Economie in rechte lijn
Hoofdstuk 1: Inleiding
Economie = een menswetenschap die zich toelegt op het bestuderen van
keuzeproblemen waarmee iedereen, op zijn of haar niveau, wordt
geconfronteerd.
Hoe ontstaan die keuzeproblemen?
De behoeftes zijn onbeperkt.
De economische goederen zijn schaars, maar nuttig en dus hebben ze een
prijs.
Wat zijn de 4 productiefactoren?
1. Arbeid
2. Kapitaal
3. Natuur
4. Technologie
Productiemogelijkhedencurve: heeft een
dalend verloop
1
, De opportuniteitskost:
wat je moet opgeven om iets
anders te verkrijgen.
Met de De opportuniteitskost van
maximale kleding is 5 eenheden graan
capaciteit kan in punt ‘e’.
je maar 5
Hierdoor ontstaat een
kledingstukke
3 eenheden kleding keuzeprobleem, je kiest
n maken.
en 9 eenheden zelf een balans van
graan hoeveel graan en
kleding je wil.
Overproduct
Onderproduct
Met de maximale
capaciteit kan je maar
15 graan maken.
Centrale planning VS marktmechanisme
Centrale planning wil zeggen de keuze zal voor u gemaakt worden. MAAR dat
heeft zijn gebreken! (Bv: Noord-Korea De overheid bepaalt precies hoeveel er
wordt geproduceerd, wie mag verbouwen, tegen welke prijs het verkocht wordt
en aan wie. Boeren mogen zelf geen beslissingen nemen over wat ze verbouwen
of aan wie ze verkopen. M.a.w. de staat heeft volledige controle over productie,
distributie en prijzen.)
Vrije marktmechanisme wil zeggen dat de vragers en de aanbieders de keuze
bepalen. MAAR dit heeft ook zijn gebreken! (Bv: VS Een kledingmerk besluit
een nieuwe lijn sneakers te lanceren. De prijs wordt bepaald door vraag en
aanbod. Als consumenten ze populair vinden, stijgt de prijs. Als niemand ze wil
kopen, zakt de prijs of verdwijnt het product van de markt. M.a.w. bedrijven en
consumenten nemen zelf beslissingen zonder directe overheidsbemoeienis.
Dus een gemende vorm is misschien beter.
2
,Hoofdstuk 2: Inleiding
De markt = de confrontatie tussen vragers (consumenten) en aanbieders
(producenten).
Om de marktwerking te bestuderen gaan we uit van 4 hypothesen:
1. Het verhandelde product is homogeen (= het product ziet er voor iedereen
hetzelfde uit).
2. Er zijn zowel een groot aantal aanbieders als een groot aantal vragers.
3. Er is vrije toegang tot de markt, en vrije uittreding uit de markt.
4. Zowel vragers en aanbieders zijn onmiddellijk op de hoogte van alle
relevante informatie over de markt.
Indien deze voorwaarden vervuld zijn, spreken we van perfecte (zuivere)
concurrentie.
De marktvraag
De marktvraag = de totale hoeveelheid die alle consumenten samen bereid zijn
te kopen, rekening houdend met de prijs, hun inkomen enz.…
Determinanten van de vraag naar een goed:
De factoren die de vraag naar een bepaald product of dienst beïnvloeden.
De prijs van het goed
De prijs van complementaire goederen of substituten
o Complementaire goederen: goederen die elkaar aanvullen en
meestal samen worden gebruikt auto’s en benzine, gsm en
telefoonhoesje
o Substituten of substitueerbare goederen: goederen of
diensten die elkaar kunnen vervangen omdat ze een
vergelijkbare functie hebben koffie en thee, boter en
margarine
Inkomen
Voorkeur van de consumenten
Het aantal consumenten
Andere factoren (het weer, reclame…)
3
, Kunnen
schrijven op
het examen!
Een verschuiving
naar rechts is een
vermeerdering en
een verschuiving
naar links is een
vermindering.
De vraag naar
benzine ook
verminderen.
4
Hoofdstuk 1: Inleiding
Economie = een menswetenschap die zich toelegt op het bestuderen van
keuzeproblemen waarmee iedereen, op zijn of haar niveau, wordt
geconfronteerd.
Hoe ontstaan die keuzeproblemen?
De behoeftes zijn onbeperkt.
De economische goederen zijn schaars, maar nuttig en dus hebben ze een
prijs.
Wat zijn de 4 productiefactoren?
1. Arbeid
2. Kapitaal
3. Natuur
4. Technologie
Productiemogelijkhedencurve: heeft een
dalend verloop
1
, De opportuniteitskost:
wat je moet opgeven om iets
anders te verkrijgen.
Met de De opportuniteitskost van
maximale kleding is 5 eenheden graan
capaciteit kan in punt ‘e’.
je maar 5
Hierdoor ontstaat een
kledingstukke
3 eenheden kleding keuzeprobleem, je kiest
n maken.
en 9 eenheden zelf een balans van
graan hoeveel graan en
kleding je wil.
Overproduct
Onderproduct
Met de maximale
capaciteit kan je maar
15 graan maken.
Centrale planning VS marktmechanisme
Centrale planning wil zeggen de keuze zal voor u gemaakt worden. MAAR dat
heeft zijn gebreken! (Bv: Noord-Korea De overheid bepaalt precies hoeveel er
wordt geproduceerd, wie mag verbouwen, tegen welke prijs het verkocht wordt
en aan wie. Boeren mogen zelf geen beslissingen nemen over wat ze verbouwen
of aan wie ze verkopen. M.a.w. de staat heeft volledige controle over productie,
distributie en prijzen.)
Vrije marktmechanisme wil zeggen dat de vragers en de aanbieders de keuze
bepalen. MAAR dit heeft ook zijn gebreken! (Bv: VS Een kledingmerk besluit
een nieuwe lijn sneakers te lanceren. De prijs wordt bepaald door vraag en
aanbod. Als consumenten ze populair vinden, stijgt de prijs. Als niemand ze wil
kopen, zakt de prijs of verdwijnt het product van de markt. M.a.w. bedrijven en
consumenten nemen zelf beslissingen zonder directe overheidsbemoeienis.
Dus een gemende vorm is misschien beter.
2
,Hoofdstuk 2: Inleiding
De markt = de confrontatie tussen vragers (consumenten) en aanbieders
(producenten).
Om de marktwerking te bestuderen gaan we uit van 4 hypothesen:
1. Het verhandelde product is homogeen (= het product ziet er voor iedereen
hetzelfde uit).
2. Er zijn zowel een groot aantal aanbieders als een groot aantal vragers.
3. Er is vrije toegang tot de markt, en vrije uittreding uit de markt.
4. Zowel vragers en aanbieders zijn onmiddellijk op de hoogte van alle
relevante informatie over de markt.
Indien deze voorwaarden vervuld zijn, spreken we van perfecte (zuivere)
concurrentie.
De marktvraag
De marktvraag = de totale hoeveelheid die alle consumenten samen bereid zijn
te kopen, rekening houdend met de prijs, hun inkomen enz.…
Determinanten van de vraag naar een goed:
De factoren die de vraag naar een bepaald product of dienst beïnvloeden.
De prijs van het goed
De prijs van complementaire goederen of substituten
o Complementaire goederen: goederen die elkaar aanvullen en
meestal samen worden gebruikt auto’s en benzine, gsm en
telefoonhoesje
o Substituten of substitueerbare goederen: goederen of
diensten die elkaar kunnen vervangen omdat ze een
vergelijkbare functie hebben koffie en thee, boter en
margarine
Inkomen
Voorkeur van de consumenten
Het aantal consumenten
Andere factoren (het weer, reclame…)
3
, Kunnen
schrijven op
het examen!
Een verschuiving
naar rechts is een
vermeerdering en
een verschuiving
naar links is een
vermindering.
De vraag naar
benzine ook
verminderen.
4