KRAAKBEEN
Naast klassiek hebben we 2 steunweefsels: kraakbeen en bot.
EMBRYONALE OORSPRONG
Mesodermale oorsprong: op bepaalde plaatsen ontwikkelt het zich tot mesenchym. Dit kan
verder uitgroeien tot klassiek bindweefsel of condenseren tot kraakbeen. Op de plaatsen
waar condensatie optreedt, trekken de uitlopers van de mesenchymcellen zich terug en
worden de cellen zelf actiever. Deze actieve cellen zijn de chondroblasten, de
functionele kraakbeencellen. Ze produceren actief matrix en vezels, voornamelijk
collageen (vooral type II) en in mindere mate elastine. Collageen type II polymeriseert
tot stevige vezels.
Daarnaast maken chondroblasten ook de grondsubstantie aan, vooral
glucosaminoglycanen zoals chondroïtine-4-sulfaat en chondroïtine-6-sulfaat,
zowel in gesulfateerde als niet-gesulfateerde vorm. Ook structurele glycoproteïnen worden geproduceerd, met
name chondronectine, dat de chondroblasten verbindt aan de collageenvezels type II.In een later stadium
trekken de uitlopers zich nog verder terug en worden de cellen inactiever. Deze cellen, meestal rond tot ovaal met
een centrale kern, zijn de chondrocyten (de inactieve kraakbeencellen). Hoewel ze niets extra produceren,
onderhouden ze wel de matrix waarin ze zich bevinden. De collageenvezels worden continu vernieuwd.
Chondroïtine-4- en -6-sulfaat bevinden zich in hoge concentraties rondom de chondrocyten.
Ondanks het feit dat kraakbeen voor 60–70% uit water bestaat, blijft het weefsel stevig en vervormbaar. Bij druk
wordt het water eruit geperst; wanneer de druk wegvalt, zuigt het water zich weer op als een spons. Dit maakt het
weefsel duwvast (in tegenstelling tot de trekvastheid of elasticiteit van klassiek bindweefsel). Het kraakbeen is ook
snijdbaar door de relatief harde matrix tussen de chondrocyten. De chondrocyten liggen ingebed in lacunae
(holtes). De ruimte direct rond deze lacunae wordt de chondromatrix genoemd en vertoont een gradiënt
naargelang de concentratie aan gesulfateerde glucosaminoglycanen. Bij een H&E-
kleuring ziet deze matrix er egaal en eosinofiel uit. Gebruik je een PAS-kleuring, dan
kleurt de zone met hoge concentraties gesulfateerde glucosaminoglycanen rond de
lacune PAS-positief: dit is de territoriale matrix. Verder weg van deze zone wordt de
kleuring bleker: dit is de interterritoriale matrix, gelegen tussen de verschillende
territoria.
- mesenchymcellen
o differentiatie tot chondroblasten
o productie protochondraal weefsel
o kraakbeencentra
- chondroblasten
o retractie celuitlopers
o secretie matrix en procollageen
- chondrocyten
o omgeven door chondromatrix (kraakbeenmatrix)
o lacunae
STRUCTUUR
- Cellen
o chondrocyten
rond, ovaal
RER, Golgi-complex
secretie proteïnen, glycosaminoglycanen
o lacunae
- Extra-cellulaire componenten (chondromatrix of kraakbeenmatrix, vezels)
o grondsubstantie
glycosaminoglycanen
proteoglycanen
o vezels, fibrillen
- Perichondrium
, Aan de rand van een kraakbeenstukje vinden we altijd het perichondrium, het kraakbeenvlies. Dit bestaat uit
onregelmatig dens bindweefsel en is opgebouwd uit twee lagen. De buitenste, fibreuze laag, vormt een stevig
kapsel rond het kraakbeenstukje en bestaat effectief uit onregelmatig dens bindweefsel, eventueel met fibrocyten
erin. Aan de zijde van het kraakbeen grenst deze laag aan de cambiumlaag, die uit weinig gedifferentieerde
cellen bestaat met een inactieve kern. Deze cambiumlaag bevat chondrogene cellen, een soort stamcellen
waaruit kraakbeen kan ontstaan. Wanneer ze geactiveerd worden, beginnen ze matrix te produceren:
kraakbeenmatrix. Op dat moment differentiëren de chondrogene cellen tot chondroblasten, die aan de rand van
het kraakbeen matrix vormen. Hierdoor groeit het kraakbeen appositioneel, dus aan
de buitenzijde bij. De chondroblasten nestelen zich vervolgens in de matrix en
differentiëren verder tot chondrocyten.
De cambiumlaag is altijd goed gevasculariseerd (zoals ook in losmazig bindweefsel),
maar kraakbeen zelf bevat geen bloedvaten. De voeding van het kraakbeen gebeurt
dus volledig via diffusie vanuit de cambiumlaag. Kraakbeen kan echter niet eindeloos
doorgroeien: op een bepaald moment geraakt de diffusie niet meer tot in het midden,
wat leidt tot afbraak. Dit gebeurt eerst door verkalking, en onder normale omstandigheden wordt het kraakbeen
dan vervangen door botweefsel via verbening. Bij gewrichtskraakbeen is er geen perichondrium aanwezig. Dit type
kraakbeen vangt drukkrachten op bij bewegingen zoals wrijving en duwen tussen twee botten. Als er wel een
perichondrium zou zijn, zouden de bloedvaten in dat vlies bij druk dichtgeduwd worden, wat zou leiden tot
necrose. Daarom is het perichondrium afwezig op gewrichtsvlakken. De voeding van het gewrichtskraakbeen
gebeurt via diffusie uit het gewrichtsvocht.
o onregelmatig dicht collageen BW dat kraakbeen omgeeft
o structuur
fibreuze laag
cambiumlaag: chondrogene
cellen
L: scanning opname met kraakbeencellen/
chondrocyten die uitpuilen, platte laag =
perichrondrium
R: LM, kraakbeen t.h.v. oogschelp, de cellen =
chondrocyten ingebed in matrix + lege gaten,
lacuna( te zien door het snijden -> lege lacune, in vivo nooit te zien). Als je matrix volgt; naar onder, perifeer:
cambium laag -> fibreuze laag -> losmazig BW. Normaal continu maar is losgescheurd; meestal tussen
cambiumlaag en fibreuze laag.
- Doorbloeding
o avasculair !
o diffusie (dikte)
KRAAKBEENTYPES
Hyalien kraakbeen : gene dat werd getekend op vorige tekening meneer).
- Meest oorspronkelijke type
o Lagere vertebraten (kraakbeenvissen) → Skelet opgebouwd uit hyalien kraakbeen
o Hogere vertebraten → Skelet kraakbenig aangelegd & secundair door been vervangen
o Volwassen huisdieren → Gewrichtskraakbeen & kraakbeen in ademhalingsstelsel
- meest voorkomend
- collageen type-II
Naast klassiek hebben we 2 steunweefsels: kraakbeen en bot.
EMBRYONALE OORSPRONG
Mesodermale oorsprong: op bepaalde plaatsen ontwikkelt het zich tot mesenchym. Dit kan
verder uitgroeien tot klassiek bindweefsel of condenseren tot kraakbeen. Op de plaatsen
waar condensatie optreedt, trekken de uitlopers van de mesenchymcellen zich terug en
worden de cellen zelf actiever. Deze actieve cellen zijn de chondroblasten, de
functionele kraakbeencellen. Ze produceren actief matrix en vezels, voornamelijk
collageen (vooral type II) en in mindere mate elastine. Collageen type II polymeriseert
tot stevige vezels.
Daarnaast maken chondroblasten ook de grondsubstantie aan, vooral
glucosaminoglycanen zoals chondroïtine-4-sulfaat en chondroïtine-6-sulfaat,
zowel in gesulfateerde als niet-gesulfateerde vorm. Ook structurele glycoproteïnen worden geproduceerd, met
name chondronectine, dat de chondroblasten verbindt aan de collageenvezels type II.In een later stadium
trekken de uitlopers zich nog verder terug en worden de cellen inactiever. Deze cellen, meestal rond tot ovaal met
een centrale kern, zijn de chondrocyten (de inactieve kraakbeencellen). Hoewel ze niets extra produceren,
onderhouden ze wel de matrix waarin ze zich bevinden. De collageenvezels worden continu vernieuwd.
Chondroïtine-4- en -6-sulfaat bevinden zich in hoge concentraties rondom de chondrocyten.
Ondanks het feit dat kraakbeen voor 60–70% uit water bestaat, blijft het weefsel stevig en vervormbaar. Bij druk
wordt het water eruit geperst; wanneer de druk wegvalt, zuigt het water zich weer op als een spons. Dit maakt het
weefsel duwvast (in tegenstelling tot de trekvastheid of elasticiteit van klassiek bindweefsel). Het kraakbeen is ook
snijdbaar door de relatief harde matrix tussen de chondrocyten. De chondrocyten liggen ingebed in lacunae
(holtes). De ruimte direct rond deze lacunae wordt de chondromatrix genoemd en vertoont een gradiënt
naargelang de concentratie aan gesulfateerde glucosaminoglycanen. Bij een H&E-
kleuring ziet deze matrix er egaal en eosinofiel uit. Gebruik je een PAS-kleuring, dan
kleurt de zone met hoge concentraties gesulfateerde glucosaminoglycanen rond de
lacune PAS-positief: dit is de territoriale matrix. Verder weg van deze zone wordt de
kleuring bleker: dit is de interterritoriale matrix, gelegen tussen de verschillende
territoria.
- mesenchymcellen
o differentiatie tot chondroblasten
o productie protochondraal weefsel
o kraakbeencentra
- chondroblasten
o retractie celuitlopers
o secretie matrix en procollageen
- chondrocyten
o omgeven door chondromatrix (kraakbeenmatrix)
o lacunae
STRUCTUUR
- Cellen
o chondrocyten
rond, ovaal
RER, Golgi-complex
secretie proteïnen, glycosaminoglycanen
o lacunae
- Extra-cellulaire componenten (chondromatrix of kraakbeenmatrix, vezels)
o grondsubstantie
glycosaminoglycanen
proteoglycanen
o vezels, fibrillen
- Perichondrium
, Aan de rand van een kraakbeenstukje vinden we altijd het perichondrium, het kraakbeenvlies. Dit bestaat uit
onregelmatig dens bindweefsel en is opgebouwd uit twee lagen. De buitenste, fibreuze laag, vormt een stevig
kapsel rond het kraakbeenstukje en bestaat effectief uit onregelmatig dens bindweefsel, eventueel met fibrocyten
erin. Aan de zijde van het kraakbeen grenst deze laag aan de cambiumlaag, die uit weinig gedifferentieerde
cellen bestaat met een inactieve kern. Deze cambiumlaag bevat chondrogene cellen, een soort stamcellen
waaruit kraakbeen kan ontstaan. Wanneer ze geactiveerd worden, beginnen ze matrix te produceren:
kraakbeenmatrix. Op dat moment differentiëren de chondrogene cellen tot chondroblasten, die aan de rand van
het kraakbeen matrix vormen. Hierdoor groeit het kraakbeen appositioneel, dus aan
de buitenzijde bij. De chondroblasten nestelen zich vervolgens in de matrix en
differentiëren verder tot chondrocyten.
De cambiumlaag is altijd goed gevasculariseerd (zoals ook in losmazig bindweefsel),
maar kraakbeen zelf bevat geen bloedvaten. De voeding van het kraakbeen gebeurt
dus volledig via diffusie vanuit de cambiumlaag. Kraakbeen kan echter niet eindeloos
doorgroeien: op een bepaald moment geraakt de diffusie niet meer tot in het midden,
wat leidt tot afbraak. Dit gebeurt eerst door verkalking, en onder normale omstandigheden wordt het kraakbeen
dan vervangen door botweefsel via verbening. Bij gewrichtskraakbeen is er geen perichondrium aanwezig. Dit type
kraakbeen vangt drukkrachten op bij bewegingen zoals wrijving en duwen tussen twee botten. Als er wel een
perichondrium zou zijn, zouden de bloedvaten in dat vlies bij druk dichtgeduwd worden, wat zou leiden tot
necrose. Daarom is het perichondrium afwezig op gewrichtsvlakken. De voeding van het gewrichtskraakbeen
gebeurt via diffusie uit het gewrichtsvocht.
o onregelmatig dicht collageen BW dat kraakbeen omgeeft
o structuur
fibreuze laag
cambiumlaag: chondrogene
cellen
L: scanning opname met kraakbeencellen/
chondrocyten die uitpuilen, platte laag =
perichrondrium
R: LM, kraakbeen t.h.v. oogschelp, de cellen =
chondrocyten ingebed in matrix + lege gaten,
lacuna( te zien door het snijden -> lege lacune, in vivo nooit te zien). Als je matrix volgt; naar onder, perifeer:
cambium laag -> fibreuze laag -> losmazig BW. Normaal continu maar is losgescheurd; meestal tussen
cambiumlaag en fibreuze laag.
- Doorbloeding
o avasculair !
o diffusie (dikte)
KRAAKBEENTYPES
Hyalien kraakbeen : gene dat werd getekend op vorige tekening meneer).
- Meest oorspronkelijke type
o Lagere vertebraten (kraakbeenvissen) → Skelet opgebouwd uit hyalien kraakbeen
o Hogere vertebraten → Skelet kraakbenig aangelegd & secundair door been vervangen
o Volwassen huisdieren → Gewrichtskraakbeen & kraakbeen in ademhalingsstelsel
- meest voorkomend
- collageen type-II