COGNITIEVE PSY WPO
AANTEKENINGEN
HYPOTHESES
- Hypothese moet falsifieerbaar zijn
o ‘alle mensen zijn sterfelijk = FOUT’; ‘alle mensen sterven voor 150 jaar’ =
JUIST
- Hypotheses moeten geoperationaliseerd worden (het moet meetbaar zijn)
o ‘agressie wordt veroorzaakt door frustratie’ niet goed want probleem
met operationalisering, frustratie en angressie is moeilijk meetbaar
- Statitsiche hypothesetoetsing
o Nulhypothese: gevonde patroon kan verklaard worden zonder het verband
dat de hypothese voorstelt (toeval)
o Alternatieve hypothese: gevonde patroon en verschil is niet door toeval
gevonden
P < 0,05 (alfa 5%)
CAUSALITEIT
- Specifiek aan experimentele methode: mogelijkheid om causale verbanden
na te gaan
o Een of meerdere variabelen doelbewust gemanipuleerd
o Al de rest zo veel mogelijk constant gehouden
o Verschillen tussen condities zijn dan enkel aan de gemanipuleerde
variabele te wijten
o Between/within subject manipulatie
Tussen personen vs binnen één persoon (je bent zelf je
controlegroep)
- Onafhankelijke variabele
o Gecontroleerd door de onderzoeker zelf (vb dodis caffeine,
geoperationaliseerd als 0/1 kop koffie
- Afhankelijke variabele
o Waarin je geintereseerd bent, waarop caffeine een efefect heeft
Deze variabele wordt gemeten door de onderzoeker
Zenuwachtigheid geoperationaliseerd als afstand op
treinperron
- Verwarrende variabele
o Bijkomende variabele die samen met de onafhankelijke variabele varieert
en de afhankelijke variabele beinvloedt (bv volheid van de blaas)
We kunnen verwarrende variabelen vermijden door:
Willekeurige verdeling van proefpersonen tussen groepen
Willekeurige volgorde v experimentele condities binnen het
experiment per proefpersoon (counterbalancing)
o Twee groepen eentje geef je eerst placebo dan
echte, andere geef je eerst echte dan placebo
,VERSLAGGEVING
1) observatie: alles wat je observeert,
waarneemt, wat je ziet visueel; een
beschrijving ervan
a. Inleiding bij wetenschappelijke paper
2) Inductie: je gaat argumenten eraan
plakken; aan je observaties, waarom iets
mogelijk gebeurt
a. Inleiding bij wetenschappelijke paper
3) Deductie: je gaat het naar andere situaties
overtrekken; ‘dit zal ook bij anderen zijn’
a. Inleiding bij wetenschappelijke paper
i. hypotheses
4) Toetsen: je gaat naar een plek om het te
toetsen, bv het tellen van personen en neerschrijven
a. Methode beschrijven in wet paper
5) Evaluatie: je gaat je neergeschreven data evalueren
a. Bespreking (resultaten)
6) Observatie: terugkoppeling
a. Bespreking wat beter kan, wat in de toekomst te doen etc in
wetenschappelijke paper
OPBOUW VERSLAG
1. Voorblad vub huisstijl, alle namen met rolnummers en DATUM INDIENING
a. Titel: WPO Cognitieve Psychologie: [onderwerp van je taak]
2. Abstract samenvatting van heel je paper in maximum 150 woorden
a. Best op het einde te schrijven; vat ALLE andere delen samen en dus
cruciaal!
b. Geen referenties of afkortingen!
c. Eronder noteer je vijf kernwoorden rond je paper!
3. Inleiding onderzoek generaliseren, alternatieve verklaringen
onderzoeken/toetsen, gekende bevindingen combineren om tot nieuwe
hypotheses te komen
a. je mag bijkomende artikels gebruiken dan degene die alleen op canvas ter
beschikking staan
b. de inleiding schetst een algemeen kader voor het onderzoek
i. Waarom dit onderzoek? Hoe verhoudt het zich tot eerdere studies?
Wat
hoop je eruit te kunnen concluderen? Wat is het belang ervan?
ii. Definiëring belangrijkste termen en theorieën
c. Werk van daaruit naar je specifieke vraagstelling en hypotheses toe
(“trechterstructuur”, algemeen → specifiek)
d. Formuleer concrete, toetsbare hypotheses
e. Onderbouw! = referenties, argumentaties… (bv hoelang geheugenscan
bestaat, waarvoor etc en referenties erbij zetten)
4. Methode hoe de studie werd uitgevoerd
, a. Volledig maar bondig!
i. Proefpersonen: aantal, leeftijd, geslacht, herkomst (etnisch,
subgroep zoals studenten ouderen…), selectie, relevante
afwijkingen/eigenschappen (die invloed kan hebben op het
onderzoek)..
ii. Materiaal: pc, software, stimuli (heb je muis gebruikt, toetsenbord,
afstand tot het scherm, fysiek materiaal, metingen)…
iii. Procedure: hoe verloopt het experiment en hoe verloopt één trial (er
is een oefenronde, dan een pauze, dan de echte ronde… één trial
zou zijn 400ms komt kader, dan 1000 ms om te antwoorden etc)
iv. Design: experimenteel design, afhankelijke en onafhankelijke
variabelen, controleveriabelen
b. Doel: alle informatie meegeven die nodig is om je onderzoek te repliceren!!
c. Testomstandigheden mag je beschrijven als in de PC-lokalen
d. Proefpersonen: studenten psychologie, 50%-50% mannen/vrouwen,
gemiddelde leeftijd 20 jaar
5. Resultaten bekomen data en uitkomsten samenvatten
a. H0 verworpen of niet; niet interpreteren gewoon aanhalen
b. Statistische toetsen
c. P waardes, t waardes
d. Geen ruwe data; geen individuele resultaten (alleen
groeps/conditiegemiddelden!) en dingen niet meerdere keren aangeven
e. Volzinnen! vb. “De reactietijd in conditie X (M = ...ms) was (niet)
significant sneller/trager... in vergelijking met conditie Y (M = ...ms).”
f. Figuren: Overzichtelijk, zodat de betekenis direct duidelijk is
i. Titel staat onder de figuur en beschrijft wat de figuur voorstelt (vb.
Figuur 1. De
reactietijden (RT)... voor [de variabelen]... )
ii. Nummer de figuren
iii. Verwijs in de tekst naar grafieken en tabellen (maar laat de tekst
doorlopen)
iv. Benoem de assen en vermeld de eenheden
v. Gebruik de juiste schaal (zodat een evt. effect duidelijk is)
vi. Maak duidelijk zichtbare meetpunten
vii. Verbind de meetpunten
viii. Geen ingewikkelde figuren; max. 3 à 4 curves
ix. Duidelijke legendes
g. t-toetsen: manueel berekenen! Berekening toevoegen in bijlage, mag met
de hand geschreven. (Formules: zie handleiding).
i. Voer enkel de t-toetsen uit die nodig zijn om je verhaal te
ondersteunen.
ii. Normaal volstaan 4 t-toetsen, maar dat hangt natuurlijk af van
hoeveel interessante dingen je kan vertellen aan de hand van je
dataset.
iii. Plaats geen tabellen met t-toetsen in de tekst van je verslag
h. p – waardes:
<.001: “zeer significant”
<.01: “zeer significant”
<.05: “significant”
<.10: “marginaal significant” of “een tendens”
i. Gebruik een grafiek OF een tabel, nooit beide! (Algemene regel: rapporteer
dezelfde data slechts één keer.)
AANTEKENINGEN
HYPOTHESES
- Hypothese moet falsifieerbaar zijn
o ‘alle mensen zijn sterfelijk = FOUT’; ‘alle mensen sterven voor 150 jaar’ =
JUIST
- Hypotheses moeten geoperationaliseerd worden (het moet meetbaar zijn)
o ‘agressie wordt veroorzaakt door frustratie’ niet goed want probleem
met operationalisering, frustratie en angressie is moeilijk meetbaar
- Statitsiche hypothesetoetsing
o Nulhypothese: gevonde patroon kan verklaard worden zonder het verband
dat de hypothese voorstelt (toeval)
o Alternatieve hypothese: gevonde patroon en verschil is niet door toeval
gevonden
P < 0,05 (alfa 5%)
CAUSALITEIT
- Specifiek aan experimentele methode: mogelijkheid om causale verbanden
na te gaan
o Een of meerdere variabelen doelbewust gemanipuleerd
o Al de rest zo veel mogelijk constant gehouden
o Verschillen tussen condities zijn dan enkel aan de gemanipuleerde
variabele te wijten
o Between/within subject manipulatie
Tussen personen vs binnen één persoon (je bent zelf je
controlegroep)
- Onafhankelijke variabele
o Gecontroleerd door de onderzoeker zelf (vb dodis caffeine,
geoperationaliseerd als 0/1 kop koffie
- Afhankelijke variabele
o Waarin je geintereseerd bent, waarop caffeine een efefect heeft
Deze variabele wordt gemeten door de onderzoeker
Zenuwachtigheid geoperationaliseerd als afstand op
treinperron
- Verwarrende variabele
o Bijkomende variabele die samen met de onafhankelijke variabele varieert
en de afhankelijke variabele beinvloedt (bv volheid van de blaas)
We kunnen verwarrende variabelen vermijden door:
Willekeurige verdeling van proefpersonen tussen groepen
Willekeurige volgorde v experimentele condities binnen het
experiment per proefpersoon (counterbalancing)
o Twee groepen eentje geef je eerst placebo dan
echte, andere geef je eerst echte dan placebo
,VERSLAGGEVING
1) observatie: alles wat je observeert,
waarneemt, wat je ziet visueel; een
beschrijving ervan
a. Inleiding bij wetenschappelijke paper
2) Inductie: je gaat argumenten eraan
plakken; aan je observaties, waarom iets
mogelijk gebeurt
a. Inleiding bij wetenschappelijke paper
3) Deductie: je gaat het naar andere situaties
overtrekken; ‘dit zal ook bij anderen zijn’
a. Inleiding bij wetenschappelijke paper
i. hypotheses
4) Toetsen: je gaat naar een plek om het te
toetsen, bv het tellen van personen en neerschrijven
a. Methode beschrijven in wet paper
5) Evaluatie: je gaat je neergeschreven data evalueren
a. Bespreking (resultaten)
6) Observatie: terugkoppeling
a. Bespreking wat beter kan, wat in de toekomst te doen etc in
wetenschappelijke paper
OPBOUW VERSLAG
1. Voorblad vub huisstijl, alle namen met rolnummers en DATUM INDIENING
a. Titel: WPO Cognitieve Psychologie: [onderwerp van je taak]
2. Abstract samenvatting van heel je paper in maximum 150 woorden
a. Best op het einde te schrijven; vat ALLE andere delen samen en dus
cruciaal!
b. Geen referenties of afkortingen!
c. Eronder noteer je vijf kernwoorden rond je paper!
3. Inleiding onderzoek generaliseren, alternatieve verklaringen
onderzoeken/toetsen, gekende bevindingen combineren om tot nieuwe
hypotheses te komen
a. je mag bijkomende artikels gebruiken dan degene die alleen op canvas ter
beschikking staan
b. de inleiding schetst een algemeen kader voor het onderzoek
i. Waarom dit onderzoek? Hoe verhoudt het zich tot eerdere studies?
Wat
hoop je eruit te kunnen concluderen? Wat is het belang ervan?
ii. Definiëring belangrijkste termen en theorieën
c. Werk van daaruit naar je specifieke vraagstelling en hypotheses toe
(“trechterstructuur”, algemeen → specifiek)
d. Formuleer concrete, toetsbare hypotheses
e. Onderbouw! = referenties, argumentaties… (bv hoelang geheugenscan
bestaat, waarvoor etc en referenties erbij zetten)
4. Methode hoe de studie werd uitgevoerd
, a. Volledig maar bondig!
i. Proefpersonen: aantal, leeftijd, geslacht, herkomst (etnisch,
subgroep zoals studenten ouderen…), selectie, relevante
afwijkingen/eigenschappen (die invloed kan hebben op het
onderzoek)..
ii. Materiaal: pc, software, stimuli (heb je muis gebruikt, toetsenbord,
afstand tot het scherm, fysiek materiaal, metingen)…
iii. Procedure: hoe verloopt het experiment en hoe verloopt één trial (er
is een oefenronde, dan een pauze, dan de echte ronde… één trial
zou zijn 400ms komt kader, dan 1000 ms om te antwoorden etc)
iv. Design: experimenteel design, afhankelijke en onafhankelijke
variabelen, controleveriabelen
b. Doel: alle informatie meegeven die nodig is om je onderzoek te repliceren!!
c. Testomstandigheden mag je beschrijven als in de PC-lokalen
d. Proefpersonen: studenten psychologie, 50%-50% mannen/vrouwen,
gemiddelde leeftijd 20 jaar
5. Resultaten bekomen data en uitkomsten samenvatten
a. H0 verworpen of niet; niet interpreteren gewoon aanhalen
b. Statistische toetsen
c. P waardes, t waardes
d. Geen ruwe data; geen individuele resultaten (alleen
groeps/conditiegemiddelden!) en dingen niet meerdere keren aangeven
e. Volzinnen! vb. “De reactietijd in conditie X (M = ...ms) was (niet)
significant sneller/trager... in vergelijking met conditie Y (M = ...ms).”
f. Figuren: Overzichtelijk, zodat de betekenis direct duidelijk is
i. Titel staat onder de figuur en beschrijft wat de figuur voorstelt (vb.
Figuur 1. De
reactietijden (RT)... voor [de variabelen]... )
ii. Nummer de figuren
iii. Verwijs in de tekst naar grafieken en tabellen (maar laat de tekst
doorlopen)
iv. Benoem de assen en vermeld de eenheden
v. Gebruik de juiste schaal (zodat een evt. effect duidelijk is)
vi. Maak duidelijk zichtbare meetpunten
vii. Verbind de meetpunten
viii. Geen ingewikkelde figuren; max. 3 à 4 curves
ix. Duidelijke legendes
g. t-toetsen: manueel berekenen! Berekening toevoegen in bijlage, mag met
de hand geschreven. (Formules: zie handleiding).
i. Voer enkel de t-toetsen uit die nodig zijn om je verhaal te
ondersteunen.
ii. Normaal volstaan 4 t-toetsen, maar dat hangt natuurlijk af van
hoeveel interessante dingen je kan vertellen aan de hand van je
dataset.
iii. Plaats geen tabellen met t-toetsen in de tekst van je verslag
h. p – waardes:
<.001: “zeer significant”
<.01: “zeer significant”
<.05: “significant”
<.10: “marginaal significant” of “een tendens”
i. Gebruik een grafiek OF een tabel, nooit beide! (Algemene regel: rapporteer
dezelfde data slechts één keer.)