Brittney De Deken
Sociologie – begrippenlijst
Sociologie De regels hoe we ons gedragen in bepaalde
situaties bv. als je aan het wachten bent op de
bus, ga je in het bushokje staan.
Hoofdstuk 1 – Een mens leeft nooit alleen
Sociaal handelen (on)bewust rekening houden met anderen in
ons handelen.
Civil inattention Beschaafd negeren. Bv. als je in de wachtzaal
van de tandarts met onbekenden zit dan knik je
hoogstens en voor de rest negeer je die mensen
op een beleefde manier. Dit is een
ongeschreven regel voor situaties waar je voor
een korte moment samen bent met anderen.
Thomas theorema Deze theorie zegt dat als je zegt dat de situatie
echt is, dan is die ook echt. Als mensen situaties
als echt definiëren dan worden die echt in hun
gevolgen. Bv. brand roepen in volle zaal heeft
tot gevolg dat ieder in paniek slaat/
Groep Een groep heeft:
- Duurzame/ langdurige interacties van
gezamenlijke betekenissen
- Gevoel van samenhorigheid
- Spontaan ontstaan van groepsregels die
gedrag bepalen en voorspelbaar maken
- Leden hebben verschillende posities in
de groep
Primaire groep Mensen kennen elkaar goed, groep van
gelijken (meestal zelfde leeftijd) die vaak en
langdurig met elkaar optrekken.
Interacties met de groep zijn:
- Frequent
- Intensief
- Met emotionele kant
Vb. een gezin, peergroup
Secundaire groep Is een grotere groep. Interacties zijn:
- Minder intens
- Zakelijk
- Zonder emotionele kant
(onpersoonlijker)
- Vaak gemeenschappelijk doel
Vb. collega’s, deelnemers groepsreis met
reisorganisatie, monitorenploeg, klasgroep, etc.
Peergroup Een groep waarvan de kenmerken zijn:
- Gelijke (ontwikkelings)leeftijd
- Gelijke situatie
- Langdurige contacten
- Vanaf puberteit belangrijker dan ouders
Doelgroep Niet echt een groep, er is geen samenhang. Dit
zijn de mensen tot wie je u wilt richten, aan wie
je je product wil verkopen. Soms kennen ze
elkaar niet.
Vb. beleid, marketing, hulpverlening, studenten.
1
, Brittney De Deken
Vb. maatregel van beleid voor doelgroep
ouderen dat ze gratis mochten reizen met ov.
Organisatie 5 kenmerken:
- Mensen die samenwerken
- Gemeenschappelijk doel
- Vanuit duidelijk omschrevenregels
- Herkenbaar als geheel
- Interageren met andere organisaties
Vb. KdG, heeft interactie met cateringbedrijf
die voor middageten zorgen.
Vzw Rozemarijn (voorbeeld organisatie) Kenmerken:
- Ondersteuning aan mensen met
beperking door team orthopedagogen.
- Kwaliteitsvolle dagbesteding bieden
voor cliënten en ouders.
Institutie Een heel abstract begrip, hiermee bedoelen we
dat het niet concreet is.
Gestandaardiseerd gedrag (= gedrag dat bij
veel mensen voorkomt)
Stabiel maar kan veranderen
Geeft routine, voorspelbaarheid en orde
Geeft antwoord op levensnoodzakelijke
vragen.
Is zichtbaar bij heel veel mensen. Een institutie
is niet altijd tastbaar bv. huwelijk, als we ziek
zijn naar de dokter, etc.
Gestandaardiseerd gedrag Een vast gedragspatroon. Iets heel voorspelbaar.
Gedrag dat bij veel mensen voorkomt.
bv. mama + papa + kinderen is het ideale gezin
Institutionaliseren Interacties tussen individuen, in groepen en
organisaties die neiging hebben om evolueren
naar gestandaardiseerd gedragspatroon. Een
bepaald gedragspatroon dat op een bepaald
moment een institutie wordt.
Vb. voetbal: per twee begonnen, dan in clubs,
daarna in organisaties zoals voetbalbond.
Harde solidariteit Voorbeeld institutie. Vastgelegd in wetten, wie
aan de voorwaarden voldoet heeft rechten.
Geeft rechten, verzorgingsstaat.
Zachte solidariteit = liefdadigheid. Geen institutie. Er zijn amper
wetten of organisaties. Gedrag is niet
gestandaardiseerd. Is een gunst en willekeurig.
Soms geef je aan Kom op tegen kanker, andere
keer aan Greenpeace = onvoorspelbaar.
Functionalistische visie Dit zijn vooral conservatieve sociologen die
geen verandering willen aan de maatschappij en
die alles hetzelfde willen laten zoals het is. Ze
zien maatschappij als een lichaam. Iedereen
heeft noodzakelijke functies (bv. groepen
kunstenaars en groepen die van kunst houden,
werknemers en werkgevers) en samenleving
blijft ordelijk als iedereen zijn functie blijft doen.
Willen structuur maatschappij behouden.
2
, Brittney De Deken
Conflictsociologie Tegenovergestelde conservatief dus progressief.
Dit betekent dat ze vooruitstrevend zijn,
mensen die wel verandering in de structuur van
de maatschappij willen. Hun visie op de
maatschappij is dat de samenleving ongelijk is
en dus ieder ongelijke kansen krijgt obv
man/vrouw, arm/rijk, religie, …
Structuur Samenstellende delen + ordening ervan. Zodat
het geheel van die delen groter wordt dan de
som. De samenstellende delen opgeteld is
minder waard dan de ordening tussen die delen
vb. bakstenen en een bakstenenmuur.
Cultuur (algemeen) Alles wat een mens ooit heeft toegevoegd aan
de natuur. Waarden en normen vormen cultuur.
Dankzij cultuur kunnen we een situatie
interpreteren en een betekenis aan geven.
Vb. kennis, gereedschap, taal, wetten, religie, …
Socialisatie Cultuur aanleren en doorgeven.
Waarden Dit zijn zaken die je belangrijk vind om in je
leven na te streven, meestal emotioneel
gebonden. Een idee over wat goed en wenselijk
is. Vb. respect, rechtvaardigheid, privacy, genot,
Doelen Concreet en meetbaarder dan waarde, de
“motor” van het leven. Het geeft een antwoord
op de vraag “wat wil je bereiken”
Vb. zelfstandig gaan wonen (waarde=autonomie
Vb. betere zelfzorg (waarde=zelfrespect)
Normen Dit zijn gedragsregels die verbonden zijn aan die
waarden. Een richtlijn dat zegt “zo hoort het”.
Anders krijg je een sanctie.
Vb. voeten vegen als je thuiskomt (w=respect)
Dominante cultuur Mensen die hadden vroeger een katholieke
geloofsovertuiging. Dit was de cultuur. Als je
hier niet tot behoord was je in een subcultuur.
Multiculturele cultuur Hedendaagse invulling:
Ieder behoort tot meerdere groepen en
organisaties (bv. badmintongroep, collega’s,
gezin) dus er zijn verschillende culturen.
NIET: sl met verschillende huidskleur, religie,
etc.
Mens heeft meerlagige identiteit.
Vb. studenten-, werk-, sport-, gezinscultuur.
Subculturen Mensen die buiten die cultuur horen. Hier zijn
er ook verschillen tussen die mensen.
Vb. de jongerencultuur, de laaggeschoolden, …
HOOFDSTUK 2 – Interacties op micro-meso en macroniveau
Symbool Iets wat eigenlijk geen betekenis heeft (zinledig
iets) krijgt betekenis in interactie. Die betekenis
geven we vanuit uit cultuur. Vb. iedereen weet
dat je moet stoppen als licht op rood staat. Deze
betekenis hebben we er allemaal zelf
aangegeven. Vb. 13 = ongeluksgetal, taal, etc.
Expressief symbool Symbolen kunnen betekenissen oproepen,
3
Sociologie – begrippenlijst
Sociologie De regels hoe we ons gedragen in bepaalde
situaties bv. als je aan het wachten bent op de
bus, ga je in het bushokje staan.
Hoofdstuk 1 – Een mens leeft nooit alleen
Sociaal handelen (on)bewust rekening houden met anderen in
ons handelen.
Civil inattention Beschaafd negeren. Bv. als je in de wachtzaal
van de tandarts met onbekenden zit dan knik je
hoogstens en voor de rest negeer je die mensen
op een beleefde manier. Dit is een
ongeschreven regel voor situaties waar je voor
een korte moment samen bent met anderen.
Thomas theorema Deze theorie zegt dat als je zegt dat de situatie
echt is, dan is die ook echt. Als mensen situaties
als echt definiëren dan worden die echt in hun
gevolgen. Bv. brand roepen in volle zaal heeft
tot gevolg dat ieder in paniek slaat/
Groep Een groep heeft:
- Duurzame/ langdurige interacties van
gezamenlijke betekenissen
- Gevoel van samenhorigheid
- Spontaan ontstaan van groepsregels die
gedrag bepalen en voorspelbaar maken
- Leden hebben verschillende posities in
de groep
Primaire groep Mensen kennen elkaar goed, groep van
gelijken (meestal zelfde leeftijd) die vaak en
langdurig met elkaar optrekken.
Interacties met de groep zijn:
- Frequent
- Intensief
- Met emotionele kant
Vb. een gezin, peergroup
Secundaire groep Is een grotere groep. Interacties zijn:
- Minder intens
- Zakelijk
- Zonder emotionele kant
(onpersoonlijker)
- Vaak gemeenschappelijk doel
Vb. collega’s, deelnemers groepsreis met
reisorganisatie, monitorenploeg, klasgroep, etc.
Peergroup Een groep waarvan de kenmerken zijn:
- Gelijke (ontwikkelings)leeftijd
- Gelijke situatie
- Langdurige contacten
- Vanaf puberteit belangrijker dan ouders
Doelgroep Niet echt een groep, er is geen samenhang. Dit
zijn de mensen tot wie je u wilt richten, aan wie
je je product wil verkopen. Soms kennen ze
elkaar niet.
Vb. beleid, marketing, hulpverlening, studenten.
1
, Brittney De Deken
Vb. maatregel van beleid voor doelgroep
ouderen dat ze gratis mochten reizen met ov.
Organisatie 5 kenmerken:
- Mensen die samenwerken
- Gemeenschappelijk doel
- Vanuit duidelijk omschrevenregels
- Herkenbaar als geheel
- Interageren met andere organisaties
Vb. KdG, heeft interactie met cateringbedrijf
die voor middageten zorgen.
Vzw Rozemarijn (voorbeeld organisatie) Kenmerken:
- Ondersteuning aan mensen met
beperking door team orthopedagogen.
- Kwaliteitsvolle dagbesteding bieden
voor cliënten en ouders.
Institutie Een heel abstract begrip, hiermee bedoelen we
dat het niet concreet is.
Gestandaardiseerd gedrag (= gedrag dat bij
veel mensen voorkomt)
Stabiel maar kan veranderen
Geeft routine, voorspelbaarheid en orde
Geeft antwoord op levensnoodzakelijke
vragen.
Is zichtbaar bij heel veel mensen. Een institutie
is niet altijd tastbaar bv. huwelijk, als we ziek
zijn naar de dokter, etc.
Gestandaardiseerd gedrag Een vast gedragspatroon. Iets heel voorspelbaar.
Gedrag dat bij veel mensen voorkomt.
bv. mama + papa + kinderen is het ideale gezin
Institutionaliseren Interacties tussen individuen, in groepen en
organisaties die neiging hebben om evolueren
naar gestandaardiseerd gedragspatroon. Een
bepaald gedragspatroon dat op een bepaald
moment een institutie wordt.
Vb. voetbal: per twee begonnen, dan in clubs,
daarna in organisaties zoals voetbalbond.
Harde solidariteit Voorbeeld institutie. Vastgelegd in wetten, wie
aan de voorwaarden voldoet heeft rechten.
Geeft rechten, verzorgingsstaat.
Zachte solidariteit = liefdadigheid. Geen institutie. Er zijn amper
wetten of organisaties. Gedrag is niet
gestandaardiseerd. Is een gunst en willekeurig.
Soms geef je aan Kom op tegen kanker, andere
keer aan Greenpeace = onvoorspelbaar.
Functionalistische visie Dit zijn vooral conservatieve sociologen die
geen verandering willen aan de maatschappij en
die alles hetzelfde willen laten zoals het is. Ze
zien maatschappij als een lichaam. Iedereen
heeft noodzakelijke functies (bv. groepen
kunstenaars en groepen die van kunst houden,
werknemers en werkgevers) en samenleving
blijft ordelijk als iedereen zijn functie blijft doen.
Willen structuur maatschappij behouden.
2
, Brittney De Deken
Conflictsociologie Tegenovergestelde conservatief dus progressief.
Dit betekent dat ze vooruitstrevend zijn,
mensen die wel verandering in de structuur van
de maatschappij willen. Hun visie op de
maatschappij is dat de samenleving ongelijk is
en dus ieder ongelijke kansen krijgt obv
man/vrouw, arm/rijk, religie, …
Structuur Samenstellende delen + ordening ervan. Zodat
het geheel van die delen groter wordt dan de
som. De samenstellende delen opgeteld is
minder waard dan de ordening tussen die delen
vb. bakstenen en een bakstenenmuur.
Cultuur (algemeen) Alles wat een mens ooit heeft toegevoegd aan
de natuur. Waarden en normen vormen cultuur.
Dankzij cultuur kunnen we een situatie
interpreteren en een betekenis aan geven.
Vb. kennis, gereedschap, taal, wetten, religie, …
Socialisatie Cultuur aanleren en doorgeven.
Waarden Dit zijn zaken die je belangrijk vind om in je
leven na te streven, meestal emotioneel
gebonden. Een idee over wat goed en wenselijk
is. Vb. respect, rechtvaardigheid, privacy, genot,
Doelen Concreet en meetbaarder dan waarde, de
“motor” van het leven. Het geeft een antwoord
op de vraag “wat wil je bereiken”
Vb. zelfstandig gaan wonen (waarde=autonomie
Vb. betere zelfzorg (waarde=zelfrespect)
Normen Dit zijn gedragsregels die verbonden zijn aan die
waarden. Een richtlijn dat zegt “zo hoort het”.
Anders krijg je een sanctie.
Vb. voeten vegen als je thuiskomt (w=respect)
Dominante cultuur Mensen die hadden vroeger een katholieke
geloofsovertuiging. Dit was de cultuur. Als je
hier niet tot behoord was je in een subcultuur.
Multiculturele cultuur Hedendaagse invulling:
Ieder behoort tot meerdere groepen en
organisaties (bv. badmintongroep, collega’s,
gezin) dus er zijn verschillende culturen.
NIET: sl met verschillende huidskleur, religie,
etc.
Mens heeft meerlagige identiteit.
Vb. studenten-, werk-, sport-, gezinscultuur.
Subculturen Mensen die buiten die cultuur horen. Hier zijn
er ook verschillen tussen die mensen.
Vb. de jongerencultuur, de laaggeschoolden, …
HOOFDSTUK 2 – Interacties op micro-meso en macroniveau
Symbool Iets wat eigenlijk geen betekenis heeft (zinledig
iets) krijgt betekenis in interactie. Die betekenis
geven we vanuit uit cultuur. Vb. iedereen weet
dat je moet stoppen als licht op rood staat. Deze
betekenis hebben we er allemaal zelf
aangegeven. Vb. 13 = ongeluksgetal, taal, etc.
Expressief symbool Symbolen kunnen betekenissen oproepen,
3