen van een onderzoek. De selectie van een onderzoeksstrategie wordt meestal
bepaald door het soort vraag dat je wilt beantwoorden en het soort antwoord dat je hoopt
te krijgen - in algemene termen, wat je hoopt te bereiken.
Overweeg bijvoorbeeld de volgende drie onderzoeksvragen.
1. Wat is de gemiddelde dagelijkse tijd die adolescenten op socialemediasites
doorbrengen?
2. Is er een verband tussen de hoeveelheid tijd die ze besteden aan sociale media
en de tevredenheid van volwassenen met hun leven?
3. Veroorzaken veranderingen in het gebruik van sociale media veranderingen in
depressieve symptomen bij jongvolwassenen?
Merk op dat de eerste vraag, net als de eerste vraag in het hoofdstukoverzicht over het
aantal bestudeerde uren, vraagt naar één variabele (hoeveelheid tijd besteed aan sociale
media). De tweede vraag, net als de vraag in het overzicht over de relatie tussen wektijd
en schoolprestaties, vraagt naar een relatie tussen twee variabelen (hoeveelheid tijd
besteed aan sociale media en tevredenheid met het leven). Concreet vraagt deze vraag
of er een relatie bestaat. De derde vraag, net als de vraag in het overzicht over de
effecten van de gebruikte methode voor het maken van aantekeningen op het leren,
vraagt ook of er een relatie bestaat; deze vraag vraagt echter om een verklaring voor de
relatie. In deze vorm vraagt de vraag of verschillen in socialemediagebruik helpen
verklaren waarom jongvolwassenen verschillende niveaus van depressieve symptomen
ervaren. Deze drie verschillende vragen vereisen verschillende onderzoeksstrategieën. In
dit hoofdstuk introduceren we vijf onderzoeksstrategieën die bedoeld zijn om
verschillende soorten onderzoeksvragen te beantwoorden.
DEFINITIE
3
, Een onderzoeksstrategie/research strategy is een algemene benadering van
onderzoek, bepaald door het soort vraag dat het onderzoek hoopt te beantwoorden
Zoals opgemerkt in hoofdstuk 1, richt dit boek zich op kwantitatief onderzoek, waarbij
variabelen worden gemeten om scores te verkrijgen. De vijf strategieën die we in dit
hoofdstuk introduceren, zijn allemaal bedoeld om metingen van variabelen en relaties
tussen variabelen te onderzoeken en worden gepresenteerd zoals ze van toepassing zijn
op kwantitatief onderzoek. Desalniettemin overlappen sommige componenten van
kwantitatief en kwalitatief onderzoek elkaar en kunnen sommige van de methoden en
strategieën die we bespreken bij beide soorten onderzoek worden gebruikt. Zo wordt
observationeel onderzoek besproken in hoofdstuk 13 zoals het wordt gebruikt in
kwantitatief onderzoek. Dezezelfde procedure vormt echter ook de basis voor veel
kwalitatieve onderzoeken.
6.1.1 DE BESCHRIJVENDE ONDERZOEKSSTRATEGIE: INDIVIDUELE VARIABELEN
ONDERZOEKEN
Van de vijf onderzoeksstrategieën die we bespreken, is de beschrijvende
onderzoeksstrategie de enige waarbij een onderzoeksvraag kan worden beantwoord door
één variabele te onderzoeken. Deze strategie is specifiek bedoeld om vragen te
beantwoorden over de huidige stand van zaken met betrekking tot individuele variabelen
voor een specifieke groep individuen.
Bijvoorbeeld, voor de studenten van een specifieke universiteit, wat is het typische
aantal sms-berichten dat ze elke dag ontvangen? Wat is het gemiddelde aantal uren
slaap per dag? Welk percentage heeft gestemd bij de laatste algemene verkiezingen? Om
deze vragen te beantwoorden, zou een onderzoeker sms-berichten, slaaptijd en
stemgeschiedenis van elke student kunnen meten en vervolgens een gemiddelde of
percentage voor elke variabele kunnen berekenen.
Merk op dat de beschrijvende onderzoeksstrategie/descriptive research zich niet
bezighoudt met relaties tussen variabelen, maar met de beschrijving van individuele
variabelen.
Het doel van de beschrijvende strategie is om een momentopname (een beschrijving) te
verkrijgen van specifieke kenmerken van een specifieke groep individuen. Dergelijke
beschrijvingen van individuele variabelen worden vaak gerapporteerd in
onderzoeksstudies (bijvoorbeeld wanneer de deelnemers aan de studie worden
beschreven). Deze beschrijvingen behandelen echter zelden de belangrijkste
doelstelling(en) van een onderzoek, omdat het begrijpen, verklaren of voorspellen van
gedrag meestal vereist dat we meer dan één variabele tegelijk in overweging nemen.
Bijgevolg zijn studies die uitsluitend op de beschrijvende onderzoeksstrategie vertrouwen
relatief zeldzaam. Desalniettemin zijn beschrijvingen van individuele variabelen
belangrijk, niet in de laatste plaats omdat ze vaak de eerste stap zijn naar het begrijpen
en beschrijven van de complexere datapatronen die ontstaan wanneer twee of meer
variabelen gelijktijdig worden onderzocht. In hoofdstuk 15 (paragraaf 15.4) identificeren
we de statistieken die zijn gebruikt met de data uit beschrijvende onderzoeken.
6.1.2 STRATEGIEËN DIE RELATIES TUSSEN VARIABELEN ONDERZOEKEN
6.1.2.1 RELATIES TUSSEN VARIABELEN
Beschrijvende onderzoeken worden simpelweg uitgevoerd om individuele variabelen te
beschrijven, vaak omdat ze van nature voorkomen. Het meeste onderzoek is echter
bedoeld om de relaties tussen variabelen te onderzoeken. Is er bijvoorbeeld een relatie
tussen de kwaliteit van het ontbijt en de schoolprestaties van basisschoolkinderen? Is er
een relatie tussen het aantal uren slaap en de prestaties (bijv. jaargemiddelde of
cijfergemiddelde) van universiteitsstudenten? Er zijn veel verschillende technieken om
4
INHOUD
6.1 Onderzoeksstrategieën
6.2 Externe en interne validiteit
6.3 Bedreigingen voor de externe validiteit
6.4 Bedreigingen voor de interne validiteit
6.5 Meer over interne en externe validiteit
LEERDOELEN HOOFDSTUK
LO1 Beschrijf, vergelijk en contrasteer de vijf onderzoeksstrategieën (beschrijvend,
correlationeel, experimenteel, quasi-experimenteel en niet-experimenteel); de soorten
vragen die ze behandelen en de datastructuren die ze produceren; en herken
voorbeelden van elk.
LO2 Definieer onderzoeksstrategie, onderzoeksopzet en onderzoeksprocedures, en
beschrijf de keuzes en beslissingen die betrokken zijn bij deze drie fasen in de
ontwikkeling van een onderzoek.
LO3 Definieer het concept van externe validiteit en een bedreiging voor de externe
validiteit.
LO4 Definieer het concept van interne validiteit en een bedreiging voor de interne
validiteit.
LO5 Identificeer en leg de veelvoorkomende bedreigingen voor de externe validiteit uit
en identificeer bedreigingen wanneer ze in een onderzoeksrapport voorkomen
LO6 Beschrijf hoe externe variabelen verstorende variabelen kunnen worden en de
interne validiteit van een onderzoek kunnen bedreigen; Identificeer bedreigingen
wanneer ze in een onderzoeksrapport voorkomen.
L07 Beschrijf hoe omgevingsvariabelen een bedreiging kunnen vormen voor de interne
validiteit voor alle onderzoeken, hoe sommige variabelen onderzoeken kunnen bedreigen
die verschillende groepen vergelijken, en hoe andere variabelen onderzoeken kunnen
bedreigen die scores voor één groep in de loop van de tijd vergelijken.
LO8 Definieer experimentatorbias, vraagkenmerken en reactiviteit, en leg uit hoe deze
artefacten zowel de interne als de externe validiteit kunnen bedreigen
HOOFDSTUK OVERZICHT
Als student heb je waarschijnlijk vele uren van je leven besteed aan het voorbereiden op
examens. Heb je je ooit afgevraagd hoe jouw studiegewoonten zich verhouden tot die
van andere studenten? Besteed je meer of minder tijd aan studeren dan gemiddeld? Moet
je overdag of 's avonds laat studeren? Zijn er speciale studietips die de effectiviteit van je
studie zouden kunnen verbeteren? Veel van deze vragen hebben onderzoekers door de
jaren heen geïnteresseerd en hebben verschillende gepubliceerde onderzoeksrapporten
opgeleverd. Babcock en Marks (2010) waren bijvoorbeeld geïnteresseerd in het
gemiddelde aantal uren dat voltijdstudenten die een vierjarige opleiding volgden in de
Verenigde Staten, besteedden aan studeren. Door enquêtegegevens van 2003 tot 2005
te bekijken, kwamen ze tot een gemiddelde van 14 uur per week. Ter vergelijking:
vergelijkbare gegevens uit 1961 leverden een gemiddelde van ongeveer 24 uur op.
Merk op dat deze onderzoekers een vraag stellen over één variabele (studietijd van
studenten) en hun resultaten een beschrijving geven van die variabele in de
studentenpopulatie
Andere onderzoekers zijn geïnteresseerd in relaties tussen studeren en andere
variabelen. Trockel, Barnes en Egget (2000) vonden bijvoorbeeld een consistente relatie
tussen de wektijd van studenten en academische prestaties. De academische prestaties
namen af naarmate de wektijd later op de dag werd. Merk echter op dat deze
onderzoekers simpelweg naar twee variabelen kijken en de relatie daartussen
1
,observeren. Ze proberen de relatie niet te verklaren of te beweren dat later slapen leidt
tot lagere cijfers. Bijvoorbeeld, het eerder zetten van je wekker zal je gemiddelde cijfer
waarschijnlijk niet verbeteren
Sommige onderzoekers zijn daarentegen geïnteresseerd in het bepalen welke factoren
verantwoordelijk zijn voor hogere of lagere cijfers. Mueller en Oppenheimer (2014) keken
bijvoorbeeld naar de academische prestaties van studenten die aantekeningen
maakten op een laptop in vergelijking met studenten die papier en pen gebruikten.
Studenten in de ene conditie kregen een laptop en studenten in de andere conditie
kregen pen en papier. Elke student bekeek een college van 15 minuten en werd gevraagd
aantekeningen te maken, net zoals ze dat in de les zouden doen. Na een korte pauze
werden de studenten vragen gesteld over de inhoud van het college. De resultaten
toonden aan dat de testprestaties significant slechter waren voor de studenten die
laptops gebruikten. Omdat de onderzoeker andere variabelen zorgvuldig controleerde,
kunnen ze met zekerheid concluderen dat de methode die voor het maken van
aantekeningen wordt gebruikt, een verschil in leerprestaties veroorzaakt
Merk op dat de drie studies die we hebben besproken allemaal betrekking hebben op
het onderwerp studeren; ze beginnen echter elk met een heel andere onderzoeksvraag
en hebben een heel ander doel. De eerste studie wilde simpelweg een getal om de
hoeveelheid tijd die studenten aan studeren besteden te beschrijven. De tweede studie
was geïnteresseerd in twee variabelen en de relatie daartussen. Hoewel ze konden
concluderen dat er een verband bestaat tussen wektijd en academische prestaties, liet
hun studie niet toe om te concluderen dat wektijd een verschil in cijfers veroorzaakt. De
laatste studie toonde daarentegen een verband aan tussen de methode die wordt
gebruikt voor het maken van aantekeningen en leerprestaties, en toonde aan dat de
methode die je gebruikt voor het maken van aantekeningen kan leiden tot hogere of
lagere cijfers.
Omdat deze drie studies beginnen met verschillende vragen, gebruiken ze ook heel
verschillende benaderingen om de vraag te beantwoorden. Deze verschillende
benaderingen staan bekend als onderzoeksstrategieën. De eerste studie is met name een
voorbeeld van beschrijvend onderzoek, de tweede is geclassificeerd als
correlatieonderzoek en de derde is een experimenteel onderzoek. In dit hoofdstuk
introduceren we onderzoeksstrategieën, identificeren we de soorten vragen die elk is
ontworpen om te beantwoorden en bespreken we de sterke en zwakke punten van de
antwoorden die ze opleveren.
2
,6.1 ONDERZOEKSSTRATEGIEËN
LEERDOELEN
L01 Beschrijf, vergelijk en contrasteer de vijf onderzoeksstrategieën (beschrijvend,
correlatief, experimenteel, quasi-experimenteel en niet-experimenteel); de soorten
vragen die ze behandelen en de datastructuren die ze produceren; en herken
voorbeelden van elk.
LO2 Definieer onderzoeksstrategie, onderzoeksopzet en onderzoeksprocedures, en
beschrijf de keuzes en beslissingen die betrokken zijn bij deze drie fasen in de
ontwikkeling van een onderzoek
Nadat je een nieuw idee voor onderzoek hebt bedacht, een hypothese hebt geformuleerd,
hebt besloten hoe je je variabelen definieert en meet, en hebt bepaald welke personen
aan het onderzoek moeten deelnemen en hoe je hen ethisch moet behandelen, is de
volgende stap het selecteren van een onderzoeksstrategie (Stap 5 in het
onderzoeksproces; voor meer details zie later in deze sectie, 'Samenvatting van de
onderzoeksstrategie'). De term onderzoeksstrategie verwijst naar de algemene aanpak
en doelen van een onderzoek. De selectie van een onderzoeksstrategie wordt meestal
bepaald door het soort vraag dat je wilt beantwoorden en het soort antwoord dat je hoopt
te krijgen - in algemene termen, wat je hoopt te bereiken.
Overweeg bijvoorbeeld de volgende drie onderzoeksvragen.
1. Wat is de gemiddelde dagelijkse tijd die adolescenten op socialemediasites
doorbrengen?
2. Is er een verband tussen de hoeveelheid tijd die ze besteden aan sociale media
en de tevredenheid van volwassenen met hun leven?
3. Veroorzaken veranderingen in het gebruik van sociale media veranderingen in
depressieve symptomen bij jongvolwassenen?
Merk op dat de eerste vraag, net als de eerste vraag in het hoofdstukoverzicht over het
aantal bestudeerde uren, vraagt naar één variabele (hoeveelheid tijd besteed aan sociale
media). De tweede vraag, net als de vraag in het overzicht over de relatie tussen wektijd
en schoolprestaties, vraagt naar een relatie tussen twee variabelen (hoeveelheid tijd
besteed aan sociale media en tevredenheid met het leven). Concreet vraagt deze vraag
of er een relatie bestaat. De derde vraag, net als de vraag in het overzicht over de
effecten van de gebruikte methode voor het maken van aantekeningen op het leren,
vraagt ook of er een relatie bestaat; deze vraag vraagt echter om een verklaring voor de
relatie. In deze vorm vraagt de vraag of verschillen in socialemediagebruik helpen
verklaren waarom jongvolwassenen verschillende niveaus van depressieve symptomen
ervaren. Deze drie verschillende vragen vereisen verschillende onderzoeksstrategieën. In
dit hoofdstuk introduceren we vijf onderzoeksstrategieën die bedoeld zijn om
verschillende soorten onderzoeksvragen te beantwoorden.
DEFINITIE
3
, Een onderzoeksstrategie/research strategy is een algemene benadering van
onderzoek, bepaald door het soort vraag dat het onderzoek hoopt te beantwoorden
Zoals opgemerkt in hoofdstuk 1, richt dit boek zich op kwantitatief onderzoek, waarbij
variabelen worden gemeten om scores te verkrijgen. De vijf strategieën die we in dit
hoofdstuk introduceren, zijn allemaal bedoeld om metingen van variabelen en relaties
tussen variabelen te onderzoeken en worden gepresenteerd zoals ze van toepassing zijn
op kwantitatief onderzoek. Desalniettemin overlappen sommige componenten van
kwantitatief en kwalitatief onderzoek elkaar en kunnen sommige van de methoden en
strategieën die we bespreken bij beide soorten onderzoek worden gebruikt. Zo wordt
observationeel onderzoek besproken in hoofdstuk 13 zoals het wordt gebruikt in
kwantitatief onderzoek. Dezezelfde procedure vormt echter ook de basis voor veel
kwalitatieve onderzoeken.
6.1.1 DE BESCHRIJVENDE ONDERZOEKSSTRATEGIE: INDIVIDUELE VARIABELEN
ONDERZOEKEN
Van de vijf onderzoeksstrategieën die we bespreken, is de beschrijvende
onderzoeksstrategie de enige waarbij een onderzoeksvraag kan worden beantwoord door
één variabele te onderzoeken. Deze strategie is specifiek bedoeld om vragen te
beantwoorden over de huidige stand van zaken met betrekking tot individuele variabelen
voor een specifieke groep individuen.
Bijvoorbeeld, voor de studenten van een specifieke universiteit, wat is het typische
aantal sms-berichten dat ze elke dag ontvangen? Wat is het gemiddelde aantal uren
slaap per dag? Welk percentage heeft gestemd bij de laatste algemene verkiezingen? Om
deze vragen te beantwoorden, zou een onderzoeker sms-berichten, slaaptijd en
stemgeschiedenis van elke student kunnen meten en vervolgens een gemiddelde of
percentage voor elke variabele kunnen berekenen.
Merk op dat de beschrijvende onderzoeksstrategie/descriptive research zich niet
bezighoudt met relaties tussen variabelen, maar met de beschrijving van individuele
variabelen.
Het doel van de beschrijvende strategie is om een momentopname (een beschrijving) te
verkrijgen van specifieke kenmerken van een specifieke groep individuen. Dergelijke
beschrijvingen van individuele variabelen worden vaak gerapporteerd in
onderzoeksstudies (bijvoorbeeld wanneer de deelnemers aan de studie worden
beschreven). Deze beschrijvingen behandelen echter zelden de belangrijkste
doelstelling(en) van een onderzoek, omdat het begrijpen, verklaren of voorspellen van
gedrag meestal vereist dat we meer dan één variabele tegelijk in overweging nemen.
Bijgevolg zijn studies die uitsluitend op de beschrijvende onderzoeksstrategie vertrouwen
relatief zeldzaam. Desalniettemin zijn beschrijvingen van individuele variabelen
belangrijk, niet in de laatste plaats omdat ze vaak de eerste stap zijn naar het begrijpen
en beschrijven van de complexere datapatronen die ontstaan wanneer twee of meer
variabelen gelijktijdig worden onderzocht. In hoofdstuk 15 (paragraaf 15.4) identificeren
we de statistieken die zijn gebruikt met de data uit beschrijvende onderzoeken.
6.1.2 STRATEGIEËN DIE RELATIES TUSSEN VARIABELEN ONDERZOEKEN
6.1.2.1 RELATIES TUSSEN VARIABELEN
Beschrijvende onderzoeken worden simpelweg uitgevoerd om individuele variabelen te
beschrijven, vaak omdat ze van nature voorkomen. Het meeste onderzoek is echter
bedoeld om de relaties tussen variabelen te onderzoeken. Is er bijvoorbeeld een relatie
tussen de kwaliteit van het ontbijt en de schoolprestaties van basisschoolkinderen? Is er
een relatie tussen het aantal uren slaap en de prestaties (bijv. jaargemiddelde of
cijfergemiddelde) van universiteitsstudenten? Er zijn veel verschillende technieken om
4
