H1: EMOTIONELE ONTWIKKELING (AAN DE HAND VAN HET
PSYCHODYNAMISCH ONTWIKKELINGSMODEL VAN DOŠEN)
1.1. INLEIDING
Grondlegger psychodynamisch ontwikkelingsmodel: Anton Došen
Kinderpsychiater en hoogleraar aan de universiteit van Nijmegen.
Hij introduceerde een ontwikkelingsdynamische en integratieve benadering.
Zijn gedachtengoed = gebouwd op basis van jarenlange praktijkervaring.
1.1.1. INTEGRATIEVE BENADERING
Hij stelde een multidisciplinaire aanpak voor. Zicht krijgen op 4 dimensies is zeer
belangrijk!
1. Psychische dimensie: motorische, sensorische functies, …
2. Biologische dimensie: genetische aspecten van het centraal zenuwstelsel
3. Sociale dimensie: sociale omgeving + bijhorende interacties
4. Ontwikkelingsdimensie: verloop van biologische, psychische + sociale dimensies
De 4 dimensies staan met elkaar in verband en beïnvloeden elkaar.
We gaan vooral dieper in op de ontwikkelingsdimensie.
1.1.2. ONTWIKKELINGSDYNAMISCHE BENADERING
Personen met chronische psychische problemen/ernstige gedragsproblemen
discrepantie tussen cognitieve ontwikkeling en emotionele ontwikkeling.
Zicht hebben op het ontwikkelingsaspect = een belangrijk hulpmiddel bij het
stellen van een diagnose + opzetten van een behandeling.
Ons functioneren varieert dynamisch, afhankelijk van hoe goed we ons voelen.
1.1.3. WIST JE DAT…?
De ontwikkeling van emoties kunnen we stimuleren door sensitief responsief te
zijn.
De cliënt ervaart de reactie van de begeleider als veilig.
1.2. FASES VAN EMOTIONELE ONTWIKKELING
Op basis van verschillende modellen heeft Došen zijn
eigen ontwikkelingsmodel beschreven.
Kind met VB maakt dezelfde fasen door als een normaal
begaafd kind.
De mate & tijd zijn echter anders dan hun
leeftijdsgenoten.
In het model wordt ervan uitgegaan dat de EO een
‘fasische verloop’ heeft. Hier is er veel kritiek rond.
Bepaalde stadia van de EO onderscheiden zich van
elkaar door verschillende fysiologische + psychosociale
kenmerken.
1
, Het model wordt momenteel uitgebreid tot de jong volwassen leeftijd.
1.2.1. PERSOONLIJKHEIDSONTWIKKELING EN PERSOONLIJKHEIDSSTRUCTUREN
! De ontwikkelingsfasen in de 1ste 3 levensjaren van de normale
ontwikkeling neemt een centrale plaats in!
In iedere fase ontstaat een persoonlijkheidslaag of een
‘fasepecifieke persoonlijkheidsstructuur’
De nieuwe laag zorgt voor een nieuwe aanpassing aan
de omgeving op een hoger niveau.
Iedere persoonlijkheidsstructuur wordt gekenmerkt door
een karakteristiek gedrag met ‘gedragstrekken’.
1.2.2. WIST JE DAT…
- 90% v/d psychische problemen bij mensen met een VB hebben te maken met
emotionele noden die aan de orde zijn in fase 1-3.
1.3. EMOTIONELE ONTWIKKELINGSFASEN
1. ADAPTATIEFASE
- Mensen worden constant heen en weer geslingerd tussen homeostase
(evenwicht) en disregulatie (ontregeling).
- Ze zijn erg gevoelig voor alle zintuiglijke prikkels die op hen afkomen.
- Alle interne en externe prikkels roepen heel basale gevoelens op.
- Het innerlijke spanningsniveau van cliënten in deze fase raakt snel ontregeld:
vaak sprake van hypo- of hyperarousal.
Ontwikkelingstaken:
Intern evenwicht bereiken + behouden
Spanning hanteren
Veiligheid en rust vinden
Begeleidingstips
o Samen ZIJN, beschikbaarheid
o Nabijheid en responsiviteit
o Ingaan op de primaire behoeften
o Bieden van veiligheid
Structuur en grenzen
o Voorspelbaarheid en duidelijkheid
o Regelmaat en herkenbaarheid
o Begrenzen
Vaak om een gevoel van basisveiligheid te creëren.
Het gebruik van beveiligingsmiddelen is best van zo kort mogelijke
duur.
Activiteiten
o Doseren van prikkels
Begeleiders dienen cliënten te beschermen tegen te intensieve of te
veel prikkels.
We streven naar een evenwicht tussen inspanning en ontspanning.
2
, o
Basale belevingsgerichte activiteiten
Hou bij prikkelarm werken rekening dat ‘leegte’ niet per definitie
rustgevend is.
Communicatie
o Zeer alerte houding voor de non-verbale signalen van de cliënt en deze van
jezelf.
o De focus ligt veelal op het hier en nu (bij de cliënt)
Gedrag
o Cliënten voelen zich voortdurend heen en weer geslingerd tussen veiligheid
en rust enerzijds en overprikkeling anderzijds.
Bv. super-gevoelig, heel snel té, prikkelgevoelig, snel vermoeid, …
Probleemgedrag: ontstaat door ontregeling van hun spanningsniveau. Ze kunnen
onmiddellijk en fel reageren op prikkels. Dit agressieve gedrag is niet gericht en
gecontroleerd.
! Het gedrag van mensen in deze fase nooit persoonlijk nemen!
2. EERSTE SOCIALISATIEFASE
Bijnaam: Gehechtheidfase
- Vertrouwen vs. wantrouwen
- Enkel sprake van een We-dentity, ze hebben nog geen eigen ‘ik’ + kunnen niet
functioneren zonder begeleider/ouder in de buurt.
- Belang van symbiose separatieangst
Ontwikkelingstaken:
Zich hechten
Vertrouwensband opbouwen
Exploreren of verkennen
Begeleidingstips
o Begeleider betrouwbaar zijn + duidelijkheid bieden.
o Symbiose is enkel mogelijk binnen een ouder-kind relatie.
o Betrouwbaar zijn, aangeven wanneer je niet beschikbaar bent + wanneer
wel.
Structuur en grenzen
o Structuur en herkenbare routines en rituelen zijn belangrijk.
o Bieden van structuur en houvast.
o Begrenzing duidelijk en consequent.
Iemand in deze fase zal snel dingen die hij/zij verboden is, herhalen
of in gedrag heel ver gaan.
Activiteiten
o Duidelijkheid van eenvoudige, steeds terugkerende activiteiten bieden
rust.
o Pas de begeleidingsintensiteit steeds aan.
o Samen DOEN.
Communicatie
o Korte zinnen gebruiken, aandacht te vragen van cliënt.
o Aankondigen van zaken die nog te ver vooruit liggen kan onrust
veroorzaken.
3
, o Het vragen stellen = vragen naar nabijheid + acceptatie.
Gedrag
o Aftasten hoe stevig de relatie is met de begeleider.
o Bv. ‘plakken’
Probleemgedrag: vaak het gevolg van frustratie in sociale situaties (bv. onvoldoende
nabijheid).
3. EERSTE INDIVIDUATIEFASE
- Autonomie vs. afhankelijkheid.
- De eigen wil wordt vaak op een negatieve & koppige manier duidelijk gemaakt.
- Binnen deze fase is er een beginnend normbesef
Ontwikkelingstaken:
Impulsen leren hanteren
Exploreren en verkennen
Dingen leren, onder de knie krijgen
Begeleidingstips
o De cliënt gedoseerd te laten ‘mislukken’.
Het bewust installeren van succeservaringen kan nodig zijn, als
gezond tegengewicht voor misluk-ervaringen.
o Er is nood aan nabijheid van op afstand.
o Benoemen en benadrukken als het wel goed gaat.
Structuur en grenzen
o Duidelijkheid over wat kan en mag.
o Meer ruimte voor onderhandelen, zonder hen hierbij te overschatten.
o De cliënt weet dat er regels en afspraken zijn maar kan hier nog niet altijd
naar handelen.
Activiteiten
o Het “zelf doen” een kans bieden (bv. sorteeropdrachten).
o Bv. een ik-boek, portret, levensboek, … zijn zinvol
Communicatie
o Je eigen non-verbale communicatie blijft minstens zo belangrijk als wat je
zegt.
Gedrag
o Cliënten staan verder nog egocentrisch in het leven.
o Bv. Zelf doen!, koppigheid, …
Probleemgedrag: ze willen meer zaken zelfstandig ondernemen zonder de directe
nabijheid van jou als zorgfiguur. (Begeleider: het concrete probleem oplossen,
onplezierige emoties weg te nemen).
4. IDENTIFICATIEFASE
- Initiatief vs. geremdheid
- De cliënt ontwikkelt steeds duidelijker een I-dentity.
- Emoties krijgen meer en meer kleur en vorm.
Ontwikkelingstaken:
Omgaan met leeftijdsgenoten
4