Samenvatting vastgoedexploitatie (Huisvestingsmanagement) Vastgoed en makelaardij jaar 1

Vastgoedexploitatie samenvatting

Hoofdstuk 1
Vastgoedexploitatie: zoveel mogelijk waarde uit vastgoed halen: beleggen.

Verschil huisvestingsmanagement en vastgoedmanagement: Bij
huisvestingsmanagement ga je kijken naar primaire proces van organisatie en kijken
naar geschikt pand en bij vastgoedexploitatie wil je vermogen halen uit verhuur.

Doel beleggen: zoveel mogelijk rendement behalen, randvoorwaarde: zo laag
mogelijk risico.

Beheer:
- Alles wat de continuering waarborgt van het dagelijkse gebruik.
- Het is gericht op objecten op de markt voor verhuur.
- Moet gericht zijn zodat het object wat gehuurd wordt gewaardeerd door
gebruikers.

Beheer = managen  Vastgoedmanagement: Gericht op het behalen van een
optimaal rendement, het realiseren van waardeontwikkeling en de invulling van de
overige doelstellingen. De huurders en potentiele doelgroepen moeten centraal
staan.

Beheer van vastgoed:
- Vergroten van de huurinkomsten
- Minimaliseren van de leegstand
- Up to date houden van objecten (onderhoud)
De organisatie van de exploitatie gebeurt door of de eigenaar of een beheerder
(insourcing/ outsouring).

De beleggers in de Nederlandse vastgoed voorraad:
- Verhuurders
- Eigenaar-gebruikers

Vastgoedmanagementorganisatie (VMO): de organisatie die in opdracht van een
of meerdere beleggingsorganisaties (BO’s) het managen van vastgoedportefeuille
uitvoert.

Beslissingen binnen
beleggingsorganisatie:
- Portfolio management  strategisch
(alles wat de belegger heeft,
vastgoedaandelen bv, er worden
plannen gemaakt)
- Assetmanagement  tactisch (hoe kan
ik uit een gebouw maximaal rendement
halen) (gericht op het gebouw, dan ga
je kijken wat er voor rendement uit kan
worden gehaald)

,- Property management  operationeel (dagelijks coördineren) (interieur eens in
de zoveel tijd wijzigen)

Acquisitie  Exploitatie  dispositie

Acquisitie: verkrijgen (bv vastgoed verkrijgen)
Exploitatie: benutten
Dispositie: loslaten (bijv. verkopen)

Strategisch = portefeuillemanagement: geheel aan activiteiten die betrekking
hebben op vormgeving van toekomst voor onderneming en haar positie op de markt.
Formuleren van missie, afgeleide doelen en hoofdlijnen waarop onderneming dit
denkt te verwezenlijken. Uitvloeisel van doelstellingen onderneming zal per type
vastgoed verschillen.

Portefeuilleplan: uitgangspunten voor de opbouw van de vastgoedportefeuille.
Tactisch: Vertaling van strategisch portefeuilleplan in concreet objectbeleid als basis
voor de besluitvorming.

Per object 4 opties:
- Doorexploiteren
- Renoveren
- Herontwikkelen
- Verkopen (dispositie)

Operationeel: praktische uitwerking van het tactische beleid. Uitvoeren van het
objectbeleid:
- Administratief
- Financieel management
- Technisch/ facilitair management
- Commercieel management

, Institutionele beleggers; pensioenfondsen, verzekeringen, etc.

Hoofdstuk 2




Performance: het directe rendement dat wordt verkregen uit bijvoorbeeld de
huuropbrengsten en het indirecte rendement inde vorm van waardeontwikkeling.

Strategisch:
 Allocatiebeleid: waar gaan we in beleggen?
 Risicomanagement: soorten risico’s
 Uitbesteden asset management: zelf doen of uitbesteden?
 Acquisitie en dispositie: rendement, sector, landen
 Portefeuille optimalisatie: huuropbrengsten  direct rendement.
Waardeontwikkeling object  indirect rendement.

Tactisch:

 Voorstellen voor in- en desinvesteringen: beleid op objectniveau: 4 opties.
Businessclass wordt hier geschreven.
 Objectoptimalisatie: performance object
 Initiëren en monitoren management en budgetcyclus: per jaar per object
begroting (objectplan make
 Uitbesteden vastgoedmanagement.

Operationeel:

 Commercieel management: verhuur
 Vve management: vereniging van eigenaars
 Technisch/facilitair management: onderhoud/ voorzieningen/ services
 Financieel – administratie management: innen van huur
 Juridische/ marketing adviesdiensten
 Verhuurmanagement