komt voor uit ervaring, theoretische, de reden (het
Pedagogiek waarneming is dus denken) is essentieel
essentieel
HOOFDSTUK 1 : DOET OPVOEDING ERTOE ?
1.1 Stelling 1 : de mens is vanaf zijn geboorte volledig bepaald Nature
= Nature, erfelijkheidsfactoren bepalen ontwikkeling kind
De mens is erfelijk gedetermineerd
Pedagogisch pessimisme, kind is niet opvoedbaar!
Opvoeding = steun aan natuurlijk ontwikkelingsproces. Proces opvoeding/ ontw. niet beïnvloeden.
1.2 Stelling 2: de opvoeding maakt de mens tot mens Nurture
= Nurture, milieu bepaalt menselijke ontwikkeling (ouders, dorp, cultuur, jeugdbeweging, school, etc.)
Kind geboren als onbeschreven blad (Locke)
Omgevingsinvloed (prikkels) doorslaggevend: gedrag aanpassen, verbanden/ associaties
Opvoeding is almachtig : kind is product van de omgeving “ Alles wordt bepaald door opvoeding “
Vb. wolfskinderen: gebrek menselijk contact
1.3 Stelling 3: de mens bepaalt zichzelf, existentialistische opvatting (persoonlijke vrijheid)
= Existentialistische opvatting
Franse filosoof Sartre
- Bekende uitspraak: “L’enfer, c’est les autres” = het zijn de medemensen die iemands leven een hel
op aarde maken.
De mens maakt zichzelf, hij is niet opvoedbaar, beïnvloedbaar (pedagogisch pessimisme)
Centraal: menselijke vrijheid, maakt zelf keuzes en kiest eigen doelen
1.4 Een genuanceerde, synthetische visie (= onze visie)
Menselijke ontwikkeling = dynamisch spel tussen (beïnvloeden elkaar) :
Erfelijke aanleg : nature : kind met bepaalde aanleg geboren die ontwikkelingskansen geeft maar die er
ook grenzen aan stelt Vb. kind met visuele beperking, heeft beperkend effect op mogelijkheden
Milieu – invloeden : nurture : kind ontwikkelt zich in contact met milieu en met anderen (o.a. familie,
leerkracht,…). Beïnvloed door culturele en maatschappelijke zaken, die bepalen of aanleg/ talent uiten.
Vb. kinderen opgroeien in armoede, krijgen minder kansen om hun talenten te ontplooien.
Vb. kind in muzikale familie, die krijgt kansen om talent te laten ontplooien.
Persoonlijke vrijheid/ zelfbepaling : existentialistische opvatting : Kind kan zelf bepaalde beslissingen
nemen en (gedeeltelijk) afstand nemen van opvoeding. Een eigen wil. Geen manipuleerbare objecten,
werken zelf mee aan hun vormgeving. Maken keuzes, volgen een bepaalde geloofsopvatting, politiek…
Vb. 12-jarig meisje behaalt diploma dankzij eigen wilskracht ondanks negatief advies van CLB
ouders hebben maar een deeltaak (beperkte invloed). Kinderen geven naarmate het ouder worden nog
meer vorm aan hun eigen leven, krijgen een grotere persoonlijke vrijheid
1.5 Opbouw van het orthopedagogisch grondplan
Basis: een aantal pedagogische en orthopedagogische theorieën en modellen.
Bio-ecologisch model van Bronfenbrenner
Balansmodel van Bakker
Opvoedingsschema van Hellinckx, met ook theorieën van Kok en Ter Horst
HOOFDSTUK 2: HET BIO-ECOLOGISCH MODEL VAN BRONFENBRENNER
1
,= Een instrument waarmee je de sociale omgeving waarin een kind opgroeit kan ontleden (natuurlijke habitat).
Bronfenbrenner: Russisch-Amerikaans psycholoog, grondlegger van het bio-ecologisch model in 1994.
Gaat ervan uit dat sociale omgeving invloed heeft op menselijke ontwikkeling
Omgeving 4 systemen: micro-, meso, exo- en macrosysteem
Voortgaande, wederzijdse beïnvloeding kind – omgeving (vanaf conceptie)
Omgeving = concentrische cirkels rond kind
2.1 Het microsysteem
Dagelijkse directe omgeving van het kind (= gezin). Gaat over de relaties tussen mensen die in dat
microsysteem zitten dus relatie tussen mama – papa.
Andere: crèche met verzorgenden en andere kindjes, school met leerkracht en medeleerlingen, etc.
Voorwaarde: vaste gesprekspartners bv. mama, papa, 2 broertjes
Wederzijdse beïnvloeding vb. ouders beïnvloeden waarden kind, kind beïnvloedt denkbeelden ouders
Vormt dynamische context voor ontwikkeling van het kind
Wordt gekenmerkt door 2 aspecten:
- Fysische/materiële aspecten: huisvesting, locatie, speelgoed, speelmogelijkheden, …
Vb. in microsysteem ‘turnclub’ sport kind elke week in oude sporthal met oud materiaal. In de winter
is het er erg koud.
Vb. huis met tuin of appartement
- Sociale aspecten: onderlinge relaties, verwachtingen/eisen, rolpatronen, dagelijkse routines, …
Vb. in microsysteem school is er verwachting dat kinderen luisteren naar leerkracht.
Kinderen zijn geen passieve ontvangers van de invloeden binnen het microsysteem.
Gezinssysteem heeft niet altijd het meeste invloed op ontwikkeling ook school, vrienden, scouts, etc.
2.2. Het mesosysteem
= de onderlinge relaties tussen de microsystemen bv. micros gezin en micros vrienden, beïnvloeden
elkaar.
Wederzijdse invloed tussen microsystemen (Vb: ruzie thuis = agressief op school, kind gepest op school
= opsluiten in kamer thuis)
Relatie ts microsystemen positief = biedt ondersteunend netwerk.
Relatie verstoord = steun ontbreekt
- Vb. verstoorde relatie ts de ouders en school.
We kijken naar:
- kwaliteit van relaties: hoe verloop het contact? (vb goed: ouders kind afzetten, hebben goed
contact met juf. Vb. slecht: ouders kind afzetten en juf is afstandelijk)
- frequentie van relaties: hoe vaak is er contact? (vb: zien ouders de juf 5 keer per week of 1 keer?)
- waardering, van grote waardering – afwijzing:
Vb. waardering: kind vertelt positief over juf dan waarderen ouders de juf
2
, Vb. afwijzing: ouders van puber zijn afwijzend tegen de vriendengroep van hun kind.
Vb. overwaardering: ouders hechten zoveel belang aan goede punten dat het kind weinig
ruimte heeft om nieuwe mensen te leren kennen.
Overgangen van het ene microsysteem naar het andere kan vlot of minder vlot verlopen. Het hangt af
van de verschillen tussen de systemen en manier van omgang (andere waarden en normen).
Kind kan nieuwe microsystemen krijgen bv. kdg, studentenvereniging, leergroep Bi, etc.
2.3 Het exosysteem
Formele en informele structuren rond het gezin
Kind maakt er geen deel van uit, maar het heeft wel invloed op de ontwikkeling van het kind
(vb: vrienden van broers/zussen, …)
Kind ervaart positieve of negatieve impact van de interactie met zijn eigen microsysteem:
- Werk ouders: of de ouders voltijds, deeltijds, of niet werken, bepaalt mee de beschikbaarheid voor
de kinderen.
- Sociaal netwerk:
Formeel: gezondheidszorg (tandarts, dokter, etc.), baas, hulpverlening, …
Informeel: buren, collega’s, vrienden, … van de ouders
- Vb. hobby mama is volleybal op elke zaterdagmiddag dus elke zaterdagmiddag alleen thuis.
2.4 Het macrosysteem
= Overkoepelende culturele invloeden die invloed hebben op de ontwikkeling van het kind:
maatschappij, onderwijsbeleid, sociale voorzieningen, juridisch beleid, economisch systeem, mens en
levensbesch., … Vb. Ik woon in een westers land dus ik heb meer kansen gekregen qua onderwijs, etc.
om te ontwikkelen.
= cultuur (maatschappelijke tendensen) en ideologie (vooropgestelde idealen door de ‘norm’)
Economisch systeem
Vb. minder financiële middelen voor onderwijs minder uitstappen, minder gastsprekers, grotere
klasgroepen, etc.
Sociale voorzieningen
Vb. is er makkelijke toegang voor iedereen tot gezondheidszorg, hoe is gezondheidszorg georganiseerd,
financiële zekerheid en ocmw, etc.
Onderwijssyteem
Vb. aanbod gepast onderwijs?
De verschillende niveau’s staan met elkaar in verbinding, dus heeft een verandering in één deel van het
systeem invloed op andere delen.
3
, HOOFDSTUK 3: BALANSMODEL VAN BAKKER
Opvoeding = transactioneel proces waarin ouders en kinderen elkaar wederzijds beïnvloeden
Kind, ouders en omgevingsfactoren hebben invloed op dit proces
2 soorten factoren:
- Risicofactoren: eigenschappen, gebeurtenissen of omstandigheden van kind, ouders en omgeving
die de ontwikkeling en de opvoeding kunnen bedreigen kunnen leiden tot ontwikkelingsachterstand
of tot opvoedingsproblemen.
- Beschermfactoren: eigenschappen, gebeurtenissen of omstandigheden die de kans vergroten dat
de opvoeding en ontwikkeling goed verloopt. Kunnen de werking van risicofactoren geheel of
gedeeltelijk compenseren en dus risico’s verkleinen.
3 niveaus:
1. Microniveau: ouder-, kind- en gezinsfactoren (opvoeding & gezinsinteracties)
eigenschappen van ouders, het kind en het gezin staan centraal
2. Mesoniveau: sociale gezins- en buurtfactoren (school, familie)
sociale netwerk, sociale binding en kwaliteit van de buurt (soc. Cohesie): ondersteunende
factoren
3. Macroniveau: maatschappelijke achtergrondfactoren (opleiding, werk, inkomen)
culturele achtergrond en sociaaleconomische positie spelen rol
maatschappelijke en culturele condities die het gezinsleven bepalen
Om wisselwerking tussen beschermende/ risicofactoren, individuele ontwikkeling/ sociale omgeving en tussen
de verschillende socialisatiemilieus in kaart te brengen:
Draagkracht= geheel van competenties en beschermde factoren waarmee ouders en kinderen de
draaglast het hoofd bieden
Draaglast= het geheel van taken dat ouders en kinderen te vervullen hebben
(primaire levensbehoeften, huishoudelijke taken, opvoeding…)
verhouding tussen draagkracht en draaglast bepaalt of ouders de opvoeding aankunnen
Eén risicofactor weinig invloed op ontwikkeling en opvoeding van kind.
Stapelen risicofactoren zich op en de beschermende factoren niet problematisch
zwaardere vorm van opvoedingsondersteuning nodig
Beschermende factoren verminderen risicofactoren
- Meest beschermende factor = sociale steun
- Risicofactor en beschermende factor moeten niet op hetzelfde niveau liggen om te
compenseren
Toename problemen en stressfactoren draagkracht van ouders voor problemen neemt evenredig af
Gezinnen met zwakke maatschappelijk positie: kans groter dat problemen zich opstapelen
Gezinnen met meervoudige risicofactoren: op drie niveaus kwetsbaar + extra kans op opvoedings- of
ontwikkelingsproblemen.
Vergroten van draagkracht van ouders: “empowerment”
Zelfvertrouwen van ouders bevorderen (vb: bieden van morele en sociale steun bij begin problematiek)
Pedagogische competenties van ouders versterken (vb: via informatievoorziening)
Ouders steunen in hun zelfzorg en netwerkopbouwing
Het zelfregulerende vermogen van ouders bevorderen
Voorkomen dat ouders afhankelijk worden van hulpverleners of mening van deskundige
4