Microbiologie
Deel 2: Bacteriologie & Mycologie
1. Structuren v/d bacteriële cellen
Inleiding
• bacteriofaag
o virussen die bacteriën kunnen infecteren
• vormen
o coc: rond
o diplococ: 2 coccen naast elkaar
o streptococ: coccen op een rij
▪ 2D delen
o staphylococ: coccen in een hoopje
▪ 3D delen
o bacillus: staafvormig
o streptobacillum: bacillen op een rij
o spirocheet: kurkentrekker
• overzicht v/d structuur v/e bacterie
o celmembraan
▪ meestal omringt door een celwand
▪ celwand kan gebruikt w om bacteriën in te delen
• handig vr medicatie
• bij ene celwand kan het erdoor, bij andere niet
o cytoplasma
▪ ribosomen
▪ 1 chromosoom kan aanwezig zijn
o diverse externe structuren
▪ flagellen, capsule …
Celwand
• functie
o bescherming tegen osmose
o bepaalt de vorm v/d bacterie
▪ celmembraan v/e bacterie bevat geen cholesterol
▪ zorgt ervoor dat celmembraan niet zo stevig is
o reguleert NIET welke materialen binnekomen
▪ is hiervoor te poreus
1
,• peptidoglycanen
o zorgt vr de stevigheid dat de bacterie niet openbarst
o sommige antibiotica werken in op de peptidoglycanen
▪ bv. peniceline
o 3 delen
▪ N-acetylglucosamine (= NAG)
▪ N-acetylmuraminezuur (= NAM)
• het glycaan, de suikerketen
▪ 4 AZ’n (tetrapeptide) dat enkel op de NAM kan zitten
• L-alanine
• D-glutaminezuur
• diaminopimelinezuur OF lysine
• D-alanine
o NAG en NAM telkens herhaald
▪ 2 suikerketens die volledig rond de bacterie zitten
▪ mr nog niet sterk genoeg
o suikerketens aan elkaar gehouden door AZ’n
▪ 3de AZ verbonden met 4de AZ andere keten
o gram negatieve of positieve structuren
▪ gram negatief: diaminopimelinezuur (DAP)
• 3-4 binding rechtstreeks
• geen oligopeptide brug
▪ gram positief: lysine
• 3-4 binding gebeurt door 5 AZ’n, glycines
o oligopeptide brug
• onrechtstreeks verbonden
2
,Soorten bacteriën
• gram positieve bacteriën
o celmembraan
o dikke peptidoglycaanlaag
o teichoïnezuren en lipotechoïnezuren
▪ lipotechoinezuren vertrekken in celmembraan
▪ teichoine zuren vertrekken op celwand
▪ negatieve ladingen
• oppervlakte antigen
• kan Ca2+ en Mg2+ transporteren
o proteïnen op celmembraan en peptidoglycanen laag
▪ op celwand
• adhesie aan cellen
▪ op celmembraan
• porines
• penicilline binding proteïne
o daar werkt penicilline in
• gram negatieve bacteriën
o buitenste membraan
▪ LPS: lipopolysacchariden
• bestaan uit 3 delen
o lipid A = endotoxine
▪ gefosforyleerd diglucosamine
▪ zorgt dat O2 niet meer doorkomt nr de organen
• zorgt vr de septische shock
• als bacterie in bloed terechtkomt
▪ darm zit vol met gram negatieve bacteriën
▪ soms moeilijk kapot te krijgen
▪ binden graag aan glas en plastic
o core oligosaccharide
▪ 10-15 heptose of octose suikers
o O of somatisch antigen
▪ bevat typisch hexose
• variatie veel groter bij O dan bij de endotoxine
o (variatie tss bacteriën)
▪ functies LPS
• bescherming permeabiliteit barrière
o staan als vele kleine staafjes op het membraan
o door Ca2+ kunnen ze mooi naast elkaar staan
▪ zijn wat negatief geladen
o EDTA: ethyleen diamine tetra azijnzuur
▪ waterstof vangt de Ca2+
▪ de 2 negatieve ladingen zijn te dicht
▪ LPS moleculen gaan uit elkaar
▪ antibiotica kan beter aan de membraan
• aanhechting aan weefsels en antigene variatie
3
, o periplasmatische ruimte
▪ tss buitenste membraan en celmembraan
▪ bevat de dunnere peptidoglycaanlaag
▪ bevat ook toxines en katabolische enzymen
o celmembraan
o eiwitten in de verschillende lagen
▪ adhesiefactoren
▪ productie van capsule
▪ penicilline binding proteïnen
• gram staining
o om te weten of de infectie gram positief of negatief is
▪ belangrijk vr het spectrum van antibiotica te bepalen
o 1. kleuren met kristal violet
▪ bevat N die positief geladen is
▪ gaat binden aan DNA, celmembraan, bepaalde eiwitten
o 2. kaliumjodide toevoegen
▪ complex maken dat veel donkerder kleurt
▪ duidelijk vr microscoop
o 3. ethanol, aceton vr ontkleuring
▪ gram positieve behouden hun kleur
▪ gram negatieve verliezen hun kleur
▪ aceton lost lipofiele stoffen op
• fosfolipide dubbellaag
• gram negatieve heeft 2 membranen die
oplossen
▪ ethanol denatureert eiwitten
• gram positieve hebben een heel dikke laag van peptidoglycaan
• gram negatieve verliezen eiwitten
o membranen zijn weg
o dunne peptidoglycaanlaag
o 4. safranine toevoegen
▪ positief geladen
▪ bij gram negatieve zijn alle plaatsen vrijgekomen door ethanol en aceton
▪ gram negatieve kleuren roze
• zuurvaste bacteriën
o tss gram positieve en negatieve
o stevige celwand
▪ moeilijk vr zuur om binnen te dringen
▪ mr moeilijk vr voeding om binnen te raken → trage groeiers
▪ antibiotica kan moeilijk binnen
o dunne peptidoglycaanlaag en celmembraan
4
Deel 2: Bacteriologie & Mycologie
1. Structuren v/d bacteriële cellen
Inleiding
• bacteriofaag
o virussen die bacteriën kunnen infecteren
• vormen
o coc: rond
o diplococ: 2 coccen naast elkaar
o streptococ: coccen op een rij
▪ 2D delen
o staphylococ: coccen in een hoopje
▪ 3D delen
o bacillus: staafvormig
o streptobacillum: bacillen op een rij
o spirocheet: kurkentrekker
• overzicht v/d structuur v/e bacterie
o celmembraan
▪ meestal omringt door een celwand
▪ celwand kan gebruikt w om bacteriën in te delen
• handig vr medicatie
• bij ene celwand kan het erdoor, bij andere niet
o cytoplasma
▪ ribosomen
▪ 1 chromosoom kan aanwezig zijn
o diverse externe structuren
▪ flagellen, capsule …
Celwand
• functie
o bescherming tegen osmose
o bepaalt de vorm v/d bacterie
▪ celmembraan v/e bacterie bevat geen cholesterol
▪ zorgt ervoor dat celmembraan niet zo stevig is
o reguleert NIET welke materialen binnekomen
▪ is hiervoor te poreus
1
,• peptidoglycanen
o zorgt vr de stevigheid dat de bacterie niet openbarst
o sommige antibiotica werken in op de peptidoglycanen
▪ bv. peniceline
o 3 delen
▪ N-acetylglucosamine (= NAG)
▪ N-acetylmuraminezuur (= NAM)
• het glycaan, de suikerketen
▪ 4 AZ’n (tetrapeptide) dat enkel op de NAM kan zitten
• L-alanine
• D-glutaminezuur
• diaminopimelinezuur OF lysine
• D-alanine
o NAG en NAM telkens herhaald
▪ 2 suikerketens die volledig rond de bacterie zitten
▪ mr nog niet sterk genoeg
o suikerketens aan elkaar gehouden door AZ’n
▪ 3de AZ verbonden met 4de AZ andere keten
o gram negatieve of positieve structuren
▪ gram negatief: diaminopimelinezuur (DAP)
• 3-4 binding rechtstreeks
• geen oligopeptide brug
▪ gram positief: lysine
• 3-4 binding gebeurt door 5 AZ’n, glycines
o oligopeptide brug
• onrechtstreeks verbonden
2
,Soorten bacteriën
• gram positieve bacteriën
o celmembraan
o dikke peptidoglycaanlaag
o teichoïnezuren en lipotechoïnezuren
▪ lipotechoinezuren vertrekken in celmembraan
▪ teichoine zuren vertrekken op celwand
▪ negatieve ladingen
• oppervlakte antigen
• kan Ca2+ en Mg2+ transporteren
o proteïnen op celmembraan en peptidoglycanen laag
▪ op celwand
• adhesie aan cellen
▪ op celmembraan
• porines
• penicilline binding proteïne
o daar werkt penicilline in
• gram negatieve bacteriën
o buitenste membraan
▪ LPS: lipopolysacchariden
• bestaan uit 3 delen
o lipid A = endotoxine
▪ gefosforyleerd diglucosamine
▪ zorgt dat O2 niet meer doorkomt nr de organen
• zorgt vr de septische shock
• als bacterie in bloed terechtkomt
▪ darm zit vol met gram negatieve bacteriën
▪ soms moeilijk kapot te krijgen
▪ binden graag aan glas en plastic
o core oligosaccharide
▪ 10-15 heptose of octose suikers
o O of somatisch antigen
▪ bevat typisch hexose
• variatie veel groter bij O dan bij de endotoxine
o (variatie tss bacteriën)
▪ functies LPS
• bescherming permeabiliteit barrière
o staan als vele kleine staafjes op het membraan
o door Ca2+ kunnen ze mooi naast elkaar staan
▪ zijn wat negatief geladen
o EDTA: ethyleen diamine tetra azijnzuur
▪ waterstof vangt de Ca2+
▪ de 2 negatieve ladingen zijn te dicht
▪ LPS moleculen gaan uit elkaar
▪ antibiotica kan beter aan de membraan
• aanhechting aan weefsels en antigene variatie
3
, o periplasmatische ruimte
▪ tss buitenste membraan en celmembraan
▪ bevat de dunnere peptidoglycaanlaag
▪ bevat ook toxines en katabolische enzymen
o celmembraan
o eiwitten in de verschillende lagen
▪ adhesiefactoren
▪ productie van capsule
▪ penicilline binding proteïnen
• gram staining
o om te weten of de infectie gram positief of negatief is
▪ belangrijk vr het spectrum van antibiotica te bepalen
o 1. kleuren met kristal violet
▪ bevat N die positief geladen is
▪ gaat binden aan DNA, celmembraan, bepaalde eiwitten
o 2. kaliumjodide toevoegen
▪ complex maken dat veel donkerder kleurt
▪ duidelijk vr microscoop
o 3. ethanol, aceton vr ontkleuring
▪ gram positieve behouden hun kleur
▪ gram negatieve verliezen hun kleur
▪ aceton lost lipofiele stoffen op
• fosfolipide dubbellaag
• gram negatieve heeft 2 membranen die
oplossen
▪ ethanol denatureert eiwitten
• gram positieve hebben een heel dikke laag van peptidoglycaan
• gram negatieve verliezen eiwitten
o membranen zijn weg
o dunne peptidoglycaanlaag
o 4. safranine toevoegen
▪ positief geladen
▪ bij gram negatieve zijn alle plaatsen vrijgekomen door ethanol en aceton
▪ gram negatieve kleuren roze
• zuurvaste bacteriën
o tss gram positieve en negatieve
o stevige celwand
▪ moeilijk vr zuur om binnen te dringen
▪ mr moeilijk vr voeding om binnen te raken → trage groeiers
▪ antibiotica kan moeilijk binnen
o dunne peptidoglycaanlaag en celmembraan
4