Geschiedenis toelatingstoets
1. Tijd van jagers en boeren (3000 v. Chr.)
1.1 Jager-verzaamelaars
Eerste menssoort waren de homo erectus (de rechtop lopende mens) deze vertrokken
uit Afrika en in Europa ontwikkelde zich uit de homo erectus een plaatselijke
menssoort: Neanderthaler. Tegenwoordig is er nog maar 1 menssoort: Homo sapiens.
Steeds verdrong de nieuwe menssoort de oude menssoorten. (waarschijnlijk omdat ze
zich beter konden aanpassen aan de omstandigheden)
Jagen en verzamelen oudste vorm van bestaan (tegenwoordig nog paar mensen die zo
leven) Nomadisch bestaan, omdat ze steeds rondtrekken op zoek naar voedsel.
Rendierjagers leefden net zoals nomaden, omdat ze grote afstanden moesten afleggen
om kuddes rendieren te kunnen volgen. Ze gebruikten de rendieren voor vlees,
gereedschap, tenten en kleding. Belangrijkste materialen van rendierjagers waren:
vuur, vuurstenen, botten en hout. Het vuur zorgde er voor dat ze konden overleven in
koude gebieden, dat roofdieren op afstand gehouden worden en zorgde er voor dat je
het eten kon koken.
Jagers en vissers Het werd warmer en rendieren trokken weg dus er kwamen andere
dieren. Waaronder vissen doordat er meer visrijke meren waren. Ze hoefden niet meer
ver te trekken en konden in een vast gebied blijven, omdat er voldoende voedsel was.
1.2 De overgang van jagen en verzamelen naar landbouw
De eerste boeren leefden ca. 10.000 jaar voor christus in het Midden-Oosten dit
gebied wordt de Vruchtbare halvemaan genoemd. Hier vandaan verspreid de
landbouw zich over de aangrenzende gebieden.
Verschillen tussen jager-verzamelaars en landbouwsamenleving is dat jager-
verzamelaars rondtrokken ze hadden meestal weinig bezittingen daardoor worden er
ook minder archeologie vondsten van jager-verzamelaars gevonden dan van boeren.
De gevolgen van de landbouw had zoveel gevolgen waardoor er ook word gesproken
over een agrarische revolutie. Ze konden op een vaste plek blijven wonen en door alle
productie groeide de bevolking in landbouw gebieden. Niet iedereen hoefde zich bezig
te houden op het land dus ze konden zich specialiseren. → De landbouw had niet
alleen voordelen zo zijn veel landbouw gebieden die vroeger gebruikt werden niet
meer vruchtbaar door erosie en doordat ze dieren hadden kregen de mensen nieuwe
ziekten die eigenlijk alleen bij dieren voorkwamen.
De eerste landbouwcultuur in West-Europa was de Bandkeramiekcultuur, deze naam is
afkomstig van de opvallende versiering in de vorm van een band op het aardewerk.
Een andere belangrijke landbouwcultuur was de trechterbekercultuur, ze kregen hun
naam door de trechtervormige potten, bekers en schalen. Deze namen ze mee in hun
hunebed. (hunebedden werden gebruikt als grafkelders)
, Steen was een hele lange periode het belangrijkste materiaal om gereedschap of
wapens te maken. Inmiddels is het al overgenomen door brons en ijzer. Er werd zowel
bij de jagers en verzamelaars als bij de boeren veel gebruik gemaakt van steen, daarom
wordt er ook wel gesproken over de Steentijd.
1.3 Religieuze uitingen: grottekeningen, beeldjes en grafgiften.
Mensen konden vroeger niet schrijven, dus we weten niet hoe ze dachten of zich
voelden in die tijd, maar we hebben wel kunstwerken gevonden. Hierop zijn religieuze
opvattingen zichtbaar. Ook worden er allerlei grafgiften teruggevonden, dit zou iets
kunnen zeggen over een geloof in het hiernamaals, waarbij doden giften meekregen
voor hun reis naar het dodenrijk.
1.4 De bronnen van dit tijdvak
Veel kennis over dit tijdvak is opgedaan door archeologie aangezien mensen nog niet
konden schrijven. Deze archeologie heeft ons veel kennis opgedaan over de oudheid
en moet nauwkeurig gebeuren. Prehistorie is de tijd waarvan we geen geschreven
bronnen kunnen vinden, de prehistorie eindigt wanneer er schriftelijke bronnen
gevonden zijn. Het verschilt per plaats wanneer de prehistorie eindigt, zo zijn sommige
gebieden al duizenden jaren geleden uit de prehistorie terwijl sommige gebieden 80
jaar geleden nog maar uit de prehistorie kwamen.
Archeologie word steeds preciezer, dit komt doordat ze nieuwe technieken
ontwikkelen zo zullen ze bijvoorbeeld over 1000 jaar nog veel meer informatie te
weten komen van iets wat wij nu al gevonden hebben. Voor de ouderdom te bepalen
hebben ze nu allemaal technieken bedacht. Er zijn weinig vondsten uit de prehistorie,
toch kunnen ze aan de hand van deze vondsten al veel te weten komen over de
prehistorie.
2. Tijd van Grieken en Romeinen (3000 v. Chr.-500 na Chr.)
2.1 De eerste beschavingen: het ontstaan van stadstaten
Niet iedereen moest nog op de boerderij werken, dus mensen konden zich
specialiseren in andere beroepen. De beoefenaars hiervan leefden samen in
stadstaten. De stadstaten werden een centrum van nieuwe ideeën en ontwikkelingen.
Landbouwsamenlevingen in het Midden-Oosten (halve maan gebied) lagen aan de
rivieren: de Eufraat, de Tigris en de Nijl. De landbouw was afhankelijk van irrigatie
waarbij ze waterkanaaltjes maakten door het land. Daarom was samenwerking tussen
de boeren van groot belang. De goden speelden een belangrijke rol, want de goden
moesten gunstig gesteld worden, zodat hun oogst niet verpest werd. Daarom werden
er tempels gebouwd. Je moest je vruchtbare grond goed verdedigen want ze
veroverden vruchtbare gronden. Een verovering van vruchtbare grond was niet alleen
nuttig voor de grond, maar ook de slaven die hier op het land werkten. Daarom moest
alles goed geleid worden door ambtenaren en bestuurders die geleid werden door de
koning. Er ontstonden stadstaten of beschavingen waarbij mensen zich niet meer
alleen hoefden bezig te houden met zaken die met het land te maken hadden. Mensen
moesten belasting betalen voor het voedsel en de koning stelde regels vast die binnen
hun staat gelde. Zo ontstonden de eerste geschreven wetten.
, Er waren ook grote gebieden die koloniën stichten. Door koloniën werd handel erg
belangrijk. Athene valt enorm op doordat door nieuwe ideeën werden ontwikkeld,
zoals de democratie en filosofie. Er ontstond in Athene een democratische
bestuursvorm waarbij alle “vrije” mannen invloed hadden op het bestuur. Sommige
geleerden geloofden niet in de natuurverschijnselen vanuit hun godsdienst en gingen
zelf ontdekken hoe het allemaal in elkaar zat.
2.2 Het romeinse rijk
De stadstaat Rome groeide door verovering uit tot een groot Romeins rijk (ca. 200 v.
Chr.-400 na Chr.) Er werden in dit rijk veel zaken overgenomen uit de Griekse cultuur,
daarom spreken we van een Grieks-Romeinse cultuur. De veroveringen starten in
Rome en daarna veroveren ze zoveel mogelijk omliggende gebieden, werd geleid door
Julius Caesar. De opvolger die keizer was van het rijk noemde zichzelf Caesar als
eerbetoon. Ze zorgden er voor dat er duidelijk grenzen waren, waar zeeën lagen,
rivieren, maar waar geen duidelijke grenzen waren maakten ze zelf grenzen.
Buiten dat ze goed waren in het veroveren van gebieden, waren ze ook heel erg
geordend. Er waren duidelijk afspraken en er waren legers die zich makkelijk konden
verplaatsen via aangelegde wegen. In alle gebieden golden dezelfde wetten. De wegen
waren ook heel erg handig voor handel en voor bestuursambtenaren (om belasting te
innen) Ze spraken ook overal Latijns, dus ze konden goed communiceren en over het
hele rijk werd de Romeinse munt gebruikt. Romanisatie de mensen uit de veroverde
gebieden namen steeds meer dingen van de romeinen over. Ze hadden ook veel
slaven, deze kwamen uit de veroverde gebieden en deden al het zware werk.
De romeinen waren heel goed in dingen bouwen, ze maakten heel hele stad volgens
een plan en dachten na over alle faciliteiten (ook vrijetijdsbestedingen).
Er zijn verschillende redenen voor het ondergaan van het romeinse rijk: wisselingen
van keizers, hoge militairen zagen zichzelf als goede keizer en ze gingen in strijd de
winnaar werd keizer, ze waren goed in het aanvoeren van een leger, maar het land
besturen konden ze niet zo goed. Het grootste probleem was dat er veel mensen het
Romeinse rijk binnen wouden, ze lieten een aantal mensen toe zoals de fransen en die
moesten helpen om de grenzen te verdedigen. Een bijkomend probleem was dat de
economie in een crisis raakte, door extra belasting die nodig was om het leger te
versterken. Het Romeinse rijk werd opgedeeld in het West-Romeinse rijk en Oost-
Romeinse rijk, een paar jaar later hield het West-Romeinse rijk op met bestaan. Het
Oost-Romeinse rijk bleef nog bijna duizend jaar bestaan tot het veroverd werd door de
Turken. (1453)
Bij het grensgebied met andere landen leefden ook Romeinen zo maakten bewoners
van deze landen kennis met de Grieks-Romeinse cultuur. Het was een cultuur die sterk
verschilde dan andere culturen. Omdat het om een grensgebied gaat was hun invloed
hier veel minder dan bijvoorbeeld in Spanje of Frankrijk. Na de verdwijning van het
Romeinse rijk verdwenen ook veel wegen en bruggen, omdat ze niet meer
onderhouden werden. (ook in Nederland zijn er geen sporen meer van het Romeinse
rijk)
1. Tijd van jagers en boeren (3000 v. Chr.)
1.1 Jager-verzaamelaars
Eerste menssoort waren de homo erectus (de rechtop lopende mens) deze vertrokken
uit Afrika en in Europa ontwikkelde zich uit de homo erectus een plaatselijke
menssoort: Neanderthaler. Tegenwoordig is er nog maar 1 menssoort: Homo sapiens.
Steeds verdrong de nieuwe menssoort de oude menssoorten. (waarschijnlijk omdat ze
zich beter konden aanpassen aan de omstandigheden)
Jagen en verzamelen oudste vorm van bestaan (tegenwoordig nog paar mensen die zo
leven) Nomadisch bestaan, omdat ze steeds rondtrekken op zoek naar voedsel.
Rendierjagers leefden net zoals nomaden, omdat ze grote afstanden moesten afleggen
om kuddes rendieren te kunnen volgen. Ze gebruikten de rendieren voor vlees,
gereedschap, tenten en kleding. Belangrijkste materialen van rendierjagers waren:
vuur, vuurstenen, botten en hout. Het vuur zorgde er voor dat ze konden overleven in
koude gebieden, dat roofdieren op afstand gehouden worden en zorgde er voor dat je
het eten kon koken.
Jagers en vissers Het werd warmer en rendieren trokken weg dus er kwamen andere
dieren. Waaronder vissen doordat er meer visrijke meren waren. Ze hoefden niet meer
ver te trekken en konden in een vast gebied blijven, omdat er voldoende voedsel was.
1.2 De overgang van jagen en verzamelen naar landbouw
De eerste boeren leefden ca. 10.000 jaar voor christus in het Midden-Oosten dit
gebied wordt de Vruchtbare halvemaan genoemd. Hier vandaan verspreid de
landbouw zich over de aangrenzende gebieden.
Verschillen tussen jager-verzamelaars en landbouwsamenleving is dat jager-
verzamelaars rondtrokken ze hadden meestal weinig bezittingen daardoor worden er
ook minder archeologie vondsten van jager-verzamelaars gevonden dan van boeren.
De gevolgen van de landbouw had zoveel gevolgen waardoor er ook word gesproken
over een agrarische revolutie. Ze konden op een vaste plek blijven wonen en door alle
productie groeide de bevolking in landbouw gebieden. Niet iedereen hoefde zich bezig
te houden op het land dus ze konden zich specialiseren. → De landbouw had niet
alleen voordelen zo zijn veel landbouw gebieden die vroeger gebruikt werden niet
meer vruchtbaar door erosie en doordat ze dieren hadden kregen de mensen nieuwe
ziekten die eigenlijk alleen bij dieren voorkwamen.
De eerste landbouwcultuur in West-Europa was de Bandkeramiekcultuur, deze naam is
afkomstig van de opvallende versiering in de vorm van een band op het aardewerk.
Een andere belangrijke landbouwcultuur was de trechterbekercultuur, ze kregen hun
naam door de trechtervormige potten, bekers en schalen. Deze namen ze mee in hun
hunebed. (hunebedden werden gebruikt als grafkelders)
, Steen was een hele lange periode het belangrijkste materiaal om gereedschap of
wapens te maken. Inmiddels is het al overgenomen door brons en ijzer. Er werd zowel
bij de jagers en verzamelaars als bij de boeren veel gebruik gemaakt van steen, daarom
wordt er ook wel gesproken over de Steentijd.
1.3 Religieuze uitingen: grottekeningen, beeldjes en grafgiften.
Mensen konden vroeger niet schrijven, dus we weten niet hoe ze dachten of zich
voelden in die tijd, maar we hebben wel kunstwerken gevonden. Hierop zijn religieuze
opvattingen zichtbaar. Ook worden er allerlei grafgiften teruggevonden, dit zou iets
kunnen zeggen over een geloof in het hiernamaals, waarbij doden giften meekregen
voor hun reis naar het dodenrijk.
1.4 De bronnen van dit tijdvak
Veel kennis over dit tijdvak is opgedaan door archeologie aangezien mensen nog niet
konden schrijven. Deze archeologie heeft ons veel kennis opgedaan over de oudheid
en moet nauwkeurig gebeuren. Prehistorie is de tijd waarvan we geen geschreven
bronnen kunnen vinden, de prehistorie eindigt wanneer er schriftelijke bronnen
gevonden zijn. Het verschilt per plaats wanneer de prehistorie eindigt, zo zijn sommige
gebieden al duizenden jaren geleden uit de prehistorie terwijl sommige gebieden 80
jaar geleden nog maar uit de prehistorie kwamen.
Archeologie word steeds preciezer, dit komt doordat ze nieuwe technieken
ontwikkelen zo zullen ze bijvoorbeeld over 1000 jaar nog veel meer informatie te
weten komen van iets wat wij nu al gevonden hebben. Voor de ouderdom te bepalen
hebben ze nu allemaal technieken bedacht. Er zijn weinig vondsten uit de prehistorie,
toch kunnen ze aan de hand van deze vondsten al veel te weten komen over de
prehistorie.
2. Tijd van Grieken en Romeinen (3000 v. Chr.-500 na Chr.)
2.1 De eerste beschavingen: het ontstaan van stadstaten
Niet iedereen moest nog op de boerderij werken, dus mensen konden zich
specialiseren in andere beroepen. De beoefenaars hiervan leefden samen in
stadstaten. De stadstaten werden een centrum van nieuwe ideeën en ontwikkelingen.
Landbouwsamenlevingen in het Midden-Oosten (halve maan gebied) lagen aan de
rivieren: de Eufraat, de Tigris en de Nijl. De landbouw was afhankelijk van irrigatie
waarbij ze waterkanaaltjes maakten door het land. Daarom was samenwerking tussen
de boeren van groot belang. De goden speelden een belangrijke rol, want de goden
moesten gunstig gesteld worden, zodat hun oogst niet verpest werd. Daarom werden
er tempels gebouwd. Je moest je vruchtbare grond goed verdedigen want ze
veroverden vruchtbare gronden. Een verovering van vruchtbare grond was niet alleen
nuttig voor de grond, maar ook de slaven die hier op het land werkten. Daarom moest
alles goed geleid worden door ambtenaren en bestuurders die geleid werden door de
koning. Er ontstonden stadstaten of beschavingen waarbij mensen zich niet meer
alleen hoefden bezig te houden met zaken die met het land te maken hadden. Mensen
moesten belasting betalen voor het voedsel en de koning stelde regels vast die binnen
hun staat gelde. Zo ontstonden de eerste geschreven wetten.
, Er waren ook grote gebieden die koloniën stichten. Door koloniën werd handel erg
belangrijk. Athene valt enorm op doordat door nieuwe ideeën werden ontwikkeld,
zoals de democratie en filosofie. Er ontstond in Athene een democratische
bestuursvorm waarbij alle “vrije” mannen invloed hadden op het bestuur. Sommige
geleerden geloofden niet in de natuurverschijnselen vanuit hun godsdienst en gingen
zelf ontdekken hoe het allemaal in elkaar zat.
2.2 Het romeinse rijk
De stadstaat Rome groeide door verovering uit tot een groot Romeins rijk (ca. 200 v.
Chr.-400 na Chr.) Er werden in dit rijk veel zaken overgenomen uit de Griekse cultuur,
daarom spreken we van een Grieks-Romeinse cultuur. De veroveringen starten in
Rome en daarna veroveren ze zoveel mogelijk omliggende gebieden, werd geleid door
Julius Caesar. De opvolger die keizer was van het rijk noemde zichzelf Caesar als
eerbetoon. Ze zorgden er voor dat er duidelijk grenzen waren, waar zeeën lagen,
rivieren, maar waar geen duidelijke grenzen waren maakten ze zelf grenzen.
Buiten dat ze goed waren in het veroveren van gebieden, waren ze ook heel erg
geordend. Er waren duidelijk afspraken en er waren legers die zich makkelijk konden
verplaatsen via aangelegde wegen. In alle gebieden golden dezelfde wetten. De wegen
waren ook heel erg handig voor handel en voor bestuursambtenaren (om belasting te
innen) Ze spraken ook overal Latijns, dus ze konden goed communiceren en over het
hele rijk werd de Romeinse munt gebruikt. Romanisatie de mensen uit de veroverde
gebieden namen steeds meer dingen van de romeinen over. Ze hadden ook veel
slaven, deze kwamen uit de veroverde gebieden en deden al het zware werk.
De romeinen waren heel goed in dingen bouwen, ze maakten heel hele stad volgens
een plan en dachten na over alle faciliteiten (ook vrijetijdsbestedingen).
Er zijn verschillende redenen voor het ondergaan van het romeinse rijk: wisselingen
van keizers, hoge militairen zagen zichzelf als goede keizer en ze gingen in strijd de
winnaar werd keizer, ze waren goed in het aanvoeren van een leger, maar het land
besturen konden ze niet zo goed. Het grootste probleem was dat er veel mensen het
Romeinse rijk binnen wouden, ze lieten een aantal mensen toe zoals de fransen en die
moesten helpen om de grenzen te verdedigen. Een bijkomend probleem was dat de
economie in een crisis raakte, door extra belasting die nodig was om het leger te
versterken. Het Romeinse rijk werd opgedeeld in het West-Romeinse rijk en Oost-
Romeinse rijk, een paar jaar later hield het West-Romeinse rijk op met bestaan. Het
Oost-Romeinse rijk bleef nog bijna duizend jaar bestaan tot het veroverd werd door de
Turken. (1453)
Bij het grensgebied met andere landen leefden ook Romeinen zo maakten bewoners
van deze landen kennis met de Grieks-Romeinse cultuur. Het was een cultuur die sterk
verschilde dan andere culturen. Omdat het om een grensgebied gaat was hun invloed
hier veel minder dan bijvoorbeeld in Spanje of Frankrijk. Na de verdwijning van het
Romeinse rijk verdwenen ook veel wegen en bruggen, omdat ze niet meer
onderhouden werden. (ook in Nederland zijn er geen sporen meer van het Romeinse
rijk)