NOTITIES
GESCHIEDENIS VAN DE KLASSIEKE
OUDHEID
Joachim Traest
,
, Les 1: Dark Age en Archaïsche periode
De Minoïsche beschaving: 6000-1450 v.C.
- Opkomst (6000-2000 v.C.)
o 6000 v.C.: neolithische cultuur
o 3000 v.C.: bronstijd in Zuid-Griekenland
o Kreta: oorsprong Minoïsche beschaving
o Koning Minos
o Schapenteelt en graanbouw
- Bloei (2000-1700 v.C.)
o Olijven en wijn
o Welvaart door export, beperkt tot toplaag
o Paleizen in Knossos, Malia en Faistos
o Geen echte steden, paleiseconomie
o Geen verdedigingsmuren dominantie op zee
o Kunstnijverheid
o Vrouwelijke godheden
o Stierencultus
o Syllabisch schrift Lineair A
- Verval (1700-1450 v.C.)
o 1600 v.C.: vulkaanuitbarsting Santorini
o Verval Cycladische beschaving (Egeïsche Zee)
o Invallen Myceense beschaving veroverden Knossos
De Myceense beschaving: 1600-1200 v.C.
- Laatste fase van de Helladische cultuur (Griekse bronstijd)
- 2000 v.C.: eerste Grieken op Kreta
- Stad Mycene (Peloponnesos)
- Vorsten in versterkte paleizen
- Verschillende vorstendommen (bv. Thebe, Pulos, Knossos)
- Paleiseconomie met Lineair B als administratietaal
- Overzeese plundertochten
- Export van textiel en aromatische stoffen
Ondergang van de Myceense beschaving; migraties
- 1200 v.C. Myceense paleizen platgebrand
- Ook andere beschavingen vallen (Nabije Oosten en Egypte)
- Schrift in verval en ontvolkt, verarmd en politiek versnipperd land
- Vermoedelijk invallen van de Doriërs uit Noord-Griekenland en Albanië
- Terugval in primitievere toestanden
- Wel Myceense herinneringen in godennamen, sagen en legenden
, De Dark Age: 1000-750 v.C.
- Griekse bevolkingsdaling
- Materiële cultuur neemt af, het schrift verdwijnt
- IJzertijd in Griekenland
- Politieke versnippering: kleine gemeenschappen met kleine toplaag
- Leiders: basileus
- Verschillende staten met eigen koninkjes
- Koninkjes vergaderden met hun heren in een raad (geen democratie)
- 9e eeuw v.C: bevolkingstoename door migratie
o Noordelijk stuk: sprekers Aeolische dialect
o Middengedeelte: Ioniërs
o Zuidelijke stuk: Doriërs
- Eind 9e eeuw v.C.: expansie
o Noord-Syrië, Fenicië en Cyprus
o Hersteld contact met Voor-Azië
o Materiële en geestelijke vernieuwing
Contact met Voor-Azië en het begin van de Archaïsche Tijd
- Archaïsch = voorklassiek
- Vernieuwingen door contact met Nabije Oosten
o Verbeterde metaalbewerking
o Beschildering van aardewerk
o Verhalende literatuur
o Godenbeelden en openluchtaltaren
o Belangrijkste: alfabetisch schrift van de Feniciërs
8e eeuw: verspreiding alfabet
o 7e eeuw: ontstaan Griekse literatuur
o Homeros: Ilias en Odyssee
o Belangrijke bronnen door elementen uit de Dark Age
De Griekse polis
- Aristocratische maatschappij
- Gemeenschappen met gemeenschapsgevoel
- Klein territorium met autonome bewoners
- Regelden eigen zaken vanuit centrum waar demos (volksvergadering) bijeenkwam
- Volksvergadering, maar de facto alle macht bij aristocraten
- Groeiden uit tot stadstaten
- Koningschap < verkozen magistraten
- Dominante positie voor aristocratie door hun rijkdom
- Falanx (dure bronzen wapenuitrusting) versterkte machtspositie aristocratie
- Later hoplietenfalanx voor niet-aristocratische burgerkrijgers (hoplieten)
- Expansiedrang ten aanzien van andere stadstaten
GESCHIEDENIS VAN DE KLASSIEKE
OUDHEID
Joachim Traest
,
, Les 1: Dark Age en Archaïsche periode
De Minoïsche beschaving: 6000-1450 v.C.
- Opkomst (6000-2000 v.C.)
o 6000 v.C.: neolithische cultuur
o 3000 v.C.: bronstijd in Zuid-Griekenland
o Kreta: oorsprong Minoïsche beschaving
o Koning Minos
o Schapenteelt en graanbouw
- Bloei (2000-1700 v.C.)
o Olijven en wijn
o Welvaart door export, beperkt tot toplaag
o Paleizen in Knossos, Malia en Faistos
o Geen echte steden, paleiseconomie
o Geen verdedigingsmuren dominantie op zee
o Kunstnijverheid
o Vrouwelijke godheden
o Stierencultus
o Syllabisch schrift Lineair A
- Verval (1700-1450 v.C.)
o 1600 v.C.: vulkaanuitbarsting Santorini
o Verval Cycladische beschaving (Egeïsche Zee)
o Invallen Myceense beschaving veroverden Knossos
De Myceense beschaving: 1600-1200 v.C.
- Laatste fase van de Helladische cultuur (Griekse bronstijd)
- 2000 v.C.: eerste Grieken op Kreta
- Stad Mycene (Peloponnesos)
- Vorsten in versterkte paleizen
- Verschillende vorstendommen (bv. Thebe, Pulos, Knossos)
- Paleiseconomie met Lineair B als administratietaal
- Overzeese plundertochten
- Export van textiel en aromatische stoffen
Ondergang van de Myceense beschaving; migraties
- 1200 v.C. Myceense paleizen platgebrand
- Ook andere beschavingen vallen (Nabije Oosten en Egypte)
- Schrift in verval en ontvolkt, verarmd en politiek versnipperd land
- Vermoedelijk invallen van de Doriërs uit Noord-Griekenland en Albanië
- Terugval in primitievere toestanden
- Wel Myceense herinneringen in godennamen, sagen en legenden
, De Dark Age: 1000-750 v.C.
- Griekse bevolkingsdaling
- Materiële cultuur neemt af, het schrift verdwijnt
- IJzertijd in Griekenland
- Politieke versnippering: kleine gemeenschappen met kleine toplaag
- Leiders: basileus
- Verschillende staten met eigen koninkjes
- Koninkjes vergaderden met hun heren in een raad (geen democratie)
- 9e eeuw v.C: bevolkingstoename door migratie
o Noordelijk stuk: sprekers Aeolische dialect
o Middengedeelte: Ioniërs
o Zuidelijke stuk: Doriërs
- Eind 9e eeuw v.C.: expansie
o Noord-Syrië, Fenicië en Cyprus
o Hersteld contact met Voor-Azië
o Materiële en geestelijke vernieuwing
Contact met Voor-Azië en het begin van de Archaïsche Tijd
- Archaïsch = voorklassiek
- Vernieuwingen door contact met Nabije Oosten
o Verbeterde metaalbewerking
o Beschildering van aardewerk
o Verhalende literatuur
o Godenbeelden en openluchtaltaren
o Belangrijkste: alfabetisch schrift van de Feniciërs
8e eeuw: verspreiding alfabet
o 7e eeuw: ontstaan Griekse literatuur
o Homeros: Ilias en Odyssee
o Belangrijke bronnen door elementen uit de Dark Age
De Griekse polis
- Aristocratische maatschappij
- Gemeenschappen met gemeenschapsgevoel
- Klein territorium met autonome bewoners
- Regelden eigen zaken vanuit centrum waar demos (volksvergadering) bijeenkwam
- Volksvergadering, maar de facto alle macht bij aristocraten
- Groeiden uit tot stadstaten
- Koningschap < verkozen magistraten
- Dominante positie voor aristocratie door hun rijkdom
- Falanx (dure bronzen wapenuitrusting) versterkte machtspositie aristocratie
- Later hoplietenfalanx voor niet-aristocratische burgerkrijgers (hoplieten)
- Expansiedrang ten aanzien van andere stadstaten