SAMENVATTING INLEIDING RECHT VOOR NIET-JURISTEN
HOORCOLLEGE 1A – INTRODUCTIE EN RECHT IN HET ALGEMEEN
Leerdoelen
Een beeld schetsen van wat recht is en waarom men zich eraan houdt
Beargumenteren dat recht een functie heeft
Drie manieren beschrijven waarop het recht ingedeeld kan worden
Vertellen waar het Nederlandse recht staat en hoe de rechtsbronnen hiërarchisch
geordend zijn
Definities van recht
Ars boni et aequi (Celsus)
Honeste vivere, alterum non laedere, suum cuique tribuere (Ulpianus)
Vrijheid van de één in overeenstemming brengen met de vrijheid van een ander
(Kant)
Wat is recht?
Volgens Hobbes moest er een sociaal contract komen, de macht gaat naar soeverein met
geweldsmonopolie. Hier wou hij orde en veiligheid voor terug.
Locke; legaliteitsbeginsel + grondrechten = rechtstaat. Legaliteitsbeginsel, de overheid
mag alleen handelen op basis van regels. Grondrechten moeten de burgers beschermen
tegen de overheid.
Rousseau; het recht moet afkomstig zijn van het volk (niet van de souverein). Wij bepalen
de regels en op welke manier we beschermd worden van de overheid.
Radbruch; ‘In beginsel geldt het positieve recht, zelfs als het een onrechtvaardige inhoud
heeft, tenzij strijd tussen wet en gerechtigheid zo ondragelijk groot is, dat wet
‘Unrichtiges Recht’ is.
Het positieve recht —> Het geheel van alle geldende rechtsregels, op een bepaalde
plaats, op een bepaalde tijd. VB: in gemeente groningen moest je vroeger
hondenbelasting betalen
Welke functie heeft het recht?
Conflict voorkomen
o VB: verkeersregels, stoppen voor een rood licht
Conflict oplossen
Dit geldt niet voor alles:
Overspel
Gelijk groen - geen regels als het voor alle fietsers tegelijkertijd groen is
Hoe delen we het recht in?
Objectief en subjectief recht (Law vs Right)
VB: ik heb stemrecht want ik ben boven de 18
(objectief) en dit komt van het kiesrecht (subjectief).
Formeel en materieel recht (Vorm vs Inhoud)
, Formeel recht is ook wel het procesrecht. Materieel recht dat zijn de regels, wat is
verboden ect. Wanneer is iemand verdachte? Wanneer mag je iemand
aanhouden? Allemaal regels die het proces in gang kunnen zetten.
VB: rijden onder invloed mag niet (materieel), de blaastest die vervolgens wordt
afgenomen en de straf die erbij hoort (formeel).
Wetten in formele zin en wetten in materiele zin heeft hier niks mee te maken
Privaatrecht en publiekrecht (Horizontaal vs verticaal)
Privaatrecht is burgers onderling. Publiekrecht gaat het om de burger tegenover
de overheid. Bestuursrecht, strafrecht zijn voorbeelden van publiekrecht.
Rechtsbronnen
Er is hier geen hiërarchie tussen
de verschillende rechtsbronnen.
o Nationele wetgeving: De regels die bij ons gemaakt zijn. Hier zit wel een hiërarchie
in. Dit is onderstaande.
o Gewoonterecht: Usus + opinio juris (= langdurig gebruik + rechtsovertuiging). Er
is niet heel snel sprake van gewoonterecht.
o Rechtspraak: Jurisprudentie, alle eerdere rechtsuitspraken, de facto, niet de iure.
De facto; in praktijk is het wel zo maar in theorie is het niet zo. De iure; staat er
tegenover, betekent ‘wettelijk’ of ‘formeel’. Een rechter is altijd vrij in zijn
uitspraak, die is niet gebonden aan eerdere uitspraken.
o Gepubliceerde Beleidsregels: VB; OM heeft allerlei regels over welke straf je krijgt
bij welke overtreding. Het is een bron van recht en een leidraad bij een arrest.
o Rechtsbeginselen: Algemene rechtsbeginselen; geschreven/ongeschreven. Een
voorbeeld is het rechtszekerheidsbeginsel/evenredigheidsbeginsel. Is de straf een
beetje evenredig met de overtreding?
,HOORCOLLEGE 1B – INTRODUCTIE EN RECHT IN HET ALGEMEEN
Leerdoelen
Uitleggen waarom we in Nederland spreken van een parlementaire democratie
Uitleggen wat de vier vereisten zijn om te kunnen spreken van een rechtstaat
Beargumenteren dat grondrechten kunnen botsen en onder omstandigheden
ingeperkt kunnen worden
Kenmerken democratische rechtstaat
Rechtstaat is een staat waarbij geregeerd wordt aan de hand van regels of het recht. In
de grondwet staat dat Nederland een democratische rechtstaat is.
Rechtstaat:
o Legaliteitsbeginsel
o Grondrechten
o Machtenscheiding
o Rechterlijke controle
Democratie:
o Direct vs. Indirect
o Parlementair stelsel
Legaliteitsbeginsel
= overheid is gebonden aan zijn eigen regels; wet + algemene rechtsbeginselen
1. Overheidshandelen moet een basis hebben in de wet
- Straf moet voorafgaand aan misdaad duidelijk zijn – Rechtszekerheidsbeginsel
art. 6
2. Geen straf zonder wet met uitzondering op misdrijven die door beschaafde volken
worden erkend
Grondrechten
= meest fundamentele rechten. Onvervreemdbare basisrechten die burgers beschermen
tegen de overheid en soms tegen elkaar.
1776 – VS: Declaration of Independence stelt dat alle mensen gelijk en met
onvervreemdbare rechten geboren zijn
1789 – Frankrijk: Déclaration des droits de l’homme et du citoyen proclameert vrijheid en
gelijkheid
1798 – NL: eerste Nederlandse grondrechten met gelijkheidsbeginsel
Nationale verankering in Hoofdstuk 1 van de Grondwet. Internationale verankering; EVRM
(1950), IVBRPR (1966), Europees Sociaal Handvest (1980), EU-Handvest (2009)
De werking van grondrechten is verticaal (burger ↔ overheid), maar soms ook horizontaal
(tussen burgers onderling). Grondrechten kun je onderscheiden in twee verschillende
typen:
, Klassieke grondrechten: negatieve verplichtingen voor de overheid,
vrijheidsrechten, passief karakter (overheid moet zich onthouden), juridisch
afdwingbaar (bv vrijheid van meningsuiting)
Sociale grondrechten: positieve zorgplichten (recht op onderwijs,
gezondheidszorg), niet of beperkt afdwingbaar
Beperkingen en botsingen
Grondrechten zijn sterk maar niet absoluut.
Inperking is toegestaan als:
o De beperking in een wet is vastgelegd
o Een legitiem doel dient
o En proportioneel is
VB: vrijheid van meningsuiting vs. Verbod op
belediging (Geert Wilders; ‘minder, minder’)
VB: Vrijheidsbeneming vs. Volksgezondheid
(corona-lockdowns)
VB: Jurisprudentievoorbeeld; Pieter Storms. De journalist beriep zich op art. 7 gw
(persvrijheid), maar kreeg een uitzendverbod omdat hij onrechtmatig te werk
ging. De rechter balanceerde hier tussen vrijheid van meningsuiting en
bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Trias politica - Machtenscheiding
Montesquie stelde dat macht verdeeld moet zijn over 3 functies:
1. Wetgevende macht – maakt algemene regels (parlement en regering)
2. Uitvoerende macht – voert wetten uit (regering en bestuur)
3. Rechtsprekende macht – beslecht geschillen (onafhankelijke rechters)
Het doel is checks and balances: iedere macht kan de andere corrigeren.
Nederland kent geen strikte scheiding:
- De rechter kan geen wetten in formele zin toetsen aan de Grondwet (art. 120
GW), maar kan wel wetten toestaan aan internationale verdragen zoals het
EVRM.
- Ministers zijn zowel lid van de regering (uitvoerende macht) als betrokken bij
wetgeving (wetgevende macht)
- Decentralisatie voegt extra lagen toe
o Territoriaal: provincies en gemeenten met eigen autonomie en
medebewind
o Functioneel: waterschappen voor waterbeheer
Rechterlijke controle
HOORCOLLEGE 1A – INTRODUCTIE EN RECHT IN HET ALGEMEEN
Leerdoelen
Een beeld schetsen van wat recht is en waarom men zich eraan houdt
Beargumenteren dat recht een functie heeft
Drie manieren beschrijven waarop het recht ingedeeld kan worden
Vertellen waar het Nederlandse recht staat en hoe de rechtsbronnen hiërarchisch
geordend zijn
Definities van recht
Ars boni et aequi (Celsus)
Honeste vivere, alterum non laedere, suum cuique tribuere (Ulpianus)
Vrijheid van de één in overeenstemming brengen met de vrijheid van een ander
(Kant)
Wat is recht?
Volgens Hobbes moest er een sociaal contract komen, de macht gaat naar soeverein met
geweldsmonopolie. Hier wou hij orde en veiligheid voor terug.
Locke; legaliteitsbeginsel + grondrechten = rechtstaat. Legaliteitsbeginsel, de overheid
mag alleen handelen op basis van regels. Grondrechten moeten de burgers beschermen
tegen de overheid.
Rousseau; het recht moet afkomstig zijn van het volk (niet van de souverein). Wij bepalen
de regels en op welke manier we beschermd worden van de overheid.
Radbruch; ‘In beginsel geldt het positieve recht, zelfs als het een onrechtvaardige inhoud
heeft, tenzij strijd tussen wet en gerechtigheid zo ondragelijk groot is, dat wet
‘Unrichtiges Recht’ is.
Het positieve recht —> Het geheel van alle geldende rechtsregels, op een bepaalde
plaats, op een bepaalde tijd. VB: in gemeente groningen moest je vroeger
hondenbelasting betalen
Welke functie heeft het recht?
Conflict voorkomen
o VB: verkeersregels, stoppen voor een rood licht
Conflict oplossen
Dit geldt niet voor alles:
Overspel
Gelijk groen - geen regels als het voor alle fietsers tegelijkertijd groen is
Hoe delen we het recht in?
Objectief en subjectief recht (Law vs Right)
VB: ik heb stemrecht want ik ben boven de 18
(objectief) en dit komt van het kiesrecht (subjectief).
Formeel en materieel recht (Vorm vs Inhoud)
, Formeel recht is ook wel het procesrecht. Materieel recht dat zijn de regels, wat is
verboden ect. Wanneer is iemand verdachte? Wanneer mag je iemand
aanhouden? Allemaal regels die het proces in gang kunnen zetten.
VB: rijden onder invloed mag niet (materieel), de blaastest die vervolgens wordt
afgenomen en de straf die erbij hoort (formeel).
Wetten in formele zin en wetten in materiele zin heeft hier niks mee te maken
Privaatrecht en publiekrecht (Horizontaal vs verticaal)
Privaatrecht is burgers onderling. Publiekrecht gaat het om de burger tegenover
de overheid. Bestuursrecht, strafrecht zijn voorbeelden van publiekrecht.
Rechtsbronnen
Er is hier geen hiërarchie tussen
de verschillende rechtsbronnen.
o Nationele wetgeving: De regels die bij ons gemaakt zijn. Hier zit wel een hiërarchie
in. Dit is onderstaande.
o Gewoonterecht: Usus + opinio juris (= langdurig gebruik + rechtsovertuiging). Er
is niet heel snel sprake van gewoonterecht.
o Rechtspraak: Jurisprudentie, alle eerdere rechtsuitspraken, de facto, niet de iure.
De facto; in praktijk is het wel zo maar in theorie is het niet zo. De iure; staat er
tegenover, betekent ‘wettelijk’ of ‘formeel’. Een rechter is altijd vrij in zijn
uitspraak, die is niet gebonden aan eerdere uitspraken.
o Gepubliceerde Beleidsregels: VB; OM heeft allerlei regels over welke straf je krijgt
bij welke overtreding. Het is een bron van recht en een leidraad bij een arrest.
o Rechtsbeginselen: Algemene rechtsbeginselen; geschreven/ongeschreven. Een
voorbeeld is het rechtszekerheidsbeginsel/evenredigheidsbeginsel. Is de straf een
beetje evenredig met de overtreding?
,HOORCOLLEGE 1B – INTRODUCTIE EN RECHT IN HET ALGEMEEN
Leerdoelen
Uitleggen waarom we in Nederland spreken van een parlementaire democratie
Uitleggen wat de vier vereisten zijn om te kunnen spreken van een rechtstaat
Beargumenteren dat grondrechten kunnen botsen en onder omstandigheden
ingeperkt kunnen worden
Kenmerken democratische rechtstaat
Rechtstaat is een staat waarbij geregeerd wordt aan de hand van regels of het recht. In
de grondwet staat dat Nederland een democratische rechtstaat is.
Rechtstaat:
o Legaliteitsbeginsel
o Grondrechten
o Machtenscheiding
o Rechterlijke controle
Democratie:
o Direct vs. Indirect
o Parlementair stelsel
Legaliteitsbeginsel
= overheid is gebonden aan zijn eigen regels; wet + algemene rechtsbeginselen
1. Overheidshandelen moet een basis hebben in de wet
- Straf moet voorafgaand aan misdaad duidelijk zijn – Rechtszekerheidsbeginsel
art. 6
2. Geen straf zonder wet met uitzondering op misdrijven die door beschaafde volken
worden erkend
Grondrechten
= meest fundamentele rechten. Onvervreemdbare basisrechten die burgers beschermen
tegen de overheid en soms tegen elkaar.
1776 – VS: Declaration of Independence stelt dat alle mensen gelijk en met
onvervreemdbare rechten geboren zijn
1789 – Frankrijk: Déclaration des droits de l’homme et du citoyen proclameert vrijheid en
gelijkheid
1798 – NL: eerste Nederlandse grondrechten met gelijkheidsbeginsel
Nationale verankering in Hoofdstuk 1 van de Grondwet. Internationale verankering; EVRM
(1950), IVBRPR (1966), Europees Sociaal Handvest (1980), EU-Handvest (2009)
De werking van grondrechten is verticaal (burger ↔ overheid), maar soms ook horizontaal
(tussen burgers onderling). Grondrechten kun je onderscheiden in twee verschillende
typen:
, Klassieke grondrechten: negatieve verplichtingen voor de overheid,
vrijheidsrechten, passief karakter (overheid moet zich onthouden), juridisch
afdwingbaar (bv vrijheid van meningsuiting)
Sociale grondrechten: positieve zorgplichten (recht op onderwijs,
gezondheidszorg), niet of beperkt afdwingbaar
Beperkingen en botsingen
Grondrechten zijn sterk maar niet absoluut.
Inperking is toegestaan als:
o De beperking in een wet is vastgelegd
o Een legitiem doel dient
o En proportioneel is
VB: vrijheid van meningsuiting vs. Verbod op
belediging (Geert Wilders; ‘minder, minder’)
VB: Vrijheidsbeneming vs. Volksgezondheid
(corona-lockdowns)
VB: Jurisprudentievoorbeeld; Pieter Storms. De journalist beriep zich op art. 7 gw
(persvrijheid), maar kreeg een uitzendverbod omdat hij onrechtmatig te werk
ging. De rechter balanceerde hier tussen vrijheid van meningsuiting en
bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Trias politica - Machtenscheiding
Montesquie stelde dat macht verdeeld moet zijn over 3 functies:
1. Wetgevende macht – maakt algemene regels (parlement en regering)
2. Uitvoerende macht – voert wetten uit (regering en bestuur)
3. Rechtsprekende macht – beslecht geschillen (onafhankelijke rechters)
Het doel is checks and balances: iedere macht kan de andere corrigeren.
Nederland kent geen strikte scheiding:
- De rechter kan geen wetten in formele zin toetsen aan de Grondwet (art. 120
GW), maar kan wel wetten toestaan aan internationale verdragen zoals het
EVRM.
- Ministers zijn zowel lid van de regering (uitvoerende macht) als betrokken bij
wetgeving (wetgevende macht)
- Decentralisatie voegt extra lagen toe
o Territoriaal: provincies en gemeenten met eigen autonomie en
medebewind
o Functioneel: waterschappen voor waterbeheer
Rechterlijke controle