Prehistorie
… tot 3000 voor Christus
Het Paleolithicum (… tot 40.000 v.c.)
4 miljoen jaar geleden => jagers en verzamelaars
• Op voeten lopen
• Schedel groter dan de ‘andere zoogdieren’
• Handen vrij = intensief gebruiken voor jacht (later voor landbouw = neolithicum)
De habitat
• Niet vast, verhuizen waar voedsel beschikbaar is
• Natuurlijke beschuttingen: kuilen, rotsen, …
o Essentieel: onderdak, beschutting tegen het vijandige milieu
• In groepen, verschillende families samen = elkaar beschermen
• Omgeving gebouwd ter
o Beschutting, bescherming en verzamen vd groepen
• Vuur!!
o Beschermen, warmte, samenkomen rond het vuur, centrum vn de
omgeving
• Cirkel: plek dat zorgt voor samenkomen
o Nu nog steeds zo geïntrepeteerd (bookshop Wiels)
• Evolueerde wel van grot => hut
o Gemaakt van: takken, twijgen, beenderen, stenen, dierenhuiden,…
Werktuigen
2 miljoen jaar geleden eerste ontstaan
• Apen: stenen
• Mensapen: stokken om prooi te bedwingen
• Eerste mensen: scherp gemaakte stenen, zelf gemaakte harpoen, stokken met
scherpe stenen aan,…
• Midden Paleolithicum (mesolithicum): diverse werktuigen, gemaakt op maat
van functie (inzicht nodig)
• Volgende fase: versierd met abstracte tekens, later met figuratieve elementen
1
, • Nog later: voorstellingen los van voorwerpen/ werktuigen, in grotten
Wonen in rotsformaties & grotschilderingen
Brandsporen, dierenresten, … in rotsachtige massieven => leven in grotten
Grotschilderijen: vb van materiële bronnen
• Meeste in Europa
• Op rotswanden
• Zeer goed bewaard!
o Nooit vlakbij grottoegang, meer in de donkere binnenkant, zover mogelijk
van daglicht
• Grotinterieurs bestaan uit ruimtes verbonden door nauwe en lage doorgangen
o Laat ontdekt geweest hierdoor
o Gelukkig, anders wrs meer schade door schatrovers
• Zeer belangrijk voor hen!!
o Deden voor moeite om het te schilderen en te bekijken
Gevonden in donkere grotten, wisten weg niet,…
Meest opvallende thema = dieren
1879, Altamira, toevallig gevonden
• Rotsschilderijen van dieren
o Dode, in elkaar gebogen bizon
o Gekwetste, stervende hulpeloze dieren (mammoet, bizon, hert, …)
o Zwangere dieren met een levendig karakter
Heel realistisch getekent (opmerkingsvermogen) : reliëf van
rotsdelen gebruikt voor het aantonen van het volume van het dier
Obsessie over de dierenjacht
• Centraal om te overleven
Lascaux, 1940, toevallig gevonden (tussen 10 000 en 20 000j oud)
• Rotsschilderijen met zwarte omtrekken = houtskool en terracotta, aardkleuren
• Brute vormen: voelt modern aan
• Hypothese muurtekeningen
o Werktuigen, huizen, dieren
Nog meer rotsschilderijen zijn gevonden in Europa: Pyreneëngebied ZFr
en NSp + oostkust Sp
Wat was / is de betekenis van al deze voorstellingen?
Vruchtbaarheidsrituelen?
2
, Kleuren: regelmatig bijgewerkt
Donkere contourlijnen: hergeschilderd
o Bij begin lente/ start beter jachtseizoen
o Chaotische composities: resultaat van toevoegingen
Zo goed als zeker is wat volgt:
• Voorstellingen: meer dan decoratie
• Ondersteuning rituelen + gunstige jachperiode = magische kracht
• · Behouden en nakomen vd rituelen = gunstige jachtperiode (magische kracht)
archeologische Paleolitische voorwerpen
• Ivoren beeldje van de Leeuwman (32 000j oud)
o 31,1 cm hoog
o Gevonden in Hohlenstein Stadelgrot (Duitsland)
o Dachten mensen dat ze krachten van dieren konden krijgen?
Geen geschreven bronnen, dus veel hypotheses
hierrond
• 25 000 v.o.t: Venus van Willendorf
o Vrouwenbeeld, 11 cm, uit een ‘heilig kiezel’ (oostenrijk)
Vruchtbaarheidsfiguur
Navel: uitholling = was er al in de steen
Grote borsten en realistische details van vulva en buik
Hoofd: abstract
• · Stenen werktuigen
• · Restand van prehistorisch kampvuur
• · Restanten van paleolithisch kampeerplaats in duitsland
Het Neolithicum (10 000 tot 3 000 v.c)
Paleolithicum afgesloten door de neolitische revolutie
de verandering van een samenleving die leeft van de jacht en visvangst naar een
landbouwgemeenschap = vestigen, niet meer rondzwerven
o Nam duizenden jaren in beslag
o Begon rond 8000 à 6000 v.o.t in het Nabije Oosten en het Midden Oosten
o Gevolg van klimaatopwarming
Moeten zich niet meer constant verplaatsen om voedsel te vinden,
voedsel is in verschillende plaatsen altijd beschikbaar
3
, Rond 10000 vc meer mensen zich gaan vestigen
• Zelf dieren houden
• Zelf groenten kweken
Was een leefbaargebied door de vruchtbaarheid
zoveel nederzettingen
hiervoor Als het eten op was gingen ze weg 2 voorbeelden
Vanaf neolithicum vaste constructies van neolitische
steden
Typologie: type gebouw
• De typologie van Religieuse gebouwen
bv altaar, kleine deur, klok..
• Mens leert zich zelf dingen aan en brengt deze terug op verschillende
plaatsen Belangrijkste nederzettingen in Midden-Oosten
Er werd ook meer gespecialiseerd -> beroepen Meerdere namen voor +/- zelfde regio: Levant
, Tweestromengebied (rivieren Tigris en Eufraat), Mesopotamië
Landbouw
• Meer zekerheid voor het voortbestaan
• Einde zwervende, nomadisch bestaan
• Minder afhankelijk van natuurkrachten
• Dieren: temmen = huisdieren
• Veehouderij:
o Inzet van dieren (lastdieren) bij bewerken van land, ploegen van akkers
• Diverse graansoorten worden verbouwd
• Voeding verandert: brood = basiselement
• Ontstaan dorpsgemeenschappen: markten
• Geld + ruilhandel ontstaat
• Steen nog steeds belangrijk: werktuigen, wapens,…
• Nieuw: pottenbakken, spinnen, weven, bouwmaterialen uit hout, adobe = eerste
bakstenen
• Maakten vaste constructies van leem, klei,…
o Ontstaan van typelogie (een type gebouw)
Ontstaan doordat mensen zichzelf iets aanleren, zien dat het werkt
en delen deze kennis dan aan andere mensen = ontstaan van
dezelfde soort gebouwen
Uit de dorpsgemeenschappen, vaak gelegen langs waterlopen, emanciperen zich kernen tot de
eerste steden
Belangrijkste nederzettingen in MO
• Rond de rivieren: Tigris en Eufraat = vruchtbare grond
• Meerdere namen voor dezelfde regio’s
o Levant, tweestromengebied, Mesopotamië
4