observaties te toetsen, ook al zijn ze niet in lijn met wat je voorspelt had.
Empirische cyclus (van De Groot):
Observatie: verzamelen en groeperen van empirische factoren
Inductie/theorie: vorm een theorie op basis van de observaties.
Een theorie is nog erg breed en niet direct toetsbaar.
Deductie/voorspelling: leidt een toetsbare hypothese/voorspelling af uit je
theorie.
We hebben een concrete voorspelling nodig om te kunnen toetsen.
Toetsen: voer een onderzoek uit om je hypothese te testen
Evaluatie: wat betekenen de onderzoeksuitkomsten voor de theorie
Falsifieerbaarheid: het moet mogelijk zijn om bewijs tegen de theorie te
vinden. De theorie moet dus weerlegbaar zijn.
Een on-falsifieerbare theorie is eigenlijk altijd een niet wetenschappelijke
theorie.
Een theorie kan falsificeerbaar zijn zonder dat er ooit een observatie tegen
de theorie is gedaan. Als de observatie maar mogelijk is.
Wat als een voorspelling uitkomt:
- De theorie is dan niet weerlegt.
Je kan nooit zeggen dat de theorie is bewezen, omdat:
Je kan nooit alle alternatieve verklaringen uitsluiten.
Je bent slechts 1 concrete voorspelling nagegaan van een theorie die er
veel meer kan doen.
Wat als een voorspelling niet uitkomt:
- Dan is er een probleem.
- Het is vrijwel onmogelijk om een theorie maar met 1 onderzoek te
weerleggen omdat er verschillende dingen fouten kunnen gegaan zijn
zoals:
De studie is niet goed gegaan (bijv. hebben je respondenten gedaan wat je
hebt gevraagd)
De voorspelling klopte niet.
, - Je kan je theorie opnieuw gaan testen. Maar dit kan niet oneindig want
dan kan je theorie on-falsificeerbaar worden.
Producers van onderzoek: zij werken in een laboratorium en vinden
nieuwe dingen uit.
Consumenten van onderzoek: kunnen een onderzoek achter
belangrijke therapieën, beleid en werkplek besluiten vinden, lezen en
evalueren.
Goede consumer-of-research skills: dan kan je het bewijs achter
claims van verkoopmensen, journalisten of onderzoekers evalueren en het
beter maken door de juiste vragen te stellen.
Toegepaste onderzoeken (Applied researchers): onderzoek dat tot
doel heeft een oplossing te vinden voor een bepaald probleem in de echte
wereld
Basis onderzoeken: onderzoek dat tot doel heeft de algemene kennis te
vergroten, zonder rekening te houden met directe toepassing op
praktische problemen.
Translationele onderzoeken (Translational researchers): onderzoek
dat kennis uit basis onderzoek gebruikt om oplossingen voor echte
problemen te ontwikkelen en te testen.
Onderzoekers streven 4 normen na (Merton’s 4 norms):
1. Universalisme
stelt dat wetenschappelijke claims worden beoordeeld op basis van hun
verdienste, onafhankelijk van de geloofsbrieven of reputatie van de
onderzoeker.
2. Gemeenschappelijkheid
stelt dat wetenschappelijke kennis wordt gecreëerd door een
gemeenschap en dat haar bevindingen tot de gemeenschap behoren.
3. Desinteresse
stelt dat wetenschappers ernaar streven de waarheid te ontdekken, wat
die ook is; Ze laten zich niet leiden door overtuiging, idealisme, politiek of
winst.
4. Georganiseerde skeptisme
stelt dat wetenschappers alles in twijfel trekken, inclusief hun eigen
theorieën, algemeen aanvaarde ideeën en 'oude wijsheid'.
Probabilistisch: het beschrijven van de empirische methode, waarbij
wordt gesteld dat wetenschap bedoeld is om een bepaald deel (maar niet
noodzakelijkerwijs alle) van de mogelijke gevallen te verklaren. Het wil
zeggen dat als er een onderzoek is dat dat niet wil zeggen dat alle zaken
(bijv in het dagelijks leven) die daaronder vallen ook de uitkomst krijgen
van het onderzoek. Er zullen altijd gevallen zijn die en onderzoek
tegenspreken.
,Availability bias: het voorkomen dat mensen voornamelijk vertrouwen
op gevallen die gemakkelijk in je opkomen in plaats van al het mogelijke
bewijs te gebruiken bij het evalueren van een conclusie.
Confirmation bias: De neiging om alleen het bewijs in overweging te
nemen dat een hypothese ondersteunt, inclusief het stellen van alleen de
vragen die tot het verwachte antwoord zullen leiden.
Bias blinde vlek: de neiging van mensen om te denken dat ze in
vergelijking met anderen zelf minder geneigd zijn om biased redeneringen
te volgen.
Waarom persoonlijke ervaring geen goede bron van info is:
1. Gebrek aan een vergelijkingsgroep.
- Het kan niet vergeleken worden met iets.
- mensen proberen intuitief te redeneren over onze ervaringen
- Wij focussen ons vooral op de present-present bias: de behandeling is
bevredigend en de uitkomst is bevredigend.
2. Er zijn alternatieve verklaringen mogelijk
- Confounds: alternatieve verklaringen.
- In het dagelijks leven is het vaak moeilijk te zeggen welke factor voor
een bepaald effect heeft geleid en met onderzoek kan dat wel
3. Verschil met wetenschappelijk onderzoek
In wetenschappelijke onderzoek maken we systematische vergelijkingen
onder gecontroleerde omstandigheden (om de alternatieve verklaringen te
omzeilen) en hebben we deze problemen niet of minder.
4. Wetenschappelijk onderzoek is probabilistisch. Ze kunnen een uitkomst
niet voor alle gevallen voorspellen maar wel voor een heel groot deel.
Waarom intuïtie geen goede bron van info is:
1. Mensen denken vaak in biases. Waardoor we sneller geneigd zijn een
verklaring te accepteren die eigenlijk niet waar is.
2. Mensen overdrijven vaak hoe vaak iets gebeurd is omdat ze alleen
rekening houden met direct beschikbare gedachtes.
3. Het is makkelijk om te zien wat er wel is dan wat er niet is. Mensen
kijken dus minder snel naar info die hun overtuigingen falsificeren.
4. Onderzoekers zijn zich bewust van hun potentieel voor biased
redeneren, dus creëren ze speciale situaties waarin ze systematisch
gedrag kunnen observeren. Ze maken vergelijkingsgroepen, houden
rekening met alle gegevens en laten de gegevens hun overtuigingen
veranderen.
Autoriteiten geloven:
- Autoriteiten kunnen proberen ons ervan te overtuigen hun beweringen te
accepteren. Als hun beweringen gebaseerd zijn op hun eigen ervaring of
, intuïtie, moeten we ze waarschijnlijk niet accepteren. Als ze goed
uitgevoerde onderzoeken gebruiken om hun beweringen te ondersteunen,
kunnen we met meer vertrouwen hun advies opvolgen.