Samenvatting godsdienst blok 2
Hoofdstuk 1
1. Enkele begrippen verhelderd
1.1. Is er een verschil tussen godsdienst en religie?
Godsdienst is een levensbeschouwing waarin de dienst aan het geloof in
god of goden essentieel is.
Religie is een levensbeschouwing waarin het zoeken van verbondenheid,
verdieping en spiritualiteit centraal staat, zonder dat dat allemaal precies
moet worden gedefinieerd.
Afgeleid van religare: binden – zich verbinden met
Boeddhisme is een religie, Islam is een godsdienst
Religieus: wordt bij heel veel zaken (vooral ervaringen) gebruikt om
aan te geven dat er iets ‘speciaals’ was, dat het gevoel dieper ging
dan normaal.
Spiritualiteit : afgeleid van het Franse ‘spiritualité’ om dit
tussengebied te kunnen benoemen met een eigen term.
‘’ Alle godsdienstige mensen zijn religieus, maar niet alle religieus
ingestelde mensen zijn godsdienstig.’’
1.2. Levensbeschouwing als koepelterm
Levensbeschouwing
= een activiteit: het beschouwen van het leven, een menselijke bezigheid
en heeft te maken met waarden, moraal, identiteit, relaties, samenleven,
zingeving etc…
= een koepelterm om een min of meer consistente neerslag van die
activiteit aan te duiden (een levensbeschouwing).
Deze activiteit is dus ‘des mensen’, want iedereen kijkt naar het leven, de
wereld en mensen om zich heen!
Familie, cultuur, land, werelddeel zijn initieel essentieel in de
levensbeschouwelijke vorming.
Maar:
Naarmate we opgroeien zal de mens ‘ik’ leren zeggen en dus ook –
tegelijk- de ‘ander’ ontdekken, en het andere, het vreemde.
In onze zeer gediversifieerde samenleving is diversiteit en verschil
niet meer weg te denken.
De aanzetten om zich op het leven te oriënteren zullen ook al gauw niet
meer mono levensbeschouwelijk zijn.
, 2. De morele ontwikkeling
Waartoe opvoeden?
Welke toekomst is er weggelegd voor onze kinderen?
Zullen zij het even goed en mogelijk nog beter hebben dan wij?
Zullen onze kinderen gespaard blijven van enige vorm van onheil
zoals relatieproblemen, drugs, geweld?
Zullen onze kinderen (die ook de volwassenen van morgen zijn)
sterk genoeg zijn om hun weg door het leven te vinden?
Wens van alle ouders/ opvoeders =
Kinderen die gelukkig mogen zijn en daartoe als ouder/ opvoeder
kunnen bijdragen!
Hoe moet opvoeding en onderwijs eruit zien?
Vele meningen, die vaak niet realistisch zijn
Vb: er moet strenger opgevoed worden, ‘de jeugd van tegenwoordig’ heeft
geen respect meer
Onvoldoende respect voor normen en waarden
In opvoeding en onderwijs worden altijd normen en waarden
overgedragen!
Vooraleer we kunnen stilstaan wat we als KO/ opvoeder kunnen
betekenen in de morele ontwikkeling van de kinderen, is het
belangrijk om stil te staan bij dit ontwikkelingsdomein vanuit de
ontwikkelingspsychologie.
, 2.1. De morele ontwikkeling van de peuter
Vanaf 2,5 jaar: besef van goed en kwaad
Aan- of afwezigheid van opvoeder speelt een belangrijke ro
rustig eigen zinnetje doen als mama weg is
Vervolgens wel weten wat niet mag, maar zich niet kunnen
inhouden en het toch doen
peuter zegt: “foei, stout! Dat mag niet”
schuld op een ander schuiven
het is “vanzelf” gebeurd
Wat moreel goed of slecht is = afhankelijk van de gevolgen
foutief gedrag wordt bestraft, goed gedrag wordt beloond
2.2. De morele ontwikkeling van de kleuter
Verinnerlijking van de geboden en verboden van de ouders
”eigen” geweten = spiegelgeweten
nog geen begrip van het waarom
2.3. De morele ontwikkeling volgens Kohlberg
Kohlbergs theorie – Piagets theorie
= elke stap vergt cognitieve vooruitgang, niet iedereen bereikt hoogste
stadium
Preconventionele fasen (peuter/ kleuter)
Goed = wat je niet doet omdat je anders straf krijgt
Goed = wat prettig is (= beloning, eigen voordeel)
, Conventionele fasen (lagereschoolkind)
Goed = wat binnen je directe omgeving als norm geldt
Goed = wat binnen de ruimere sociale systemen als norm geldt
Postconventionele fasen (adolescent/ volwassenen)
Goed = gebaseerd op abstracte morele principes
Goed = gebaseerd op persoonlijke verantwoordelijkheid en prioriteit
Kohlbergs theorie – onderzoek met morele dilemma’s
“Heinz’ vrouw is dodelijk ziek. Er is maar één medicijn dat haar kan
genezen, maar dat medicijn wordt maar door één apotheker verkocht. Die
apotheker maakt van zijn positie misbruik en vraagt enorm veel geld voor
het medicijn. Heinz kan dit onmogelijk betalen, maar de apotheker weigert
het voor minder geld te geven. Mag Heinz het medicijn stelen?”
Kritiek op Kohlberg
rechtlijnige opeenvolging: eerder afhankelijk van de situatie
onderzoek vnl. bij jongens
(stuk in handboek over psychologe Gilligan SCHRAPPEN)
2.4. de morele ontwikkeling stimuleren in de kleuterklas
Morele opvoeding:
helpt kinderen een afweging te maken tussen wat goed en kwaad is
helpt hen te oriënteren op wat van belang is voor vele mensen, op
wat menselijk/wenselijk is en zich af te keren van wat menselijk
gezien verwerpelijk is.
wil dat kinderen en jongeren niet alleen ontdekken wat kostbaar is,
voor zichzelf, maar ook wat bijdraagt tot het zogenaamde
‘gemeenschappelijke goede’, wat eigenlijk door iedereen als zinvol
en goed erkend moet worden.
Het gaat veel minder om concrete waarden, maar wel om een
houding van respectvol leren omgaan met de veelvormigheid van
waarden en normen.
Waardeverhalen: openen een bepaalde blik op de werkelijkheid die
aan het denken zet.
2.5. Link tussen morele opvoeding en godsdienst
Visie op wat goed/kwaad is, komt steeds voort uit je
levensbeschouwing
MAAR: de vraag ‘vanuit welke levensbeschouwing komt deze visie voort?’
= moeilijk!
Hoofdstuk 1
1. Enkele begrippen verhelderd
1.1. Is er een verschil tussen godsdienst en religie?
Godsdienst is een levensbeschouwing waarin de dienst aan het geloof in
god of goden essentieel is.
Religie is een levensbeschouwing waarin het zoeken van verbondenheid,
verdieping en spiritualiteit centraal staat, zonder dat dat allemaal precies
moet worden gedefinieerd.
Afgeleid van religare: binden – zich verbinden met
Boeddhisme is een religie, Islam is een godsdienst
Religieus: wordt bij heel veel zaken (vooral ervaringen) gebruikt om
aan te geven dat er iets ‘speciaals’ was, dat het gevoel dieper ging
dan normaal.
Spiritualiteit : afgeleid van het Franse ‘spiritualité’ om dit
tussengebied te kunnen benoemen met een eigen term.
‘’ Alle godsdienstige mensen zijn religieus, maar niet alle religieus
ingestelde mensen zijn godsdienstig.’’
1.2. Levensbeschouwing als koepelterm
Levensbeschouwing
= een activiteit: het beschouwen van het leven, een menselijke bezigheid
en heeft te maken met waarden, moraal, identiteit, relaties, samenleven,
zingeving etc…
= een koepelterm om een min of meer consistente neerslag van die
activiteit aan te duiden (een levensbeschouwing).
Deze activiteit is dus ‘des mensen’, want iedereen kijkt naar het leven, de
wereld en mensen om zich heen!
Familie, cultuur, land, werelddeel zijn initieel essentieel in de
levensbeschouwelijke vorming.
Maar:
Naarmate we opgroeien zal de mens ‘ik’ leren zeggen en dus ook –
tegelijk- de ‘ander’ ontdekken, en het andere, het vreemde.
In onze zeer gediversifieerde samenleving is diversiteit en verschil
niet meer weg te denken.
De aanzetten om zich op het leven te oriënteren zullen ook al gauw niet
meer mono levensbeschouwelijk zijn.
, 2. De morele ontwikkeling
Waartoe opvoeden?
Welke toekomst is er weggelegd voor onze kinderen?
Zullen zij het even goed en mogelijk nog beter hebben dan wij?
Zullen onze kinderen gespaard blijven van enige vorm van onheil
zoals relatieproblemen, drugs, geweld?
Zullen onze kinderen (die ook de volwassenen van morgen zijn)
sterk genoeg zijn om hun weg door het leven te vinden?
Wens van alle ouders/ opvoeders =
Kinderen die gelukkig mogen zijn en daartoe als ouder/ opvoeder
kunnen bijdragen!
Hoe moet opvoeding en onderwijs eruit zien?
Vele meningen, die vaak niet realistisch zijn
Vb: er moet strenger opgevoed worden, ‘de jeugd van tegenwoordig’ heeft
geen respect meer
Onvoldoende respect voor normen en waarden
In opvoeding en onderwijs worden altijd normen en waarden
overgedragen!
Vooraleer we kunnen stilstaan wat we als KO/ opvoeder kunnen
betekenen in de morele ontwikkeling van de kinderen, is het
belangrijk om stil te staan bij dit ontwikkelingsdomein vanuit de
ontwikkelingspsychologie.
, 2.1. De morele ontwikkeling van de peuter
Vanaf 2,5 jaar: besef van goed en kwaad
Aan- of afwezigheid van opvoeder speelt een belangrijke ro
rustig eigen zinnetje doen als mama weg is
Vervolgens wel weten wat niet mag, maar zich niet kunnen
inhouden en het toch doen
peuter zegt: “foei, stout! Dat mag niet”
schuld op een ander schuiven
het is “vanzelf” gebeurd
Wat moreel goed of slecht is = afhankelijk van de gevolgen
foutief gedrag wordt bestraft, goed gedrag wordt beloond
2.2. De morele ontwikkeling van de kleuter
Verinnerlijking van de geboden en verboden van de ouders
”eigen” geweten = spiegelgeweten
nog geen begrip van het waarom
2.3. De morele ontwikkeling volgens Kohlberg
Kohlbergs theorie – Piagets theorie
= elke stap vergt cognitieve vooruitgang, niet iedereen bereikt hoogste
stadium
Preconventionele fasen (peuter/ kleuter)
Goed = wat je niet doet omdat je anders straf krijgt
Goed = wat prettig is (= beloning, eigen voordeel)
, Conventionele fasen (lagereschoolkind)
Goed = wat binnen je directe omgeving als norm geldt
Goed = wat binnen de ruimere sociale systemen als norm geldt
Postconventionele fasen (adolescent/ volwassenen)
Goed = gebaseerd op abstracte morele principes
Goed = gebaseerd op persoonlijke verantwoordelijkheid en prioriteit
Kohlbergs theorie – onderzoek met morele dilemma’s
“Heinz’ vrouw is dodelijk ziek. Er is maar één medicijn dat haar kan
genezen, maar dat medicijn wordt maar door één apotheker verkocht. Die
apotheker maakt van zijn positie misbruik en vraagt enorm veel geld voor
het medicijn. Heinz kan dit onmogelijk betalen, maar de apotheker weigert
het voor minder geld te geven. Mag Heinz het medicijn stelen?”
Kritiek op Kohlberg
rechtlijnige opeenvolging: eerder afhankelijk van de situatie
onderzoek vnl. bij jongens
(stuk in handboek over psychologe Gilligan SCHRAPPEN)
2.4. de morele ontwikkeling stimuleren in de kleuterklas
Morele opvoeding:
helpt kinderen een afweging te maken tussen wat goed en kwaad is
helpt hen te oriënteren op wat van belang is voor vele mensen, op
wat menselijk/wenselijk is en zich af te keren van wat menselijk
gezien verwerpelijk is.
wil dat kinderen en jongeren niet alleen ontdekken wat kostbaar is,
voor zichzelf, maar ook wat bijdraagt tot het zogenaamde
‘gemeenschappelijke goede’, wat eigenlijk door iedereen als zinvol
en goed erkend moet worden.
Het gaat veel minder om concrete waarden, maar wel om een
houding van respectvol leren omgaan met de veelvormigheid van
waarden en normen.
Waardeverhalen: openen een bepaalde blik op de werkelijkheid die
aan het denken zet.
2.5. Link tussen morele opvoeding en godsdienst
Visie op wat goed/kwaad is, komt steeds voort uit je
levensbeschouwing
MAAR: de vraag ‘vanuit welke levensbeschouwing komt deze visie voort?’
= moeilijk!