METHODOLOGIE – SAMENVATTING
CONTENTS
deel 1: basisbegrippen ............................................................................................................................................ 2
1. waarom sociaalwetenschappelijk onderzoek ........................................................................................... 2
2. bouwstenen & soorten sociaalwetenschappelijk onderzoek ................................................................... 3
3. filosofische achtergrond: epistemologische beginselen ........................................................................... 7
4. ethiek in sociaalwetenschappelijk onderzoek ........................................................................................ 11
deel 2: planning & voorbereiding van empirisch onderzoek ................................................................................ 13
5. onderzoek ontwerpen: strategie & doelstellingen ................................................................................. 13
6. kwantitatieve & kwalitatieve meting ...................................................................................................... 16
7. selectie van onderzoekseenheden: steekproeven ................................................................................. 22
deel 3: kwantitatieve methodes ........................................................................................................................... 28
8. experimentele ontwerpen ...................................................................................................................... 28
9. surveyonderzoek .................................................................................................................................... 32
10. niet-reactief onderzoek & secundaire data-analyse............................................................................... 38
deel 4: kwalitatieve methodes .............................................................................................................................. 42
11. veldonderzoek & participerende observatie ..................................................................................... 42
12. diepte-interviews & focusgroepen .................................................................................................... 45
13. historisch-vergelijkend onderzoek ..................................................................................................... 49
1
,DEEL 1: BASISBEGRIPPEN
1. WAAROM SOCIAALWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
1.1 INLEIDING BASISBEGRIPPEN
Methodologie = hoe wetenschapsbeoefening werkt
• Niet enkel kennis / beheersing van methoden & technieken
• Onderzoekstechnieken beheersen
• Onderzoeksprocessen begrijpen
Methode = specifieke onderzoekstechnieken voor selectie onderzoekseenheden, verzameling gegevens,
analyse & rapportering
Onderdelen wetenschapsbeoefening
• Waarschijnlijkheid claims: kritische ingesteldheid van wetenschap
• Tegensprekelijk debat
Invloed machtsverhoudingen, politieke inmenging, retoriek etc.
Voorwaarden causaliteit
• Statistisch verband
• Gebeurtenis volgt na de andere gebeurtenis
• Geen andere factoren in het verband
Begrippen mbt. onderzoek
Epistemologische kwesties over wat we kunnen kennen
Participerende observatie in natuurlijk milieu treden als onderzoeker & zo observeren, al dan
niet met medeweten van leden uit het milieu + handelen / attitudes
+ sociale processen te proberen duiden
Media-effectenonderzoek effecten van mediaconsumptie
Normen / waarden in de wetenschap intellectuele eerlijkheid, persoonlijke integriteit & kritische zin
validiteit wetenschappelijke inzichten gebaseerd op regels / procedures voor
maximale kwaliteit & waarheidsgehalte (bv. artificiële context
veralgemenen naar het echte leven)
Voorbeelden onderzoek
• Klimaatverandering: voor- & tegenstanders in wetenschap
• NYC-criminaliteit: ‘broken windows’-theorie: verval → vermijden → criminaliteit
• Clash of civilizations: geen rekening houden met interne verschillen & omgeving + hypothese stuurt
perceptie van de werkelijkheid
• Verkiezingspolls
• Sociaal leven in zwarte ghetto’s: participerende observatie als boxer
• Gamen & agressie: onduidelijke definitie onderzochte factoren, geen bewezen causaliteit, geen rekening
met intermediaire variabelen & moderne kenmerken, onduidelijke termijn van effecten, artificiële
onderzoeksomgeving (validiteit)
2
,Alternatieve bronnen van kennis
• Persoonlijke ervaringen
• Populaire media leveren niet altijd juiste informatie
• Ideologische overtuigingen / waarden
Selectieve observatie = letten op mensen / situaties die jouw standpunt bevestigen
Empirische data = gegrondvest in zintuiglijke waarneming
Bouwstenen kennis
• Theorie / theoretische inzichten gebaseerd op empirische data
o Systeem van verbonden inzichten, gebruikt om kennis over werkelijkheid te organiseren
o Soorten obv. bestudeerde object micro (individu) – meso – macro (maatschappij) level
• Data over werkelijkheid
o Verzameling volgens procedures & regels
2. BOUWSTENEN & SOORTEN SOCIAALWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
2.1 INLEIDING
Visies op oorsprong kennis
• Denken & reflecteren → nadruk theorie
• Zintuiglijk observeren → nadruk empirie
Liefst goede kennis gebaseerd op beide
Superioriteit wetenschap boven andere bronnen
• Beste garantie op goede kennisproductie
• Observeerbare fenomenen
• Systematische observatie via methodologische spelregels
• ‘waarheid’ als criterium voor evaluatie kennis
o Bij tegenbewijs wordt stelling aangepast
Sociaalwetenschappelijk onderzoek = productie van geldige / betrouwbare kennis over sociale realiteit via
theorie & empirie met rigoureuze toepassing van methodologische principes
Empirische cyclus van onderzoek
theorie empirie
3
, 2.2 THEORIE & EMPIRIE
Theorie
Theorie = samenhangende uitspraken die fenomenen / concepten beschrijven en / of verklaren
• Verhalen / verklaringen hoe de wereld in elkaar zit
• Bv. Karasek: Job-Demand-Control-model: jobtypes obv. Autonomie & werkdruk resulteren in stress
onderdelen theorieën
• Concepten = abstract idee / label om
fenomenen te categoriseren
→ bv. stress: hoge hartslag, slapeloosheid…
• Proposities = stellingen over relaties tussen
concepten
→ bv. slopende job gelinkt aan stress
5 kenmerken goede theorie
1. Logisch consistent = proposities spreken elkaar niet tegen
2. Verklaringskracht = hoe beter het de wereld rondom ons kan verklaren
3. Veralgemeneenbaar = kan toegepast worden op verschillende cases: ruimer toepassingsgebied
4. Spaarzaam = minder concepten & proposities nodig voor verklaring is beter
5. Empirisch toetsbaar = via observatie testen of theorie overeenstemt met realiteit
- Verifieerbaar (bevestigen)
- Falsifieerbaar (weerleggen)
Door onderzoek te repliceren (nooit definitief bewezen)
3 soorten theorieën
1. Formele theorieën = diverse sociale fenomenen te verklaren vanuit enkele basisprincipes, los van concrete
inhoud
o Heel algemeen
o Enkel vorm, geen inhoud
o bv. rational choice theory
2. grand theory = maatschappij vatten vanuit 1 abstract conceptueel kader
o concepten ordenen belangrijker dan begrijpen in werkelijkheid
o niet echt bruikbaar voor onderzoek: heel moeilijk empirisch te toetsen
o bv. structureel functionalisme / historisch materialisme → hangt af van stadia van maatschappij
3. middle range theory = focus op 1 sociaal fenomeen
o duidelijk toepassingsgebied
o makkelijker empirisch te testen
o bv. Broken windows theory, gaat niet over 1 buurt maar toepasbaar op meerdere
4
CONTENTS
deel 1: basisbegrippen ............................................................................................................................................ 2
1. waarom sociaalwetenschappelijk onderzoek ........................................................................................... 2
2. bouwstenen & soorten sociaalwetenschappelijk onderzoek ................................................................... 3
3. filosofische achtergrond: epistemologische beginselen ........................................................................... 7
4. ethiek in sociaalwetenschappelijk onderzoek ........................................................................................ 11
deel 2: planning & voorbereiding van empirisch onderzoek ................................................................................ 13
5. onderzoek ontwerpen: strategie & doelstellingen ................................................................................. 13
6. kwantitatieve & kwalitatieve meting ...................................................................................................... 16
7. selectie van onderzoekseenheden: steekproeven ................................................................................. 22
deel 3: kwantitatieve methodes ........................................................................................................................... 28
8. experimentele ontwerpen ...................................................................................................................... 28
9. surveyonderzoek .................................................................................................................................... 32
10. niet-reactief onderzoek & secundaire data-analyse............................................................................... 38
deel 4: kwalitatieve methodes .............................................................................................................................. 42
11. veldonderzoek & participerende observatie ..................................................................................... 42
12. diepte-interviews & focusgroepen .................................................................................................... 45
13. historisch-vergelijkend onderzoek ..................................................................................................... 49
1
,DEEL 1: BASISBEGRIPPEN
1. WAAROM SOCIAALWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
1.1 INLEIDING BASISBEGRIPPEN
Methodologie = hoe wetenschapsbeoefening werkt
• Niet enkel kennis / beheersing van methoden & technieken
• Onderzoekstechnieken beheersen
• Onderzoeksprocessen begrijpen
Methode = specifieke onderzoekstechnieken voor selectie onderzoekseenheden, verzameling gegevens,
analyse & rapportering
Onderdelen wetenschapsbeoefening
• Waarschijnlijkheid claims: kritische ingesteldheid van wetenschap
• Tegensprekelijk debat
Invloed machtsverhoudingen, politieke inmenging, retoriek etc.
Voorwaarden causaliteit
• Statistisch verband
• Gebeurtenis volgt na de andere gebeurtenis
• Geen andere factoren in het verband
Begrippen mbt. onderzoek
Epistemologische kwesties over wat we kunnen kennen
Participerende observatie in natuurlijk milieu treden als onderzoeker & zo observeren, al dan
niet met medeweten van leden uit het milieu + handelen / attitudes
+ sociale processen te proberen duiden
Media-effectenonderzoek effecten van mediaconsumptie
Normen / waarden in de wetenschap intellectuele eerlijkheid, persoonlijke integriteit & kritische zin
validiteit wetenschappelijke inzichten gebaseerd op regels / procedures voor
maximale kwaliteit & waarheidsgehalte (bv. artificiële context
veralgemenen naar het echte leven)
Voorbeelden onderzoek
• Klimaatverandering: voor- & tegenstanders in wetenschap
• NYC-criminaliteit: ‘broken windows’-theorie: verval → vermijden → criminaliteit
• Clash of civilizations: geen rekening houden met interne verschillen & omgeving + hypothese stuurt
perceptie van de werkelijkheid
• Verkiezingspolls
• Sociaal leven in zwarte ghetto’s: participerende observatie als boxer
• Gamen & agressie: onduidelijke definitie onderzochte factoren, geen bewezen causaliteit, geen rekening
met intermediaire variabelen & moderne kenmerken, onduidelijke termijn van effecten, artificiële
onderzoeksomgeving (validiteit)
2
,Alternatieve bronnen van kennis
• Persoonlijke ervaringen
• Populaire media leveren niet altijd juiste informatie
• Ideologische overtuigingen / waarden
Selectieve observatie = letten op mensen / situaties die jouw standpunt bevestigen
Empirische data = gegrondvest in zintuiglijke waarneming
Bouwstenen kennis
• Theorie / theoretische inzichten gebaseerd op empirische data
o Systeem van verbonden inzichten, gebruikt om kennis over werkelijkheid te organiseren
o Soorten obv. bestudeerde object micro (individu) – meso – macro (maatschappij) level
• Data over werkelijkheid
o Verzameling volgens procedures & regels
2. BOUWSTENEN & SOORTEN SOCIAALWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
2.1 INLEIDING
Visies op oorsprong kennis
• Denken & reflecteren → nadruk theorie
• Zintuiglijk observeren → nadruk empirie
Liefst goede kennis gebaseerd op beide
Superioriteit wetenschap boven andere bronnen
• Beste garantie op goede kennisproductie
• Observeerbare fenomenen
• Systematische observatie via methodologische spelregels
• ‘waarheid’ als criterium voor evaluatie kennis
o Bij tegenbewijs wordt stelling aangepast
Sociaalwetenschappelijk onderzoek = productie van geldige / betrouwbare kennis over sociale realiteit via
theorie & empirie met rigoureuze toepassing van methodologische principes
Empirische cyclus van onderzoek
theorie empirie
3
, 2.2 THEORIE & EMPIRIE
Theorie
Theorie = samenhangende uitspraken die fenomenen / concepten beschrijven en / of verklaren
• Verhalen / verklaringen hoe de wereld in elkaar zit
• Bv. Karasek: Job-Demand-Control-model: jobtypes obv. Autonomie & werkdruk resulteren in stress
onderdelen theorieën
• Concepten = abstract idee / label om
fenomenen te categoriseren
→ bv. stress: hoge hartslag, slapeloosheid…
• Proposities = stellingen over relaties tussen
concepten
→ bv. slopende job gelinkt aan stress
5 kenmerken goede theorie
1. Logisch consistent = proposities spreken elkaar niet tegen
2. Verklaringskracht = hoe beter het de wereld rondom ons kan verklaren
3. Veralgemeneenbaar = kan toegepast worden op verschillende cases: ruimer toepassingsgebied
4. Spaarzaam = minder concepten & proposities nodig voor verklaring is beter
5. Empirisch toetsbaar = via observatie testen of theorie overeenstemt met realiteit
- Verifieerbaar (bevestigen)
- Falsifieerbaar (weerleggen)
Door onderzoek te repliceren (nooit definitief bewezen)
3 soorten theorieën
1. Formele theorieën = diverse sociale fenomenen te verklaren vanuit enkele basisprincipes, los van concrete
inhoud
o Heel algemeen
o Enkel vorm, geen inhoud
o bv. rational choice theory
2. grand theory = maatschappij vatten vanuit 1 abstract conceptueel kader
o concepten ordenen belangrijker dan begrijpen in werkelijkheid
o niet echt bruikbaar voor onderzoek: heel moeilijk empirisch te toetsen
o bv. structureel functionalisme / historisch materialisme → hangt af van stadia van maatschappij
3. middle range theory = focus op 1 sociaal fenomeen
o duidelijk toepassingsgebied
o makkelijker empirisch te testen
o bv. Broken windows theory, gaat niet over 1 buurt maar toepasbaar op meerdere
4