Hoofdstuk 2 – Factoren van de baring
2.1 Baringskanaal
Het baringskanaal is het kanaal waardoor de foetus tijdens de geboorte uitgedreven wordt
(fig. 2.1). Het bestaat uit twee onderdelen:
• Beenderig baringskanaal: gevormd door het kleine bekken (bekkeningang,
bekkenholte en bekkenuitgang).
• Weke baringskanaal: gevormd door de uterus (vooral het OUS = onderste
uterussegment), cervix, vagina, vulva, bekkenbodemspieren en perineum.
Het weke baringskanaal kan
uitrekken, maar het beenderig kanaal
niet. Daarom bepaalt het beenderig
bekken uiteindelijk hoeveel ruimte er
beschikbaar is voor de baby tijdens de
geboorte.
2.1.1 Beenderig baringskanaal
Het bekken speelt een centrale rol in het baringsproces. Het is een komvormige structuur,
gevormd door twee heupbeenderen (ossa coxae), het heiligbeen (os sacrum) en het
staartbeen (os coccygis). Het vrouwelijk bekken is typisch lichter, ondieper en wijder dan het
mannelijk bekken, met een bredere hoek tussen de schaambeenbogen (Waugh & Grant,
2007).
Het beenderig baringskanaal heeft een gebogen
verloop:
• bovenaan licht naar achter gericht,
• in het midden parallel aan de lichaamsas,
• en onderaan naar voren gebogen (fig. 2.2).
,2.1.1.1 Structuren
Het bekken bestaat uit:
• Os coxae (2 heupbeenderen), opgebouwd uit:
o os ilium (darmbeen),
o os ischii (zitbeen),
o os pubis (schaambeen).
• Os sacrum (heiligbeen)
• Os coccygis (staartbeen)
Het bekken wordt verdeeld in:
• Groot bekken (boven de linea terminalis)
• Klein bekken (onder de linea terminalis) (fig. 2.3, 2.4a, 2.4b)
Tijdens de zwangerschap ondergaan de
verbindingen tussen deze botten veranderingen door hormonen zoals progesteron en
relaxine. Deze verweken ligamenten en kraakbeen waardoor het bekken beweeglijker
wordt.
Belangrijke bekkenverbindingen (fig. 2.5a & b):
1. Symfyse
Verweking kan de afstand tussen beide schaambeenderen vergroten. Uitgesproken
verweking met pijn = symfysiolyse.
, Symptomen:
o pijn bij opstaan en lopen
o drukpijn symfyse
o pijn bij bekkenheffing in ruglig
2. Sacro-iliacale gewrichten
Verhoogde mobiliteit → soms rugklachten, maar ook grotere bekkenruimte tijdens
bevalling (Sweet, 1997).
3. Sacrococcygeale gewricht
Staartbeen kan naar achter kantelen, waardoor de bekkenuitgang groter wordt
tijdens uitdrijving.
2.1.1.2 Ligamenta pelvis
Sterke ligamenten verbinden de bekkenbeenderen en zorgen voor stabiliteit. Onder invloed
van relaxine worden ze soepeler, wat extra
ruimte creëert tijdens de baring. Dit kan
echter pijn geven, vooral in de onderrug,
tegen het einde van de zwangerschap en
postpartum.
De ligamenta sacro-spinale en sacro-
tuberale vormen de laterale begrenzing van
de bekkenuitgang (fig. 2.6, 2.7).
2.1.1.3 Gynaecoïd bekken
Het gynaecoïde bekken is het typische vrouwelijke bekken en vormt de basis voor
verloskundige anatomie (fig. 2.8). Het grote bekken speelt geen rol; enkel het kleine bekken
is van belang.