1) Plato (427-347 v. Chr.): leerling van Socrates
hij verzette zich tegen het relativisme en probeerde het
natuurrechtsdenken op een nieuwe manier te funderen, hij stelde het
mogelijk om absolute kennis van de werkelijkheid te verkrijgen.
Cruciaal was het onderscheid tussen de waarneembare/zintuigelijke
wereld en de hogere/rationeel geordende ideeën wereld. Hij had hiervoor
bewijs: concepten kennen die niet perfect voorkomen in zintuigelijke
wereld en verschillende objecten classificeren onder één concept.
Zag recht als geen zelfstandig en menselijk product maar geheel van
normen die met ideeën wereld in overeenstemming moeten zijn, is slechts
te verstaan door koning-filosofen (een kleine elite)
Zijn ideale staat was een rechtvaardige samenleving waarin elke klasse
zijn natuurlijke rol vervult in overeenstemming met zijn vermogens
( koning filosofen, wachters en werkers)
i. Hij wees democratie af en pleitte voor een aristocratie waarin wetten
worden opgelegd door elite, omdat massa nie tin staat is om ideeën
te begrijpen door irrationale gedachten afgeleid
ii. Pleitte voor meer meritocratische visie: hiërarchische geordende
samenleving
2) Aristoteles (384-322 v. Chr.): leerling van Plato
Baseerde zich ook op rationalistisch wereldbeeld, de mens functioneert
volgens logische principes en universele wetten door menselijke rede
worden ontdekt.
Zag rationele orde niet in aparte en onveranderlijke ideeënwereld maar
juist in de veranderlijke en aardse wereld zelf. Het maakt er onderdeel
van uit en komt tot uitdrukking in natuurlijke wereld.
Zijn Metafysica: het belang van de doeloorzaak als kernprincipe om de
aarde te begrijpen, elk wezen heeft potentie zich te ontwikkelen tot
natuurlijke vorm: voor mens= bereiken van rationeel en deugdzaam leven
waarmee hij zich onderscheidt van de dieren
i. Hoogste goed bereiken= summum bonum
ii. Formuleerde principe proportionele gelijkheid= gelijke dingen gelijk
behandelen en ongelijke dingen ongelijk = in verhouding tot hun
ongelijkheid
Theologisch wereldbeeld: alles heeft een doel en er bestaat een hiërarchie
van doelen waarin de mens bovenaan staat door zijn rede
i. Opvatting rechtvaardigheid: ieder moet krijgen wat hem toekomt op
basis van verdienste of capaciteiten. Ongelijkheid is natuurlijk en
rechtvaardig, zolang het in overeenstemming is met verschillen in
rationele vermogens.
ii. Vrije Griekse mannen geschikt voor politiek en intellectueel leven,
vrouwen geschikt voor huishoudelijke taken en barbaarse
vreemdelingen zijn van nature geschikt voor slavenhandel.
Het premoderne wereldbeeld: de wereld is rationeel systeem, waarin alles
een eigen plaats heeft en van nature een eigen speciaal doel (telos)
nastreeft.
Voordelen private eigendom: personen wellicht meer zorg zouden dragen
voor wat van hen is ipv gemeenschappelijke of collectieve eigendom
1
,3) Thomas van Aquino (1225-1274): Aristoteles had veel invloed op zijn
denken
Algemeen beschouwd als een van de grootste middeleeuwse theologen en
filosofen zijn werk vormt hoogtepunt scholastiek = middeleeuwse
stroming die ernaar streefde geloof en rede met elkaar te verenigen.
Synthese: A en T hanteerden beide een teleologisch wereldbeeld waarin
alles in de natuur door innerlijke aard gericht is op het bereiken van
volmaaktheid
i. Thomas voegde hier een christelijk element aan toe; deze doelmatige
kosmos is door God geschapen, hoogste doel van mens was dan ook
gericht op aanschouwen van God = het hoogste goed (summum
bonum)
ii. Onderscheidt 3 soorten wetten in zijn natuurrechtelijke theorie: de
eeuwige wet (lex aeterna), de natuurwet (lex naturalis) en de
menselijke wet (lex humana). Deze analyse leidt tot een
overkoepelende definitie van wat een wet is = wet is niets anders
dan een verordening van de rede, gericht op het algemeen welzijn,
afgekondigd door degene die zorg draagt voor de gemeenschap
(zitten 2 natuurrechtelijke elementen in)
1. Laat zich leiden door een geïdealiseerd en conservatief beeld
van de menselijke natuur
2. Wat vaak geobserveerd werd in menselijke natuur werd norm,
was uitzondering was werd als tegennatuurlijk beschouwd :
bevat 2 cruciale denkfouten
Vertegenwoordigt klassieke natuurrecht: alle normen voor menselijk
gedrag afgeleid van natuurwet: goed doen en kwaad vermijden.
i. Rationeel kenbaar via rede, mens neemt deel aan kosmische orde die
elk levend wezen naar natuurlijk doel stuurt (Aristoteles)
ii. Morele wetten die uit door God gegeven Eeuwige wet komen zijn
universeel, onveranderlijk en extern bepaald = leidt heteronome
moraal
1. Positief recht ongeldig indien het ertegen in gaat
4) David Hume: het is-ought problematiek
Is degene die de is-ought problematiek als eerste onder de aandacht
bracht. Wees er op dat er een fundamenteel verschil bestaat tussen
beschrijven van de natuur (descriptive statements) en het voorschrijven
hoe mensen zich zouden moeten gedragen (prescriptive statements). Uit
een beschrijving van hoe iets is, kan men niet afleiden hoe iets zou
moeten zijn.
Uitwerking redenering Aristoteles bettreffende private eigendom:
i. Lag aan grondslag utilitaristische moraaltheorie: er zal meer nut in de
samenleving bestaan wnr de materiële middelen van private
personen en bedrijven zijn ipv de gemeenschap of van de staat
Eind 18de eeuw steeds hevigere kritiek op klassieke natuurrecht
i. Hij verwierp dan ook het idee dat rechtsnormen of staatsmacht
gebaseerd kunnen zijn op een zuivere beschrijving van de
natuurtoestand
2
, ii. Rede is voor hem neutraal, altijd ethische tussenstap nodig om van
feiten normen te maken ( elementen van utilitarisme)
iii. Kritiek sociaalcontracttheorie Hobbes en Locke: legitimiteit aan Staat
is door het nut dat onderdanen erin zien, niet door hypothetisch
contract
1. Verweet hun selectieve aard van feitelijke uitganspunten om
hun gewenste staatsvorm te ondersteunen
5) Michel de Montaigne: scepticisme
franse filosoof en schrijver
Gekend door zijn Essais (1580) : leefde ten tijde van de franse
godsdienstoorlogen tussen katholieken en protestanten, deze conflicten
gingen over absolute waarheden en religieuze doctrines. Hierdoor had hij
de twijfel aan het vermogen van de mens om de waarheid te kennen,
aangezien beide stromingen zich hierop beroepen en hun tegenstrijdige
overtuigingen tot bloederige oorlogen leidden.
Wordt gezien als één van de grondleggers van het modern scepticisme:
een filosofische stroming die fundamenteel twijfelt aan mogelijkheid
zekere kennen
i. Zijn beroemde vraag: ‘que Sais-je? = wat weet ik, weerspiegelt zijn
twijfel aan mogelijkheid om tot absolute waarheden te komen.
ii. Hij wees op grote verscheidenheid aan gebruiken en wetten in
verschillende samenlevingen, bracht hem tot inzicht dat culturele en
morele normen relatief van aard zijn
Beklemtoonde feilbaarheid menselijk waarneming en rede en de zwakheid
van de mens : laat zich bij zijn oordeel vaak leiden door gewoonten,
vooroordelen en irrationele overtuigingen.
Zijn scepticisme leidde tot levenshouding van pragmatische
terughoudendheid betoogde dat we altijd open moeten staan voor het
perspectief van anderen.
6) Niccolò Machiavelli: geweld toegestaan, beroemd door werk: ‘II Principe uit
1513
bracht nieuwe kijk politieke moraal: niet streven naar abstract ideaal van
goede, moeten politieke handelingen beoordeeld worden op basis van hun
effectiviteit.
Belangrijkste verantwoordelijkheid van een heerser is om stabiliteit en
veiligheid van zijn heerschappij te waarborgen, niet om deugdzaam te zijn
i. Stelde dat het soms noodzakelijk is te liegen, bedriegen of geweld te
gebruiken, als dat bijdraagt aan doel van politieke overleving en
succes
ii. Beroemde uitspraak: ”het doel heiligt alle middelen”
Dit politiek relativisme staat in contract met premoderne natuurrecht
3