Mondeling taalvaardigheid
Theorieën over taalverwerving:
- Behaviorisme: leren door imitatie goedkeuring/invloed van ouders
- Creatieve constructietheorie/mentalisme: aangeboren taalvermogen bij
kinderen
- Interactionele benadering: het aangeboren taal leervermogen en
interactie vanuit de omgeving is van belang (mogelijkheden van het
kind)
De eerste taalverwerving (moedertaal):
- De taalontwikkeling ban een kind begint op fonologisch niveau met het
vormen van spraakklanken
- Kinderen ontwikkelen zich morfologisch niveau waarbij kinderen
woorden gaan vormen
- Kinderen ontwikkelen zich op semantisch niveau, de betekenis van
woorden (dit is niet meteen de juiste betekenis)
- Op syntactisch niveau leren ze de regels voor het combineren van
woorden (zinnen vormen) ook leren ze de grammaticale regels.
Kinderen gaan van korte onvolledige zinnen naar volledige zinnen
- Op pragmatisch niveau maken kinderen zich de spellingsregels eigen
bij het leren van taal worden de regels allemaal gebruikt
Taalverwervingsproces:
In het taalverwervingsproces van een kind wordt onderscheden in 2
perioden:
1. De pre-linguale periode (0-1 jaar), voordat een kind zijn eerste
woordjes spreekt
- Produceren van geluiden, belangrijk in de taalontwikkeling is
communiceren naar het kind
De pre-linguale fase start na de geboorte met huilen
Vocaliseren: klanken produceren en herkennen
Vocaalspel: experimenteren met klanken (medeklinkers)
Er ontstaat interactie tussen kind en volwassenen hierdoor leert een kind
de basis van taal. Na 7 maanden begint het brabbelen een kind herhaalt
klank groepen.
Klankgroepen zonder betekenis
De klanken gaan steeds meer op echte woorden lijken
Tijdens de pre-linguale periode oefenen kinderen:
- De articulatie (uitspraak)
- Klankstructuur van taal
- Zinsmelodie
- Communiceren met anderen
,
, De pre-linguale periode en de vroeg-linguale periode bestaan in de
taalontwikkeling vooral uit:
- Fonologisch niveau (uitspraak)
- Semantisch niveau (betekenis)
- Syntactisch niveau (zinsopbouw)
De tweede fase in de taalontwikkeling is de linguale periode hieronder
vallen de:
De vroeg-linguale periode (1-2,5 jaar). De kinderen ontwikkelen zich van
brabbelen naar betekenis vol taalgebruik
- Een woordzin (1 jaar) eigenschap toekennen (voorbeeld: kachel =
warm)
- Twee woordzin (1,5 jaar) woorden combineren
- Meer woordzin (2 jaar) zinnen van meer dan 2 woorden
De actieve woordenschat bestaat uit:
- Inhoudswoorden: woorden met een duidelijke betekenis (znw, ww en
bijv. nw)
- Functiewoorden ontbreken (woorden die een relatie aangeven (wie))
Differentiatiefase (2,5 – 5 jaar)
Taalgebruik gaat lijken op dat van volwassenen
- Morfologisch: opbouw van woorden
- Pragmatisch: gebruik van woorden
Ze kunnen taal gebruiken zonder concrete context en spreken over dingen
die niet in de directe omgeving voorkomen.
- Dit komt voor in de kleuterleeftijd de leefwereld bereidt zich uit dus het
taalaanbod ook.
Kinderen ontdekken in de differentiatiefase nieuwe woordsoorten
- Bijwoorden
- Lidwoorden
- Voegwoorden
Kinderen leren dat de vorm van een woord belangrijk is: morfologie
- Kinderen leren neologisme = nieuwe niet bestaande woorden
- Kinderen denken hierbij na over taal
Voltooiingsfase (5-9 jaar):
In de voltooiingsfase worden de processen uit de differentiatiefase
uitgebouwd
- Werkwoorden – verledentijd/zwak of sterk
- Syntactisch: langere zinnen
- Pragmatisch: een kind gaat volwaardig functioneren, aan de hand van
methodes werken aan taalontwikkeling
In de voltooiingsfase gaat de taalontwikkeling niet meer spelenderwijs.
Theorieën over taalverwerving:
- Behaviorisme: leren door imitatie goedkeuring/invloed van ouders
- Creatieve constructietheorie/mentalisme: aangeboren taalvermogen bij
kinderen
- Interactionele benadering: het aangeboren taal leervermogen en
interactie vanuit de omgeving is van belang (mogelijkheden van het
kind)
De eerste taalverwerving (moedertaal):
- De taalontwikkeling ban een kind begint op fonologisch niveau met het
vormen van spraakklanken
- Kinderen ontwikkelen zich morfologisch niveau waarbij kinderen
woorden gaan vormen
- Kinderen ontwikkelen zich op semantisch niveau, de betekenis van
woorden (dit is niet meteen de juiste betekenis)
- Op syntactisch niveau leren ze de regels voor het combineren van
woorden (zinnen vormen) ook leren ze de grammaticale regels.
Kinderen gaan van korte onvolledige zinnen naar volledige zinnen
- Op pragmatisch niveau maken kinderen zich de spellingsregels eigen
bij het leren van taal worden de regels allemaal gebruikt
Taalverwervingsproces:
In het taalverwervingsproces van een kind wordt onderscheden in 2
perioden:
1. De pre-linguale periode (0-1 jaar), voordat een kind zijn eerste
woordjes spreekt
- Produceren van geluiden, belangrijk in de taalontwikkeling is
communiceren naar het kind
De pre-linguale fase start na de geboorte met huilen
Vocaliseren: klanken produceren en herkennen
Vocaalspel: experimenteren met klanken (medeklinkers)
Er ontstaat interactie tussen kind en volwassenen hierdoor leert een kind
de basis van taal. Na 7 maanden begint het brabbelen een kind herhaalt
klank groepen.
Klankgroepen zonder betekenis
De klanken gaan steeds meer op echte woorden lijken
Tijdens de pre-linguale periode oefenen kinderen:
- De articulatie (uitspraak)
- Klankstructuur van taal
- Zinsmelodie
- Communiceren met anderen
,
, De pre-linguale periode en de vroeg-linguale periode bestaan in de
taalontwikkeling vooral uit:
- Fonologisch niveau (uitspraak)
- Semantisch niveau (betekenis)
- Syntactisch niveau (zinsopbouw)
De tweede fase in de taalontwikkeling is de linguale periode hieronder
vallen de:
De vroeg-linguale periode (1-2,5 jaar). De kinderen ontwikkelen zich van
brabbelen naar betekenis vol taalgebruik
- Een woordzin (1 jaar) eigenschap toekennen (voorbeeld: kachel =
warm)
- Twee woordzin (1,5 jaar) woorden combineren
- Meer woordzin (2 jaar) zinnen van meer dan 2 woorden
De actieve woordenschat bestaat uit:
- Inhoudswoorden: woorden met een duidelijke betekenis (znw, ww en
bijv. nw)
- Functiewoorden ontbreken (woorden die een relatie aangeven (wie))
Differentiatiefase (2,5 – 5 jaar)
Taalgebruik gaat lijken op dat van volwassenen
- Morfologisch: opbouw van woorden
- Pragmatisch: gebruik van woorden
Ze kunnen taal gebruiken zonder concrete context en spreken over dingen
die niet in de directe omgeving voorkomen.
- Dit komt voor in de kleuterleeftijd de leefwereld bereidt zich uit dus het
taalaanbod ook.
Kinderen ontdekken in de differentiatiefase nieuwe woordsoorten
- Bijwoorden
- Lidwoorden
- Voegwoorden
Kinderen leren dat de vorm van een woord belangrijk is: morfologie
- Kinderen leren neologisme = nieuwe niet bestaande woorden
- Kinderen denken hierbij na over taal
Voltooiingsfase (5-9 jaar):
In de voltooiingsfase worden de processen uit de differentiatiefase
uitgebouwd
- Werkwoorden – verledentijd/zwak of sterk
- Syntactisch: langere zinnen
- Pragmatisch: een kind gaat volwaardig functioneren, aan de hand van
methodes werken aan taalontwikkeling
In de voltooiingsfase gaat de taalontwikkeling niet meer spelenderwijs.