Samenvatting van Inleiding tot de
Sociologie
1
, Inleiding in de Sociologie
Hoofdstuk 1: op ontdekkingstocht door een onbekend
gebied? Inleiding: over de eigen aard van de samenleving
“Sociologie” = samenlevingskunde/studie vd maatschappij
- Socius < Latijn: metgezel, bondgenoot, verbondene
o = mbt interactie met anderen in klein of groot verband (alles te maken met
sociale omgeving)
- Logos < Grieks: studie, leer, kunde om toegang te krijgen tot informatie
Samenleving in al haar dimensies:
o 3 grote niveaus:
1) Macro-sociologisch
= systemisch karakter van onderdelen in de samenleving (vb:
economie, religie.. = grote systemen)
2) Meso-sociologisch
= interacties op vlak van organisaties & instituties (vb: politieke
partijen, culturele & religieuze instellingen, economische
actoren…)
3) Micro-sociologisch
= interacties tussen individuen
Spanning tusen 2 benaderingen
o 1) Gericht op actie = normatieve benadering
o 2) Gericht op begrijpen = empirische benadering
-> 2 belangrijke figuren:
- 1) Sieyès (18de-19de eeuw) = religieus figuur in Frankrijk ten tijde vd Franse
revolutie
- Klachten gemaakt tav ancien régime & absolute monarchie
- Gevolg: fundamentele veranderingen in Frankrijk (door
verlichtingsfilosofen uit 18de eeuw voorbereid (vb: Voltair,
Didéro..))
- = wetenschappelijke arbeid om alle kennis te bundelen
-> neveneffect op sociale actoren die kritische vragen
stellen over de samenleving
- Schreef werk over 3de stand
- Doel:
- Hervorming vd samenleving
- Meer toegang voor gewone bevolking tot dienstverlening
- Zekere mate van gelijkheid -> idee van liberté, égalité &
fraternité
- Wetenschappers moeten zich ten dienste stellen van die ideëen:
sociologie = manier om bij te dragen aan betere samenleving
door deze te bekritseren
2
, - = activistische benadering vd sociologische wetenschap
- Comte: sociologie = gericht op begrijpen, meer
afstand (≠ gericht op actie)
- Sociologie = normatief
- = de leer die een rechtvaardige & revolutionaire ordening vd
samenleving voorschreef (3de stand die rechten moeten krijgen)
- = ideële voorstelling over hoe de samenleving hoort te
zijn
- 2) Comte (19 eeuw) = eerste echt socioloog uit Frankrijk
de
- Sociologie = wetenschap die inzichten in samenleving zo dicht mogelijk
bundelen & exacte- of natuurwetenschappen nabootst
- = gericht op natuurlijke ordening, eerder dan veranderen ervan
- Alternatieve formulering voor sociologie
- = le physique social (= sociale fyisca)
- = meer empirische benadering, afstand (gericht op
begrijpen, ipv actie)
- = wetenschap gericht op natuurkundige wetten te vatten
om deze te kunnen voorspellen
- Sociologie = empirisch, beschrijvend
- Taak vd sociologen = samenleving op een objectieve &
empirische wijze te doorgronden
Sociologie = de studie van:
- Sociale verbanden
- Vb: gezinnen, verenigingen, bedrijven…
- = loutere berschrijving
- Wat is sociaal verband & uit hoeveel mensen bestaat het?
- Kan zijn tussen 2 personen (= diade) of meer entiteiten/mensen
omvatten (vb: politieke partijen, sportclubs.. met veel leden of die veel
mensen kunnen mobiliseren (= deelnemers aan activiteiten, ≠ lid per se))
- Kenmerken vd sociale verbanden
- = hoe relaties, samenlevingsverbanden in elkaar zitten
- Vb: sociale verbanden kunnen veranderen naargelang culturele context
& wat is cultuur volgens sociologie?
- ‘Wetmatigheden’ die onze samenleving sturen
- = fundamentele relaties, eenheden vatten (op alle niveaus), ordenen &
samenbrengen (kan op verschillende manieren)
- Sociologie bestaat uit verschillende eenheden die op
verschillende wijzen kunnen worden samengebracht
- = in wetten vd physique social, maar activistische sociologen gaan dit ook
doen
- Waarom tussen haakjes? Wetmatigheid vd sociologie ≠ hetzelfde als van
natuurkunde
- Sociologen zeggen dat er veel contengentie is in samenleving
3
, - = context die kan wijzigen waardoor wetmatigheid op
andere manier benaderd wordt
- WANT als context verandert kunnen ook manieren
waarop mensen met elkaar omgaan veranderen
- In sociologie: open einde, weinig voorspelbare toekomst
- Men probeert te voorspellen obv gegevens uit verleden,
maar is moeilijk
- Kan sprake zijn van verderzetting of juist breuk
met verleden in toekomst: uitgaan van verleden
die toekomst verderzet werkt niet in sociale
werkelijkheid
- Relativiteit vd sociale omgeving die voortdurend kan
wijzigen & tot andere gevolgen aanleiding geven
1.1 een beeld van een titel
Samenleving = speelveld met spelregels & spelers
Speelveld = plaats waar activiteit ontplooid wordt Samenlevingsspel
Spelregels = wetten & gedragsregels
Spelers = mensen, organisaties, instituties…
Samenleving binnen domeinen vd sociologie = plaats waar mensen met elkaar
interageren volgens bepaalde spelregels
-> Bestaat uit componenten:
o 1) Speelveld
o 2) Spelregels = geheel van regels
Vb: rechtsregels, sociale normen (etiquetteregels, onuitgesproken regels
die rol spelen in sociale interacties & manier hoe dingen lopen in
samenleving)
Kunnen van diverse aard zijn
≠ allemaal dwingend
o 3) Spelers
Samenleving = meer dan geheel van regels, ook entiteit
Regels worden toegepast binnen bepaalde context (vb:
geografische context (verband van landen zoals EU, regio’s,..),
economische context..)
Elke entiteit & individu (= spelers) heeft eigen regels waaraan ze
gebonden zijn binnen eigen speelveld
Echte activiteit vd samenleving zit bij deze die gebruik maken van
speelveld & zich (on)bewust onderwerpen aan de spelregels
o Specifieke posities = positie die speler inneemt in
hiërarchie vh organische geheel
Positie in hiërarchie ≠ onveranderlijk
o Specifieke rollen = wat men verwacht bij invulling vd
4
, positie (vb: rector zijn = interne taak van bestuur en beheer
& vertegenwoordiging vd universiteit)
= invulling die men geeft aan positie
o Status
Sommigen hebben hoge, anderen lage status
Vb: topvoetballers hebben hogere status
(positionering & wijze waarop ze door
buitenwereld, modale burger worden
geevalueerd)
o Informatie & communicatie
Spelers beschikken over informatie &
communiceren met elkaar (dragen info over) tijdens
spel
Kan informeel (vb: berichtjes sturen, tussen
voetballers bij match, in wielerwedstrijden
met oortjes communiceren) of formeel zijn
Heeft te maken met: hiërarchieën in samenleving &
taakverdeling
o Taakverdeling & hiërarchie
= manier hoe men gepositioneerd is, hoe taken
worden vervuld & wat verwacht wordt
Onderscheid:
Formele leider = door officiële kanalen
Informele leider = door de facto gezag in de
groep
-> Leidt tot conflicten
o Ruimte rond het speelveld in concentrische cirkels
= mensen achter de schermen die bepalen hoe
deelnemers zich gedragen (vb: kerk, politici,
ondernemers…)
Spelers op speelveld (moeten zich aan regels
houden (vb: tijdens voetbalmatch buitenspel, gele
en rode kaarten..)), maar ook mensen errond (vb:
tijdens voetbalmatch eerste circel van
reservespelers, technische staf, trainer erlangs ->
hoe groter veld, hoe moeilijker de communicatie,
DUS in getrapt systeem van infoverzameling & -
doorstroming voorzien via kapitein vd ploeg & in
tweede circel vh publiek die niet actief deelnemen
maar wel aan bepaalde sociale & juridische regels
moeten voldoen (niet vechten, veld betreden,
uitschelden...))
Positie vd socioloog: neutrale waarnemer (‘tribune’)
5
, - Beschrijven vd gebeurtenissen
- Analyseren
- Verklaringen zoeken
- Positionaliteit uitspreken
➢ = voorkeuren, ervaringen,… die invloed kunnen hebben op neutraliteit
vh onderzoek
Samenleving ≠ zo duidelijk afgebakend als een spel
o Vb: spelregels veranderen voortdurend, spelers hebben tegenstrijdige rollen…
o Pas vrijheid ALS er spelregels zijn: zorgen voor zekerheid & voorspelbaarheid
Geordende samenleving: mensen hebben vrijheid om regels te
respecteren & overtreden
1.2 het dagelijks leven door de sociologische lens
De sociologische lens geeft betekenis aan de samenleving
Individuele aspiraties, doelstellingen, kenmerken.. (= regelmatigheden) achter
waarnemingen & navigatie vd samenleving
o = gewone kennen vd samenleving
Eerste indrukken geven niet steeds goed weer wat werkelijk gebeurt
o MAAR verschil met sociologie: door sociologische lens kijken naar samenleving
waardoor we andere dingen zien
Geeft betekenis aan samenleving, componenten waaruit samenleving
bestaat & toont veranderingsmogelijkheden in samenleving (zodat
samenleving beter aansluit bij verwachtingspatronen & wensen)
Waarnemingen vd samenleving = slechts nuttig ALS we door lens
kijken & deze kunnen interpreteren
Vb: de sociologische lens vereist observaties, diepte-interviews, surveys…
‘Sociological imagination’ < Mills (20ste eeuw):
= Amerikaanse socioloog
‘Sociologische verbeelding’
o = sociologen kijken op andere manier naar samenleving dan niet-sociologen of
niet-wetenschappers
Zien dingen die anderen niet zien & kunnen dit in perspectief plaatsen dat
anderen niet kunnen door gebruik te maken vh sociologisch denkapparaat
Sociologische lens = slechts nuttig ALS gebruikt door
iemand die sociologische verbeelding bezit
o “The vivid awareness of the relationship between experience and the wider
society”
Vermogen om te begrijpen dat individuele waarnemingen verband
hebben met maatschappelijke krachten & ruimere historische context
Jouw waarnemingen = beïnvloed door sociale structuren/mensen
die voor jou er waren
o Sociologie = gebruik maken van:
6
, Geschiedenis
Hoe zijn dingen tot stand gekomen & wat zijn de verschillende
interpretaties? Hoe zit geschiedenis in elkaar?
Biografieën = kenmerken vd individuen die rol spelen in geschiedenis
Wie zijn grote figuren, spelers geweest in geschiedenis om
veranderingen door te voeren of juist tegen te houden?
Vb: Napoleon zijn kenmerken hebben de loop vd geschiedenis
bepaald
Structuur = speelveld
Binnen welke gehelen vinden deze gebeurtenissen plaats?
Wisseling van perspectieven
= afstand nemen vd actuele toestand & een alternatief standpunt
innemen
o Maakt socioloog tot toeschouwer
Vb: Amerikaan heeft bepaalde perspectieven met eigen
interpretatie van wat politiek moet zijn
o Socioloog kan zich intellectueel in perspectief vd andere
plaatsen door bepaalde methodes, instrumenten toe te
passen, om standpunten van beide kanten te begrijpen
Spelers & speelveld = belangrijk, maar ook rekening houden met: historiek &
inlevingsvermogen (≠ per se perspectief vd andere partij overnemen & volledig
heroriënteren (tenzij je dat beter vindt))
o Sociologische kennis overstijgt de vanzelfsprekendheden vh dagelijks leven (vb:
routines)
WANT dagelijkse werkelijkheid in ruime historische/sociale context
geplaatst
1.2.1 selectieve waarneming
= informatie reduceren, ordenen en interpreteren vanuit eigen positie in wereld
(waarneming wordt selectief)
= samenleving waarnemen vanuit eigen positie & rollen die men bekleed & buitenwereld
principieren op bepaalde wijze (= wijze die makkelijker is dan out of the box-denken)
Niet enkel op deze manier denken, maar ook handelen hierop baseren
o Basiselementen vh routineus denken:
1) Fysieke & sociale elementen & beperkingen
Vb: hoogte vd status, materiële ruimte (vb: in België ≠ zelfde visie
als in Nederland, als je in België woont & in Nederland werk)
2) Specifieke belangen
Vb: CEO heeft andere belangen dan medewerker op lager niveau
of op zelfde niveau maar met andere rol
Verklaren waarom je iets denkt & daarnaar handelt
3) Kennis & informatiebeschikking
Hoe meer kennis, hoe meer men zich in verschillende
perspectieven kan plaatsen & hoe veelzijdiger de uitspraken en
7
, handelingspatronen zijn
Vb: formeel overgedragen kennis uit onderwijs, ervaring
4) Voorkeuren & afkeer
Vb: voor- of afkeer van ideëen, omstandigheden, personen,
ideologieën
Bepaalt manier van denken, handelen & interactie met anderen
Nadruk op mogelijkheid om andere perspectieven in te nemen, want
o Routineus denken = common sense
o Routineus handelen = gedrag
Voordelen:
o 1) Middel om ons staande te houden in uiteenlopende situaties (dagelijkse
confrontatie)
o 2) Niet bij elke confrontatie opnieuw hele keuzeboom moeten afwerken voor
handelen
o 3) Vergemakkelijkt deelname aan sociaal verkeer
1.2.2 referentiekaders
= onze ideëen (vb: obv afkomst) samengebracht tot wereld- of mensbeeld
= stabiel, maar niet onveranderlijk
o = hoger niveau dat meer stabiliteit biedt
o Veranderingen in onze situatie beïnvloeden (na een tijd) referentiekader
Vgl. met sociale bril: bepaalde lens waardoor je verschillende kijk krijgt op dezelfde
werkelijkheid
o = vaste sociale bril waarmee we kijken naar realiteit gevoed door elk
basiscomponent vh routineus denken & ons helpt de werkelijkheid tegemoet te
komen
Zo moeten we ons niet bij elke interactie nieuwe vragen stellen
(gebruiken vd referentiekaders)
Iedereen heeft dit
o Vb: eigen afkomst, ervaring, opleiding
o Basiscomponenten = aanwezig in verschillende doseringen in individuen
Gevolg: diversiteiten binnen referentiekaders
Iedereen heeft eigen, individuele, unieke referentiekader
MAAR er kunnen wel overlappingen zijn tussen de elementen =
gedeelde referentiekaders
o Grote groepen individuen in ongeveer
dezelfde situatie opgroeien/werken
Soortgelijke ervaringen ->
soortgelijke referentiekaders
o = deel cultuurpatronen
= kenmerkende combinaties van cultuurelementen
voor bepaalde groep (waarden, normen,
doelstellingen é verwachtingen)
Vb: jeugdcultuur
8
, o Vb: hoe kunnen politieke partijen anders beslissingen
maken als er niet minstens een gemeenschappelijke
ideologische referentiekader is?
o Vb: specifieke taal (vb: tussen juristen, medici..) =
gedeeldheid in referentiekaders om deze over te kunnen
brengen
Vormt een geheel
o Vb: voor- of afkeer naar handelingen = op geheel vd handelingen
o = interne consistentie & logica
Waarnemingen gebeuren vanuit hetzelfde
referentiekader (geen apart
referentiekader voor elke specifieke
situatie)
Realiteit
Onderscheid:
o Objectieve/zakelijke realiteit
Vb: verkiezingen (= subjectieve realiteit) worden gevalideerd & worden
feiten (= objectieve, feitelijke realiteit)
Mate van feitelijkheid waarover niet kan gediscussieerd worden
Vb: feit dat verkiezingscijfer er is = zakelijke realiteit (≠ zekerheid
of het correcte verkiezingen waren..)
o Subjectieve/beleefde/gepercipieerde realiteit
Self-fulfilling prophecies < Merton (= Amerikaanse socioloog)
o = zelfvervullende voorspelling
o = voorspellen dat iets gaat gebeuren wat ervoor zorgt dat dit ook effectief
gebeurt (vb: “ik ga buizen”, dus je buist omdat je te weinig zelfvertrouwen hebt
waardoor je constant weent ipv te studeren & op examen te veel stress hebt om
het goed in te vullen)
Gepercipieerde realiteit stuurt ons handelen even veel als zakelijke
realiteit: aanvankelijk verkeerde beeld van een toestand wordt soms
echte werkelijkheid omdat we ons gedragen naar perceptie vd realiteit
Veel personen doen hierdoor hetzelfde, zonder het af te spreken
o Vb: kiezers gaan stemmen op de partijen waarvan ze verwachten dat ze gaan
winnen vanaf begin vd campagne (= gebaseerd op perceptie dat partij gaat
winnen)
Omgekeerde: op partijen stemmen die in neerdalende spiraal zitten,
omdat ze niet willen dat bepaalde partij wint (= selfdestroying prophecy)
= voorspelling van iets dat zou moeten gebeuren leidt tot
tegenbeweging, keert zich ertegen zodat juist het andere wordt
bekomen
o Toepassing (1): pygmalioneffect
= hoe verwachtingen die leerkrachten hebben qua schoolprestaties van
leerlingen, die schoolprestaties ook beïnvloeden
9
, Hoe hoger verwachtingen, hoe betere prestaties
o Want worden uitgedaagd om beter te presteren
o Toepassing (2): stereotypering
= onderdeel vh referentiekader specifiek gericht op vooroordelen (=
oordeel gevormd vooraleer voldoende info verworven vanuit
wetenschappelijk standpunt om een correct oordeel te kunnen vormen)
Vb: mbt geslacht (vrouwen kunnen dit beter dan mannen), huidskleur,
landen..
Vb: door vooroordelen gaan mensen stemmen zonder voldoende kennis
van zaken (denken niet na over consequenties, standpunten, debatten..)
Vb: ”ik ben liberaal” & ongeacht hoe de standpunten veranderen
hierachter blijven staan
= gebaseerd op andere info dan vanuit wetenschap verworven
Geïnformeerde mensen hebben minder vooroordelen dan
onwetende mensen
o MAAR vanaf mensen vooroordelen hebben: méér
informatie helpt niet meer
Wie onbevooroordeeld is: info bevestigd openheid
& tolerantie
Wie bevooroordeeld is: info versterkt
vooroordelen
= gefixeerde & vereenvoudigde voorstellingen over andere groepen die in
bepaalde groep gangbaar zijn, zonder op feiten gebaseerd te zijn (<
Schneider)
Kenmerken:
o Onverantwoorde vereenvoudiging
o Vertekening
o Veralgemening
Kan positief of negatief zijn
Kan hulpmiddel zijn in sociale omgang
o WANT vermindert complexiteit sociale omgeving (vb:
gierige Hollander, luidruchtige Italiaan)
Vaak karakteristieken aan gekoppeld (vb: sluwe jood)
Sociologie = oproep om sociale bril af te zetten
Beseffen dat we beperkingen hebben die sociale bril oriënteren & dit afzetten of een
andere bril opzetten
o Kijken vanuit ander perspectief, bril/referentiekader van anderen voor meer
diversiteit < Mills
o Sociale bril maakt waarneming selectief & voedt stereotypen
Sociologie = onbevooroordeelde, neutrale beeldvorming vd
maatschappelijke realiteit
DUS zoveel mogelijk afstand nemen vd routines vh dagelijks
leven
10
Sociologie
1
, Inleiding in de Sociologie
Hoofdstuk 1: op ontdekkingstocht door een onbekend
gebied? Inleiding: over de eigen aard van de samenleving
“Sociologie” = samenlevingskunde/studie vd maatschappij
- Socius < Latijn: metgezel, bondgenoot, verbondene
o = mbt interactie met anderen in klein of groot verband (alles te maken met
sociale omgeving)
- Logos < Grieks: studie, leer, kunde om toegang te krijgen tot informatie
Samenleving in al haar dimensies:
o 3 grote niveaus:
1) Macro-sociologisch
= systemisch karakter van onderdelen in de samenleving (vb:
economie, religie.. = grote systemen)
2) Meso-sociologisch
= interacties op vlak van organisaties & instituties (vb: politieke
partijen, culturele & religieuze instellingen, economische
actoren…)
3) Micro-sociologisch
= interacties tussen individuen
Spanning tusen 2 benaderingen
o 1) Gericht op actie = normatieve benadering
o 2) Gericht op begrijpen = empirische benadering
-> 2 belangrijke figuren:
- 1) Sieyès (18de-19de eeuw) = religieus figuur in Frankrijk ten tijde vd Franse
revolutie
- Klachten gemaakt tav ancien régime & absolute monarchie
- Gevolg: fundamentele veranderingen in Frankrijk (door
verlichtingsfilosofen uit 18de eeuw voorbereid (vb: Voltair,
Didéro..))
- = wetenschappelijke arbeid om alle kennis te bundelen
-> neveneffect op sociale actoren die kritische vragen
stellen over de samenleving
- Schreef werk over 3de stand
- Doel:
- Hervorming vd samenleving
- Meer toegang voor gewone bevolking tot dienstverlening
- Zekere mate van gelijkheid -> idee van liberté, égalité &
fraternité
- Wetenschappers moeten zich ten dienste stellen van die ideëen:
sociologie = manier om bij te dragen aan betere samenleving
door deze te bekritseren
2
, - = activistische benadering vd sociologische wetenschap
- Comte: sociologie = gericht op begrijpen, meer
afstand (≠ gericht op actie)
- Sociologie = normatief
- = de leer die een rechtvaardige & revolutionaire ordening vd
samenleving voorschreef (3de stand die rechten moeten krijgen)
- = ideële voorstelling over hoe de samenleving hoort te
zijn
- 2) Comte (19 eeuw) = eerste echt socioloog uit Frankrijk
de
- Sociologie = wetenschap die inzichten in samenleving zo dicht mogelijk
bundelen & exacte- of natuurwetenschappen nabootst
- = gericht op natuurlijke ordening, eerder dan veranderen ervan
- Alternatieve formulering voor sociologie
- = le physique social (= sociale fyisca)
- = meer empirische benadering, afstand (gericht op
begrijpen, ipv actie)
- = wetenschap gericht op natuurkundige wetten te vatten
om deze te kunnen voorspellen
- Sociologie = empirisch, beschrijvend
- Taak vd sociologen = samenleving op een objectieve &
empirische wijze te doorgronden
Sociologie = de studie van:
- Sociale verbanden
- Vb: gezinnen, verenigingen, bedrijven…
- = loutere berschrijving
- Wat is sociaal verband & uit hoeveel mensen bestaat het?
- Kan zijn tussen 2 personen (= diade) of meer entiteiten/mensen
omvatten (vb: politieke partijen, sportclubs.. met veel leden of die veel
mensen kunnen mobiliseren (= deelnemers aan activiteiten, ≠ lid per se))
- Kenmerken vd sociale verbanden
- = hoe relaties, samenlevingsverbanden in elkaar zitten
- Vb: sociale verbanden kunnen veranderen naargelang culturele context
& wat is cultuur volgens sociologie?
- ‘Wetmatigheden’ die onze samenleving sturen
- = fundamentele relaties, eenheden vatten (op alle niveaus), ordenen &
samenbrengen (kan op verschillende manieren)
- Sociologie bestaat uit verschillende eenheden die op
verschillende wijzen kunnen worden samengebracht
- = in wetten vd physique social, maar activistische sociologen gaan dit ook
doen
- Waarom tussen haakjes? Wetmatigheid vd sociologie ≠ hetzelfde als van
natuurkunde
- Sociologen zeggen dat er veel contengentie is in samenleving
3
, - = context die kan wijzigen waardoor wetmatigheid op
andere manier benaderd wordt
- WANT als context verandert kunnen ook manieren
waarop mensen met elkaar omgaan veranderen
- In sociologie: open einde, weinig voorspelbare toekomst
- Men probeert te voorspellen obv gegevens uit verleden,
maar is moeilijk
- Kan sprake zijn van verderzetting of juist breuk
met verleden in toekomst: uitgaan van verleden
die toekomst verderzet werkt niet in sociale
werkelijkheid
- Relativiteit vd sociale omgeving die voortdurend kan
wijzigen & tot andere gevolgen aanleiding geven
1.1 een beeld van een titel
Samenleving = speelveld met spelregels & spelers
Speelveld = plaats waar activiteit ontplooid wordt Samenlevingsspel
Spelregels = wetten & gedragsregels
Spelers = mensen, organisaties, instituties…
Samenleving binnen domeinen vd sociologie = plaats waar mensen met elkaar
interageren volgens bepaalde spelregels
-> Bestaat uit componenten:
o 1) Speelveld
o 2) Spelregels = geheel van regels
Vb: rechtsregels, sociale normen (etiquetteregels, onuitgesproken regels
die rol spelen in sociale interacties & manier hoe dingen lopen in
samenleving)
Kunnen van diverse aard zijn
≠ allemaal dwingend
o 3) Spelers
Samenleving = meer dan geheel van regels, ook entiteit
Regels worden toegepast binnen bepaalde context (vb:
geografische context (verband van landen zoals EU, regio’s,..),
economische context..)
Elke entiteit & individu (= spelers) heeft eigen regels waaraan ze
gebonden zijn binnen eigen speelveld
Echte activiteit vd samenleving zit bij deze die gebruik maken van
speelveld & zich (on)bewust onderwerpen aan de spelregels
o Specifieke posities = positie die speler inneemt in
hiërarchie vh organische geheel
Positie in hiërarchie ≠ onveranderlijk
o Specifieke rollen = wat men verwacht bij invulling vd
4
, positie (vb: rector zijn = interne taak van bestuur en beheer
& vertegenwoordiging vd universiteit)
= invulling die men geeft aan positie
o Status
Sommigen hebben hoge, anderen lage status
Vb: topvoetballers hebben hogere status
(positionering & wijze waarop ze door
buitenwereld, modale burger worden
geevalueerd)
o Informatie & communicatie
Spelers beschikken over informatie &
communiceren met elkaar (dragen info over) tijdens
spel
Kan informeel (vb: berichtjes sturen, tussen
voetballers bij match, in wielerwedstrijden
met oortjes communiceren) of formeel zijn
Heeft te maken met: hiërarchieën in samenleving &
taakverdeling
o Taakverdeling & hiërarchie
= manier hoe men gepositioneerd is, hoe taken
worden vervuld & wat verwacht wordt
Onderscheid:
Formele leider = door officiële kanalen
Informele leider = door de facto gezag in de
groep
-> Leidt tot conflicten
o Ruimte rond het speelveld in concentrische cirkels
= mensen achter de schermen die bepalen hoe
deelnemers zich gedragen (vb: kerk, politici,
ondernemers…)
Spelers op speelveld (moeten zich aan regels
houden (vb: tijdens voetbalmatch buitenspel, gele
en rode kaarten..)), maar ook mensen errond (vb:
tijdens voetbalmatch eerste circel van
reservespelers, technische staf, trainer erlangs ->
hoe groter veld, hoe moeilijker de communicatie,
DUS in getrapt systeem van infoverzameling & -
doorstroming voorzien via kapitein vd ploeg & in
tweede circel vh publiek die niet actief deelnemen
maar wel aan bepaalde sociale & juridische regels
moeten voldoen (niet vechten, veld betreden,
uitschelden...))
Positie vd socioloog: neutrale waarnemer (‘tribune’)
5
, - Beschrijven vd gebeurtenissen
- Analyseren
- Verklaringen zoeken
- Positionaliteit uitspreken
➢ = voorkeuren, ervaringen,… die invloed kunnen hebben op neutraliteit
vh onderzoek
Samenleving ≠ zo duidelijk afgebakend als een spel
o Vb: spelregels veranderen voortdurend, spelers hebben tegenstrijdige rollen…
o Pas vrijheid ALS er spelregels zijn: zorgen voor zekerheid & voorspelbaarheid
Geordende samenleving: mensen hebben vrijheid om regels te
respecteren & overtreden
1.2 het dagelijks leven door de sociologische lens
De sociologische lens geeft betekenis aan de samenleving
Individuele aspiraties, doelstellingen, kenmerken.. (= regelmatigheden) achter
waarnemingen & navigatie vd samenleving
o = gewone kennen vd samenleving
Eerste indrukken geven niet steeds goed weer wat werkelijk gebeurt
o MAAR verschil met sociologie: door sociologische lens kijken naar samenleving
waardoor we andere dingen zien
Geeft betekenis aan samenleving, componenten waaruit samenleving
bestaat & toont veranderingsmogelijkheden in samenleving (zodat
samenleving beter aansluit bij verwachtingspatronen & wensen)
Waarnemingen vd samenleving = slechts nuttig ALS we door lens
kijken & deze kunnen interpreteren
Vb: de sociologische lens vereist observaties, diepte-interviews, surveys…
‘Sociological imagination’ < Mills (20ste eeuw):
= Amerikaanse socioloog
‘Sociologische verbeelding’
o = sociologen kijken op andere manier naar samenleving dan niet-sociologen of
niet-wetenschappers
Zien dingen die anderen niet zien & kunnen dit in perspectief plaatsen dat
anderen niet kunnen door gebruik te maken vh sociologisch denkapparaat
Sociologische lens = slechts nuttig ALS gebruikt door
iemand die sociologische verbeelding bezit
o “The vivid awareness of the relationship between experience and the wider
society”
Vermogen om te begrijpen dat individuele waarnemingen verband
hebben met maatschappelijke krachten & ruimere historische context
Jouw waarnemingen = beïnvloed door sociale structuren/mensen
die voor jou er waren
o Sociologie = gebruik maken van:
6
, Geschiedenis
Hoe zijn dingen tot stand gekomen & wat zijn de verschillende
interpretaties? Hoe zit geschiedenis in elkaar?
Biografieën = kenmerken vd individuen die rol spelen in geschiedenis
Wie zijn grote figuren, spelers geweest in geschiedenis om
veranderingen door te voeren of juist tegen te houden?
Vb: Napoleon zijn kenmerken hebben de loop vd geschiedenis
bepaald
Structuur = speelveld
Binnen welke gehelen vinden deze gebeurtenissen plaats?
Wisseling van perspectieven
= afstand nemen vd actuele toestand & een alternatief standpunt
innemen
o Maakt socioloog tot toeschouwer
Vb: Amerikaan heeft bepaalde perspectieven met eigen
interpretatie van wat politiek moet zijn
o Socioloog kan zich intellectueel in perspectief vd andere
plaatsen door bepaalde methodes, instrumenten toe te
passen, om standpunten van beide kanten te begrijpen
Spelers & speelveld = belangrijk, maar ook rekening houden met: historiek &
inlevingsvermogen (≠ per se perspectief vd andere partij overnemen & volledig
heroriënteren (tenzij je dat beter vindt))
o Sociologische kennis overstijgt de vanzelfsprekendheden vh dagelijks leven (vb:
routines)
WANT dagelijkse werkelijkheid in ruime historische/sociale context
geplaatst
1.2.1 selectieve waarneming
= informatie reduceren, ordenen en interpreteren vanuit eigen positie in wereld
(waarneming wordt selectief)
= samenleving waarnemen vanuit eigen positie & rollen die men bekleed & buitenwereld
principieren op bepaalde wijze (= wijze die makkelijker is dan out of the box-denken)
Niet enkel op deze manier denken, maar ook handelen hierop baseren
o Basiselementen vh routineus denken:
1) Fysieke & sociale elementen & beperkingen
Vb: hoogte vd status, materiële ruimte (vb: in België ≠ zelfde visie
als in Nederland, als je in België woont & in Nederland werk)
2) Specifieke belangen
Vb: CEO heeft andere belangen dan medewerker op lager niveau
of op zelfde niveau maar met andere rol
Verklaren waarom je iets denkt & daarnaar handelt
3) Kennis & informatiebeschikking
Hoe meer kennis, hoe meer men zich in verschillende
perspectieven kan plaatsen & hoe veelzijdiger de uitspraken en
7
, handelingspatronen zijn
Vb: formeel overgedragen kennis uit onderwijs, ervaring
4) Voorkeuren & afkeer
Vb: voor- of afkeer van ideëen, omstandigheden, personen,
ideologieën
Bepaalt manier van denken, handelen & interactie met anderen
Nadruk op mogelijkheid om andere perspectieven in te nemen, want
o Routineus denken = common sense
o Routineus handelen = gedrag
Voordelen:
o 1) Middel om ons staande te houden in uiteenlopende situaties (dagelijkse
confrontatie)
o 2) Niet bij elke confrontatie opnieuw hele keuzeboom moeten afwerken voor
handelen
o 3) Vergemakkelijkt deelname aan sociaal verkeer
1.2.2 referentiekaders
= onze ideëen (vb: obv afkomst) samengebracht tot wereld- of mensbeeld
= stabiel, maar niet onveranderlijk
o = hoger niveau dat meer stabiliteit biedt
o Veranderingen in onze situatie beïnvloeden (na een tijd) referentiekader
Vgl. met sociale bril: bepaalde lens waardoor je verschillende kijk krijgt op dezelfde
werkelijkheid
o = vaste sociale bril waarmee we kijken naar realiteit gevoed door elk
basiscomponent vh routineus denken & ons helpt de werkelijkheid tegemoet te
komen
Zo moeten we ons niet bij elke interactie nieuwe vragen stellen
(gebruiken vd referentiekaders)
Iedereen heeft dit
o Vb: eigen afkomst, ervaring, opleiding
o Basiscomponenten = aanwezig in verschillende doseringen in individuen
Gevolg: diversiteiten binnen referentiekaders
Iedereen heeft eigen, individuele, unieke referentiekader
MAAR er kunnen wel overlappingen zijn tussen de elementen =
gedeelde referentiekaders
o Grote groepen individuen in ongeveer
dezelfde situatie opgroeien/werken
Soortgelijke ervaringen ->
soortgelijke referentiekaders
o = deel cultuurpatronen
= kenmerkende combinaties van cultuurelementen
voor bepaalde groep (waarden, normen,
doelstellingen é verwachtingen)
Vb: jeugdcultuur
8
, o Vb: hoe kunnen politieke partijen anders beslissingen
maken als er niet minstens een gemeenschappelijke
ideologische referentiekader is?
o Vb: specifieke taal (vb: tussen juristen, medici..) =
gedeeldheid in referentiekaders om deze over te kunnen
brengen
Vormt een geheel
o Vb: voor- of afkeer naar handelingen = op geheel vd handelingen
o = interne consistentie & logica
Waarnemingen gebeuren vanuit hetzelfde
referentiekader (geen apart
referentiekader voor elke specifieke
situatie)
Realiteit
Onderscheid:
o Objectieve/zakelijke realiteit
Vb: verkiezingen (= subjectieve realiteit) worden gevalideerd & worden
feiten (= objectieve, feitelijke realiteit)
Mate van feitelijkheid waarover niet kan gediscussieerd worden
Vb: feit dat verkiezingscijfer er is = zakelijke realiteit (≠ zekerheid
of het correcte verkiezingen waren..)
o Subjectieve/beleefde/gepercipieerde realiteit
Self-fulfilling prophecies < Merton (= Amerikaanse socioloog)
o = zelfvervullende voorspelling
o = voorspellen dat iets gaat gebeuren wat ervoor zorgt dat dit ook effectief
gebeurt (vb: “ik ga buizen”, dus je buist omdat je te weinig zelfvertrouwen hebt
waardoor je constant weent ipv te studeren & op examen te veel stress hebt om
het goed in te vullen)
Gepercipieerde realiteit stuurt ons handelen even veel als zakelijke
realiteit: aanvankelijk verkeerde beeld van een toestand wordt soms
echte werkelijkheid omdat we ons gedragen naar perceptie vd realiteit
Veel personen doen hierdoor hetzelfde, zonder het af te spreken
o Vb: kiezers gaan stemmen op de partijen waarvan ze verwachten dat ze gaan
winnen vanaf begin vd campagne (= gebaseerd op perceptie dat partij gaat
winnen)
Omgekeerde: op partijen stemmen die in neerdalende spiraal zitten,
omdat ze niet willen dat bepaalde partij wint (= selfdestroying prophecy)
= voorspelling van iets dat zou moeten gebeuren leidt tot
tegenbeweging, keert zich ertegen zodat juist het andere wordt
bekomen
o Toepassing (1): pygmalioneffect
= hoe verwachtingen die leerkrachten hebben qua schoolprestaties van
leerlingen, die schoolprestaties ook beïnvloeden
9
, Hoe hoger verwachtingen, hoe betere prestaties
o Want worden uitgedaagd om beter te presteren
o Toepassing (2): stereotypering
= onderdeel vh referentiekader specifiek gericht op vooroordelen (=
oordeel gevormd vooraleer voldoende info verworven vanuit
wetenschappelijk standpunt om een correct oordeel te kunnen vormen)
Vb: mbt geslacht (vrouwen kunnen dit beter dan mannen), huidskleur,
landen..
Vb: door vooroordelen gaan mensen stemmen zonder voldoende kennis
van zaken (denken niet na over consequenties, standpunten, debatten..)
Vb: ”ik ben liberaal” & ongeacht hoe de standpunten veranderen
hierachter blijven staan
= gebaseerd op andere info dan vanuit wetenschap verworven
Geïnformeerde mensen hebben minder vooroordelen dan
onwetende mensen
o MAAR vanaf mensen vooroordelen hebben: méér
informatie helpt niet meer
Wie onbevooroordeeld is: info bevestigd openheid
& tolerantie
Wie bevooroordeeld is: info versterkt
vooroordelen
= gefixeerde & vereenvoudigde voorstellingen over andere groepen die in
bepaalde groep gangbaar zijn, zonder op feiten gebaseerd te zijn (<
Schneider)
Kenmerken:
o Onverantwoorde vereenvoudiging
o Vertekening
o Veralgemening
Kan positief of negatief zijn
Kan hulpmiddel zijn in sociale omgang
o WANT vermindert complexiteit sociale omgeving (vb:
gierige Hollander, luidruchtige Italiaan)
Vaak karakteristieken aan gekoppeld (vb: sluwe jood)
Sociologie = oproep om sociale bril af te zetten
Beseffen dat we beperkingen hebben die sociale bril oriënteren & dit afzetten of een
andere bril opzetten
o Kijken vanuit ander perspectief, bril/referentiekader van anderen voor meer
diversiteit < Mills
o Sociale bril maakt waarneming selectief & voedt stereotypen
Sociologie = onbevooroordeelde, neutrale beeldvorming vd
maatschappelijke realiteit
DUS zoveel mogelijk afstand nemen vd routines vh dagelijks
leven
10