Samenvatting hoofd en hals
Hoofdstuk 1. Inleiding anatomie
Anatomische nomenclatuur is het systeem van namen voor anatomische structuren
gebaseerd op het lichaam in anatomische posi6e. Dit is rechtstaand, armen naast het
lichaam handpalmen en tenen naar voor gericht en de ogen kijken ook recht naar voor.
Termen
Boven: superior/craniaal
Onder: inferior/caudaal
Vooraan: anterior/ventraal
Achteraan: posterior/dorsaal
Apex: 6p of punt
Mediaanvlak: verdeelt het lichaam in 2 gelijke delen
Sagitaal/para-sagiHaal vlak: evenwijdig aan het mediaanvlak
Horizontaal/transversaal vlak: verdeelt het lichaam in een superior en inferior deel
Frontaal/codaal vlak: verdeelt het lichaam in een anterior en posterior deel
Axiaal vlak: horizontaal vlak
Sagitalle vlak: door het mediane vlak (zijaanzicht)
Coronale vlak: frontale vlak
Mediaal: dichter bij mediane vlak
Lateraal: verder van het mediane vlak
Proximaal: dichter bij het aanhech6ngspunt gelegen
Distaal: verder van het aanhech6ngspunt gelegen
Ipsilateraal: aan dezelfde zijde van het mediane vlak
Contralateraal; tegenovergestelde zijde van het mediane vlak
Superficiaal: oppervlakkiger
Profundiaal: dieper
Hypertrofisch: groter dan
Hypotrofisch: kleiner dan
Macro: groter
Micro: kleiner
Concaaf: hol
Convex: bol
,Hoofdstuk 2. Het menselijk gebit
Doorbreken van het melkgebit
6 maand centrale snijtand onder
8-9 maand centrale snijtand boven
12 maand laterale snijtand (boven eerst)
16 maand eerste melkmolaar boven en onder
20 maand hoektanden boven en onder
24-30 maand tweede melkmolaar boven en onder
Eerste wisselfase (6-8 jaar)
Centrale incisieven onder
Eerste molaren
Centrale incisieven boven
Laterale incisieven onder
Laterale incisieven boven
Rus^ase (8-10 jaar)
Wortelvorming defini6eve tanden blij` verder evolueren
Tweede wisselfase (10-12 jaar)
Hoektanden onder
1e premolaren
Hoektanden boven
2e premolaren
2e molaar
De occlusie is hoe de tanden op elkaar passen. Dit is geen rechte lijn maar een curve (curve
van spee). Molaren in de onderkaak kippen naar linguaal en molaren in bovenkaak naar
buccaal. De curve van wilson is een lijn die getrokken wordt van de linker naar de rechter
molaar.
Karakteris6eken
Heterodont: verschillende soorten tanden (4 soorten)
Diphyodont: 2 genera6es gebitselementen
- Den6s decidui (melkgebit)
- Den6s permanentes (defini6ef gebit)
Thecodont: elementen zijn niet verankerd via bot maar via parodo6um gehecht aan bot
(verend en elas6sch)
Hyperdon6e: minstens 1 tand te veel
Hypodon6e: tussen 1 en 6 ontbrekende tanden (verstandskiezen niet meegerekend)
Oligodon6e: 6 of meer ontbrekende tanden (verstandskiezen niet meegerekend)
Anodon6e: alle tanden ontbreken
Anatomie tand
Enamelum: glazuur
Corona clinica: kroon
Den6num: den6ne
,Cavitas den6s: pulpa met zenuw en bloedvaten
Cervix den6s: tandhals
Radix den6s: tandwortel
Cementum: wortelcement
Periodon6um: parodontaal ligament
Canalis radices den6s: wortelkanaal
Apex radices den6s: worteltop
Parodon6um
Labia frenulum: lipbandje
Palatum
Molle; zacht verhemelte, 15% van het totale opp
Durum: harde verhemelte, 85% van het totale opp
Rugae pala6nae: verhemelte plooien, onregelma6g en achter papilla incisiva
Raphe pala6na media: richel op middellijn van huig tot papilla incisiva (bultje achter centrale
incisief bk)
Hoofdstuk 3. Osteologie
Os = been/bot
Processus = uitsteeksel op botoppervlak
Condylus = ovaalvormig onderdeel van gewricht
Caput = kopje van condylus
Epicondylys = uitsteeksel op een condylus
Tuberosital = ruwe verhevenheid op bot (aanhech6ng spier of pees)
Emine6a = kleine verhevenheid of knobbel
Arcus = boogvormig uitsteeksel
Cornu = uitstulpend hoorntje op bot
Crista = spitse rand
Linea = lijm of lijnvormige verhevenheid op bot (aanhech6ng spier)
Spina = doornach6g uitsteeksel op bot met spits of stompuiteinde
Incisura = inkeping op botrand
Sulcus = groeve (meestal voor neurovasculaire bundels)
Fossa = inkeping of put in bot
Lamina = plaatvormig uitsteeksel van een bot
Foramen = opening in het bot (bloedvaten en zenuwen doorheen lopen)
Canalis = lange smalle buisvormige opening
Vanaliculus = klein kanaaltje
Fissura = spleet in het bot
Os6um = smalle opening naar hol orgaan of kanaal
Apertura = opening
Cavum = holte
Perfora6o = abnormale opening
Sutura = verbingen tussen 2 boHen
Ar6cula6o = gewricht
, Symphysis= 2 delen van een bot samengroeien (laat geen satura achter)
Synchondrosis = 2 boHen samengroeien en 6jdelijk flexibele verbinding vormen
Nerocranium = deel van de schedel waar de hersenen inziHen
Viscerocranium = aangezichtsschedel
Neurocranium viscerocranium
Os frontale Os nasale
Os sphenoidale Os lacrimale
Os temporale Os ethmoidale
Os parietale Os sphenoidale
Os occipitale maxilla
Os ethmoidale Os zygoma6cum
Gehoorbeentjes Os temporale
mandibula
vomer
Concha nasalis inferior
Os pala6num
Os hyoideum
Schedel bestaat uit 22 boHen
Enkelvoudig Dubbel/gepaard
Os frontale Os parientale
Os ethmoidale Os temporale
Os sphenoidale Os zygoma6cum
vomer maxilla
Os occipitale Os nasale
mandibula Os lacrimale
Concha nasalis inferior
Os pala6num
1. Os frontale (neurocranium + enkelvoudig) = voorhoofd
Hoofdstuk 1. Inleiding anatomie
Anatomische nomenclatuur is het systeem van namen voor anatomische structuren
gebaseerd op het lichaam in anatomische posi6e. Dit is rechtstaand, armen naast het
lichaam handpalmen en tenen naar voor gericht en de ogen kijken ook recht naar voor.
Termen
Boven: superior/craniaal
Onder: inferior/caudaal
Vooraan: anterior/ventraal
Achteraan: posterior/dorsaal
Apex: 6p of punt
Mediaanvlak: verdeelt het lichaam in 2 gelijke delen
Sagitaal/para-sagiHaal vlak: evenwijdig aan het mediaanvlak
Horizontaal/transversaal vlak: verdeelt het lichaam in een superior en inferior deel
Frontaal/codaal vlak: verdeelt het lichaam in een anterior en posterior deel
Axiaal vlak: horizontaal vlak
Sagitalle vlak: door het mediane vlak (zijaanzicht)
Coronale vlak: frontale vlak
Mediaal: dichter bij mediane vlak
Lateraal: verder van het mediane vlak
Proximaal: dichter bij het aanhech6ngspunt gelegen
Distaal: verder van het aanhech6ngspunt gelegen
Ipsilateraal: aan dezelfde zijde van het mediane vlak
Contralateraal; tegenovergestelde zijde van het mediane vlak
Superficiaal: oppervlakkiger
Profundiaal: dieper
Hypertrofisch: groter dan
Hypotrofisch: kleiner dan
Macro: groter
Micro: kleiner
Concaaf: hol
Convex: bol
,Hoofdstuk 2. Het menselijk gebit
Doorbreken van het melkgebit
6 maand centrale snijtand onder
8-9 maand centrale snijtand boven
12 maand laterale snijtand (boven eerst)
16 maand eerste melkmolaar boven en onder
20 maand hoektanden boven en onder
24-30 maand tweede melkmolaar boven en onder
Eerste wisselfase (6-8 jaar)
Centrale incisieven onder
Eerste molaren
Centrale incisieven boven
Laterale incisieven onder
Laterale incisieven boven
Rus^ase (8-10 jaar)
Wortelvorming defini6eve tanden blij` verder evolueren
Tweede wisselfase (10-12 jaar)
Hoektanden onder
1e premolaren
Hoektanden boven
2e premolaren
2e molaar
De occlusie is hoe de tanden op elkaar passen. Dit is geen rechte lijn maar een curve (curve
van spee). Molaren in de onderkaak kippen naar linguaal en molaren in bovenkaak naar
buccaal. De curve van wilson is een lijn die getrokken wordt van de linker naar de rechter
molaar.
Karakteris6eken
Heterodont: verschillende soorten tanden (4 soorten)
Diphyodont: 2 genera6es gebitselementen
- Den6s decidui (melkgebit)
- Den6s permanentes (defini6ef gebit)
Thecodont: elementen zijn niet verankerd via bot maar via parodo6um gehecht aan bot
(verend en elas6sch)
Hyperdon6e: minstens 1 tand te veel
Hypodon6e: tussen 1 en 6 ontbrekende tanden (verstandskiezen niet meegerekend)
Oligodon6e: 6 of meer ontbrekende tanden (verstandskiezen niet meegerekend)
Anodon6e: alle tanden ontbreken
Anatomie tand
Enamelum: glazuur
Corona clinica: kroon
Den6num: den6ne
,Cavitas den6s: pulpa met zenuw en bloedvaten
Cervix den6s: tandhals
Radix den6s: tandwortel
Cementum: wortelcement
Periodon6um: parodontaal ligament
Canalis radices den6s: wortelkanaal
Apex radices den6s: worteltop
Parodon6um
Labia frenulum: lipbandje
Palatum
Molle; zacht verhemelte, 15% van het totale opp
Durum: harde verhemelte, 85% van het totale opp
Rugae pala6nae: verhemelte plooien, onregelma6g en achter papilla incisiva
Raphe pala6na media: richel op middellijn van huig tot papilla incisiva (bultje achter centrale
incisief bk)
Hoofdstuk 3. Osteologie
Os = been/bot
Processus = uitsteeksel op botoppervlak
Condylus = ovaalvormig onderdeel van gewricht
Caput = kopje van condylus
Epicondylys = uitsteeksel op een condylus
Tuberosital = ruwe verhevenheid op bot (aanhech6ng spier of pees)
Emine6a = kleine verhevenheid of knobbel
Arcus = boogvormig uitsteeksel
Cornu = uitstulpend hoorntje op bot
Crista = spitse rand
Linea = lijm of lijnvormige verhevenheid op bot (aanhech6ng spier)
Spina = doornach6g uitsteeksel op bot met spits of stompuiteinde
Incisura = inkeping op botrand
Sulcus = groeve (meestal voor neurovasculaire bundels)
Fossa = inkeping of put in bot
Lamina = plaatvormig uitsteeksel van een bot
Foramen = opening in het bot (bloedvaten en zenuwen doorheen lopen)
Canalis = lange smalle buisvormige opening
Vanaliculus = klein kanaaltje
Fissura = spleet in het bot
Os6um = smalle opening naar hol orgaan of kanaal
Apertura = opening
Cavum = holte
Perfora6o = abnormale opening
Sutura = verbingen tussen 2 boHen
Ar6cula6o = gewricht
, Symphysis= 2 delen van een bot samengroeien (laat geen satura achter)
Synchondrosis = 2 boHen samengroeien en 6jdelijk flexibele verbinding vormen
Nerocranium = deel van de schedel waar de hersenen inziHen
Viscerocranium = aangezichtsschedel
Neurocranium viscerocranium
Os frontale Os nasale
Os sphenoidale Os lacrimale
Os temporale Os ethmoidale
Os parietale Os sphenoidale
Os occipitale maxilla
Os ethmoidale Os zygoma6cum
Gehoorbeentjes Os temporale
mandibula
vomer
Concha nasalis inferior
Os pala6num
Os hyoideum
Schedel bestaat uit 22 boHen
Enkelvoudig Dubbel/gepaard
Os frontale Os parientale
Os ethmoidale Os temporale
Os sphenoidale Os zygoma6cum
vomer maxilla
Os occipitale Os nasale
mandibula Os lacrimale
Concha nasalis inferior
Os pala6num
1. Os frontale (neurocranium + enkelvoudig) = voorhoofd
