DEEL 1 – ALGEMENE INLEIDING.
HOOFDSTUK I. BEGRIPSOMSCHRIJVING EN BESTAANSREDEN.
Gerechtelijk recht is alle regels die de geschillenregeling betreffen, ongeacht de aard ervan. Geschillen
worden geregeld door toepassing materieel recht, door een rechter of een scheidsrechter.
Rechter = persoon die geschillen moet oplossen en die daarvoor door de OH is
benoemd/aangesteld
Scheidsrechter = arbitrage
Formeel recht = VORM beslechten geschillen: gerechtelijk privaatrecht/burgerlijk procesrecht <>
materieel recht: strafrecht, fiscaal recht burgerlijk recht
Burgerlijk procesrecht is een tak van het Gerechtelijk recht. Het gaat om de formele regels en niet de
regels die de uitkomst van het geding bepalen (=materiële regels). Formele regels schetsen het kader
waarbinnen de rechter zijn taak uitoefent en de regels aan de hand waarvan het procesverloop wordt
bepaald. Binnen het BPR gaat het over privaatrechtelijke geschillen! Daarentegen moet men dit niet
wringen tot geschillen tussen private rechtsonderhorigen, want ook de overheid en de burger
kunnen een geschil van privaatrechtelijke aard hebben.
De overheidsrechter als onderdeel van de gerechtelijke macht zal het geschil beslechten.
Gewone hoven en rechtbanken passen het BPR toe. Als men beroep doet op de rechter dan wordt
het geschil op bindende wijze beslecht door middel van een vonnis met bindende kracht tussen de
partijen. Bv. gezag van gewijsde van een rechterlijke beslissing. Als de rechter beslist heeft, kan men
diezelfde zaak tussen dezelfde partijen over dezelfde geschilpunten niet opnieuw aan de rechter
voorleggen.
Gemeen recht van de rechtsplegingen (art. 2 Ger.W). Voordien lagen de regels van het Ger. Recht in
diverse instrumenten verspreid. De bedoeling van de totstandkoming en codificatie van het Ger.W.
was dat die regels werden ondergebracht in 1 WB. Ongeacht de rechtspleging willen ze dat het Ger.W.
en de regels ervan het uitgangspunt vormden bij de behandeling van een zaak door de rechter.
Bv HvC 1 juni 2006 → Magistraten zijn benoemd voor het leven, maar er zijn evaluatiemechanismen
die door peers gebeuren. Dat zorgt voor spanningen waarbij personen die geëvalueerd worden
voorbehouden door hun collega’s onheus bejegend worden en er afrekeningen plaatsvinden.
Mevrouw was magistraat en werd geëvalueerd door haar collega’s, ze had geen vertrouwen in de
goede afloop van die evaluatie. Ze wraakte de leden van het evaluatiecollege, de hogere rechter nam
kennis van het wrakingsverzoek. Deze besliste dat een wrakingsprocedure niet van toepassing kon zijn
bij de evaluatie van een magistraat. Het HvC besliste dat een evaluatie een rechtspleging is waarop
krachtens art. 2 Ger.W. de regels inzake de wraking van toepassing zijn.
Bestaansreden BPR: voorkomen eigenrichting (= verbod op eigenrichting in BE). Is een algemeen
rechtsbeginsel dat partijen zichzelf geen recht mogen verschaffen. Indien ze een geschil hebben
waarin rechten ter discussie staan, worden ze geacht op het overheidsrechter beroep te doen om dat
te beslechten. Dat veronderstelt ook dat er een goed functionerend systeem van de
overheidsrechtspraak ter beschikking staat.
Art. 5 Ger.W. zegt dat de rechter niet mag weigeren recht te spreken. Hij mag dat ook niet als de wet
duister is. Hij moet dan aan de hand van de uitlegging van die wet het geschil beslechten! De
toepassing van de regels van het BPR moeten dan finaal uitmonden in rechtspraak.
1
,HOOFDSTUK II. KENMERKEN GERECHTELIJK PRIVAATRECHT
1. Publiek en privaatrecht
BPR en Ger. Recht moet je op de grens van het publiek en privaatrecht situeren. Het gaat om de
belangen van burgers die geschillen van privaatrecht willen berecht en beslecht zien door de rechter.
Maar anderzijds, het goed functioneren van de rechterlijke macht vertoont ook een algemeen
belang; de openbare dienst van het gerecht. Gerechtelijk recht is een soort gemengde rechtstak:
beslechten van geschillen tussen rechtsonderhorigen overstijgt het privaatrecht. BPR is van
privaatrechtelijke en publiekrechtelijke aard.
2. DIENEND: ten dienste van de rechtszoekende
BPR staat ten dienste van de partijen die hun recht willen halen en van het algemeen belang (het BPR
dient de belangen van de partijen). De bedoeling van het laten beslechten van een geschil door een
overheidsrechter is dat de partijen een bindende en finale beslechting van hun geschil verkrijgen. Zo
komt de maatschappelijke rust! Het BPR wordt bestempeld als een sanctierecht. Alleen door zijn
concrete toepassing kunnen de schendingen van het materieel recht worden gesanctioneerd ter
vrijwaring van de rechtsstaat.
3. FORMEEL: reglementair en formalistisch
BPR gaat over formele regels die tot doel hebben om voorspelbaar te zijn. De regels moeten voor
iedereen duidelijk zijn vooraf en mogen niet onderweg worden gewijzigd. ➔ rechtszekerheid
Het legaliteitsbeginsel (bv. art. 860 Ger.W.) moet ook centraal staan bij de beoordeling en inschatting
van formele regels. Voor de totstandkoming van het Ger.W. bepaalde de rechter of er bij inbreuk op
regels van procesrechtelijke aard een sanctie zou wordt uitgesproken en welke dat zou zijn.
Proportionaliteit (bv. art. 861 Ger.W.): de sanctie moet in evenredige verhouding staan met de
inbreuk; de sanctie die op de schending van de wetsbepaling staat moet evenredig zijn met de begane
inbreuk. Symbool voor doelmatig formalisme; als partij, als rechter, probeert om die formele regels
(= vormvoorschriften) naar hun finaliteit te interpreteren en toe te passen.
- Ger.W. heeft hier komaf mee willen maken en haar uitgangspunt was dat men een gesloten
systeem zou maken waarbij de wetgever bepaalt welke de regels zijn en de sancties bij
inbreuk. Er is een deformaliseringstendens, men maakt niet helemaal komaf met formele
regels maar men wil dat ze op een doelmatige manier worden ingevuld en geïnterpreteerd. Ze
moeten worden ingevuld en toegepast rekening houdend met de finaliteit.
2
,4. Gebiedend
Er zijn regels in het Ger.W. waar je van kan afwijken omdat ze aanvullend zijn. Er zijn ook dwingende
regels maar waarvan je kan afwijken na het ontstaan van het geding. Er zijn regels in het Ger.W. die
van openbare orde zijn en waar men dus niet rechtsgeldig mag van afwijken.
- ‘aanvullend’ (bv art. 624 Ger.W.)
- ‘dwingend recht’ (bv art. 627 Ger.W.)
- ‘openbare orde’ (bv art. 633 Ger.W.)
5. Ethisch en sociaal
De rechter spreekt recht zonder onderscheid des persoons. Aan de start verschijnen alle procespartijen
op gelijke voet. We hebben een open systeem waarin de toegang tot de rechter centraal staat!
6. Dynamisch
Er wordt regelmatig gesleuteld aan de civiele rechtspleging ook om rekening te houden met
maatschappelijke evoluties en tendensen.
7. Accusatoir
Alleen partijen kunnen het initiatief nemen tot het instellen van een vordering in rechte, alleen zij
kunnen ook het voorwerp en de oorzaak van de eis bepalen en eventueel een derde in het geding
kunnen betrekken (art. 811 Ger.W.).
8. Alternatieven?
Wat is het verschil tussen conflicten oplossen <> geschillen beslechten = conflict tussen burgers is
een meningsverschil en als ze hun conflict juridiseren dan wordt het een geschil, je gaat er rechten bij
betrekken. In het BPR spreken we daarom over het beslechten van geschillen.
Het is belangrijk om dit onderscheid onder ogen te houden omdat de wetgever ook inzet op andere
instrumenten dan het BPR om aan geschillenbeslechting en/of conflictoplossing te doen.
ADR = alternative dispute resolution (Frans: MARC = modes alternatifs de règlement de conflits)
• = dit betekent: alternatieve geschillenbeslechting.
• Geschillen kunnen via de rechtbank worden opgelost maar ook op een alternatieve wijze:
door onderhandeling, bemiddeling, bindende derdenbeslissing verzoening of arbitrage.
ADR is een concept dat een onuitputtelijke waaier verschaft van methoden van
conflictbeslechting met eigen dynamiek gebruikmakend van o.a. moderne
onderhandelingstechnieken, beïnvloedingsvaardigheden en gedragswetenschappen.
Dit kan geschillenbeslechtend: arbitrage, dading
Dit kan conflictoplossend: bemiddeling, art. 1723/1 Ger.W..
3
, Met beroep op derden: hierbij kan het gaan over arbitrage (art. 1677, §2 Ger.W.), bindende
derdenbeslissing, bemiddeling. Of geen beroep op derden: collaboratieve onderhandelingen
(art. 1738 Ger.W.), zoals dading of een partijbeslissing. Collaboratieve onderhandelingen is
een vorm waar geen derde aan te pas komt, partijen worden bijgestaan door een advocaat,
maar het zijn de advocaten en de partijen die onderhandelen – heeft tot doel om met de
druk op de ketel tot een uitkomst te komen WANT deze collaboratieve advocaat heeft hier
een bijzondere erkenning voor nodig en heeft een stimulans om zijn cliënt aan te zetten tot
een minnelijk akkoord, want als het de advocaat niet lukt en de zaak moet toch voor de
rechtbank komen dan kan deze advocaat de cliënt niet meer bijstaan = extra stimulans voor
minnelijk akkoord.
Arbitrage is een vorm van privaatrechtelijke geschillenbeslechting waarbij men een persoon
aanduidt, een derde, die door de partijen gevraagd zullen worden om het geschil te beslechten
(art. 1677 §2 Ger.W.) Bv. arbiter (scheidsrechter) die je zelf kan kiezen. Arbitrage is een
populaire vorm van geschillenbeslechting omdat de keuze bij u ligt (wie de arbiters zijn) +
vertrouwelijk (wel duurder) + geen hoger beroep mogelijk = JURIDISEREN
Bemiddeling is om het onderliggende conflict op te lossen. Bv. bemiddeling: partijen dragen
bij aan de uitkomst vanuit hun eigen belangen, bemiddelaar niet! Bemiddelaar gaat geen
oplossing opleggen aan de partijen, dit is geen overheidsrechter (beter geen advocaten erbij
betrekken want zij hebben de ambitie om het recht te gebruiken) = DEJURIDISEREN.
Met toepassing van het recht (arbitrage art. 1710 §1, §3 Ger.W.) OF niet (bemiddeling
art.1723/1)
ADR soms verplicht: (art. 734 Ger.W.. en 1345 Ger.W..) en soms niet verplicht (art.
1253ter/1 §1 Ger.W..) – VB.: geschillen die bij de arbeidsrechter aanhangig worden
gemaakt en die betrekking hebben op geschillen met privaatrechtelijke aard dus geen
sociale zekerheidsgeschillen, kan de voorafgaande bemiddelingspoging verplicht worden
gesteld.
4