eco kwart 1
kwartiel 1 eco
Hc1:
HST1:
1. Wat is economie:
Macro economie: inflatie, groei,
Micro eco: vertrekt vanuit de mens
- Je hebt behoeften en je hebt schaarsemiddelen, en om een behoefte te vervullen —> juiste schaarsemiddel kiezen
DUS: keuzeprobleem
- Scitovsky: economie= “Een sociale wetenschap die tot voorwerp heeft het beheer van schaarse middelen”
Schaarse middelen zijn goederen of diensten die beperkt beschikbaar zijn in verhouding tot de menselijke behoeften.
In de economie vormen ze de basis voor het keuzeprobleem, waarbij efficiënte allocatie cruciaal is om aan diverse
behoeften te voldoen.
Allocatieprobleem (micro eco)
Betreft de verdeling van schaarse middelen over verschillende productieve doeleinden. Dit vraagt om efficiënte
keuzes in de productie van goederen en diensten. Hierbij wordt gestreefd naar een optimale inzet van beschikbare
middelen om aan de diverse behoeften in de samenleving te voldoen.
Distributieprobleem (micro eco)
Hoe de geproduceerde goederen en diensten worden verdeeld onder de bevolking. Het betreft de verdeling van
inkomen en welvaart in de samenleving. Hierbij spelen factoren als belastingen, sociale voorzieningen en
marktmechanismen een belangrijke rol.
Stabilisatieprobleem (macro)
Handhaven van economische stabiliteit op nationaal niveau. Het omvat: beheersen van inflatie, het stimuleren van
economische groei en het verminderen van werkloosheid. Overheden en centrale banken spelen een cruciale rol dmv
monetair en fiscaal beleid. Het doel is om extreme schommelingen in de economie te voorkomen en stabiele
economische omgeving te creëren voor zowel bedrijven als consumenten.
productiemogelijkheidscurve: De curve toont de verschillende combinaties van twee goederen die een economie
kan produceren bij volledige benutting van haar middelen.
2. Opportuniteitskosten:
weerspiegelt de werkelijke kosten van een keuze. Het verwijst naar de waarde van het beste alternatief dat wordt
opgegeven wanneer een bepaalde keuze wordt gemaakt.
Kenmerken van opportuniteitskosten:
Subjectief: De waarde kan verschillen per persoon of situatie.
Niet altijd financieel: Kan ook tijd, plezier of andere niet-monetaire factoren omvatten.
Helpt bij rationele besluitvorming: Door alle alternatieven te overwegen, kunnen betere keuzes worden gemaakt.
Economie = keuzes maken —> alternatieven opofferen
eco kwart 1 1
, Dezelfde middelen maar 1x inzetten
Opportuniteitskost = waarde van beste niet-gekozen alternatief
(bv. 3u werken voor 15 euro of 3 u gamen )
3. Diverse economische systemen:
|Centrale planning| |Gemengde economie| |Vrije marktsysteem|
1. Centrale planning (centraal geleide economie of planeconomie): OH neemt alle beslissingen over de productie,
investering en distributie van goederen en diensten.
2. Gemengde economie: De overheid en particuliere sector werken samen om economische beslissingen te nemen.
3. Vrije marktsysteem: In een vrije markteconomie worden beslissingen over productie en distributie voornamelijk
genomen door individuele producenten en consumenten, zonder veel overheidsinmenging.
4. Vrije marktsysteem:
Grondlegger: Adam Smith —>Wealth of Nations
Invisible hand
= Prijsmechanisme
Het prijsmechanisme werkt als volgt:
Vraag en aanbod bepalen de prijzen van goederen en diensten.
Hoge vraag naar een product leidt tot hogere prijzen, wat producenten aanmoedigt om meer te
produceren.
Overaanbod leidt tot lagere prijzen, wat producenten ontmoedigt om te veel te produceren.
= Weerspiegeling verlangens medeburgers (gratis)
= Formele analyse: wetten van vraag en aanbod
Wet van de vraag: Als de prijs van een goed stijgt, daalt de gevraagde hoeveelheid, en omgekeerd.
Wet van het aanbod: Als de prijs van een goed stijgt, stijgt de aangeboden hoeveelheid, en omgekeerd.
Deze wetten helpen verklaren hoe markten functioneren en hoe prijzen tot stand komen.
Werkt enkel onder strikte voorwaarden (zie later)
Voordelen vrije markteconomie vs. centrale planning
Vrijheid: van consumptie en productie
Coördinatie, maar geen planning
Efficiëntie: geen structurele overschotten of tekorten
Realistisch mensbeeld: private vice, public virtue
Problemen:
MONOPOLIE: als een bedrijf teveel marktmacht heeft (geen concurrentie: hogere prijzen)
Publieke of collectieve goederen: monumenten, parken, standbeelden,…
Externe effecten: co2 uitstoot, … (meer betalen)
eco kwart 1 2
, Vb. bakker bruin brood:
Stel vraag naar bruin brood ↑
—>Prijs bruin brood ↑
—> Winstkansen bakker ↑
—> Productie bruin brood ↑
Waarom bakt bakker meer bruin brood?
Eigen winst maximaliseren (= egocentrisch)
—> Individuele rationaliteit leidt tot collectieve rationaliteit
Wanneer individuen rationele beslissingen nemen obv hun eigen belangen, dit uiteindelijk leidt tot een
optimale uitkomst voor de samenleving als geheel. Dit concept is nauw verbonden met de “onzichtbare
hand” van Adam Smith
—> Prijs is signaal voor wat gewild is
Wat met bakker van wit brood?
—> Vraag naar wit brood ↓
—> Bakker wit brood failliet (werkloosheid)
HST2:
1. Marktmechanisme: ook wel prijsmechanisme genoemd, is het proces waarbij de prijzen van goederen en diensten
tot stand komen door het vrije spel van vraag en aanbod. Dit mechanisme zorgt ervoor dat er een evenwicht
ontstaat tussen de hoeveelheid goederen die producenten willen aanbieden en de hoeveelheid goederen die
consumenten willen kopen.
1.1. Marktvraag (V):
Totale hoeveelheid die alle consumenten samen bereid zijn te kopen (in een bepaalde periode), afhankelijk van
een aantal determinanten
≠ Individuele hoeveelheid —> Individueel consumentengedrag
= Horizontale sommatie van individuele vraagcurven (collectieve vraag)
De totale markt bestaat uit heel veel consumenten
De markt van alle klanten samen noemen we de collectieve vraag (= gezamenlijke vraag)
bv:
eco kwart 1 3
, Qv (vraag, meestal met een V boven de Q)
Qv: functie van prijs, (context, kwaliteit)
Q= f(p, context, prijs van andere producten (PA)
—> Feitelijk:: enkel naar prijs
Dus: Qv= f(p)
- Prijs hoger? Hoeveelheid lager
Determinanten:
p, pz (substitutie goederen, complementaire goederen), inkomen, smaak, verwachtingen, kwaliteit, …
Complementaire goederen zijn goederen die elkaar aanvullen. Als de prijs van magnetrons sterk stijgt, zal
de vraag naar magnetronmaaltijden dalen.
Substitueerbare goederen zijn goederen die in dezelfde behoefte kunnen voorzien als een ander product
Ceteris paribus (c.p.)
∆p, andere determinanten constant
alle andere dingen gelijkblijvend, enkel (in dit vb) prijs verandert
Negatief verband tussen p en q: (dalende rechte op grafiek)
eco kwart 1 4
kwartiel 1 eco
Hc1:
HST1:
1. Wat is economie:
Macro economie: inflatie, groei,
Micro eco: vertrekt vanuit de mens
- Je hebt behoeften en je hebt schaarsemiddelen, en om een behoefte te vervullen —> juiste schaarsemiddel kiezen
DUS: keuzeprobleem
- Scitovsky: economie= “Een sociale wetenschap die tot voorwerp heeft het beheer van schaarse middelen”
Schaarse middelen zijn goederen of diensten die beperkt beschikbaar zijn in verhouding tot de menselijke behoeften.
In de economie vormen ze de basis voor het keuzeprobleem, waarbij efficiënte allocatie cruciaal is om aan diverse
behoeften te voldoen.
Allocatieprobleem (micro eco)
Betreft de verdeling van schaarse middelen over verschillende productieve doeleinden. Dit vraagt om efficiënte
keuzes in de productie van goederen en diensten. Hierbij wordt gestreefd naar een optimale inzet van beschikbare
middelen om aan de diverse behoeften in de samenleving te voldoen.
Distributieprobleem (micro eco)
Hoe de geproduceerde goederen en diensten worden verdeeld onder de bevolking. Het betreft de verdeling van
inkomen en welvaart in de samenleving. Hierbij spelen factoren als belastingen, sociale voorzieningen en
marktmechanismen een belangrijke rol.
Stabilisatieprobleem (macro)
Handhaven van economische stabiliteit op nationaal niveau. Het omvat: beheersen van inflatie, het stimuleren van
economische groei en het verminderen van werkloosheid. Overheden en centrale banken spelen een cruciale rol dmv
monetair en fiscaal beleid. Het doel is om extreme schommelingen in de economie te voorkomen en stabiele
economische omgeving te creëren voor zowel bedrijven als consumenten.
productiemogelijkheidscurve: De curve toont de verschillende combinaties van twee goederen die een economie
kan produceren bij volledige benutting van haar middelen.
2. Opportuniteitskosten:
weerspiegelt de werkelijke kosten van een keuze. Het verwijst naar de waarde van het beste alternatief dat wordt
opgegeven wanneer een bepaalde keuze wordt gemaakt.
Kenmerken van opportuniteitskosten:
Subjectief: De waarde kan verschillen per persoon of situatie.
Niet altijd financieel: Kan ook tijd, plezier of andere niet-monetaire factoren omvatten.
Helpt bij rationele besluitvorming: Door alle alternatieven te overwegen, kunnen betere keuzes worden gemaakt.
Economie = keuzes maken —> alternatieven opofferen
eco kwart 1 1
, Dezelfde middelen maar 1x inzetten
Opportuniteitskost = waarde van beste niet-gekozen alternatief
(bv. 3u werken voor 15 euro of 3 u gamen )
3. Diverse economische systemen:
|Centrale planning| |Gemengde economie| |Vrije marktsysteem|
1. Centrale planning (centraal geleide economie of planeconomie): OH neemt alle beslissingen over de productie,
investering en distributie van goederen en diensten.
2. Gemengde economie: De overheid en particuliere sector werken samen om economische beslissingen te nemen.
3. Vrije marktsysteem: In een vrije markteconomie worden beslissingen over productie en distributie voornamelijk
genomen door individuele producenten en consumenten, zonder veel overheidsinmenging.
4. Vrije marktsysteem:
Grondlegger: Adam Smith —>Wealth of Nations
Invisible hand
= Prijsmechanisme
Het prijsmechanisme werkt als volgt:
Vraag en aanbod bepalen de prijzen van goederen en diensten.
Hoge vraag naar een product leidt tot hogere prijzen, wat producenten aanmoedigt om meer te
produceren.
Overaanbod leidt tot lagere prijzen, wat producenten ontmoedigt om te veel te produceren.
= Weerspiegeling verlangens medeburgers (gratis)
= Formele analyse: wetten van vraag en aanbod
Wet van de vraag: Als de prijs van een goed stijgt, daalt de gevraagde hoeveelheid, en omgekeerd.
Wet van het aanbod: Als de prijs van een goed stijgt, stijgt de aangeboden hoeveelheid, en omgekeerd.
Deze wetten helpen verklaren hoe markten functioneren en hoe prijzen tot stand komen.
Werkt enkel onder strikte voorwaarden (zie later)
Voordelen vrije markteconomie vs. centrale planning
Vrijheid: van consumptie en productie
Coördinatie, maar geen planning
Efficiëntie: geen structurele overschotten of tekorten
Realistisch mensbeeld: private vice, public virtue
Problemen:
MONOPOLIE: als een bedrijf teveel marktmacht heeft (geen concurrentie: hogere prijzen)
Publieke of collectieve goederen: monumenten, parken, standbeelden,…
Externe effecten: co2 uitstoot, … (meer betalen)
eco kwart 1 2
, Vb. bakker bruin brood:
Stel vraag naar bruin brood ↑
—>Prijs bruin brood ↑
—> Winstkansen bakker ↑
—> Productie bruin brood ↑
Waarom bakt bakker meer bruin brood?
Eigen winst maximaliseren (= egocentrisch)
—> Individuele rationaliteit leidt tot collectieve rationaliteit
Wanneer individuen rationele beslissingen nemen obv hun eigen belangen, dit uiteindelijk leidt tot een
optimale uitkomst voor de samenleving als geheel. Dit concept is nauw verbonden met de “onzichtbare
hand” van Adam Smith
—> Prijs is signaal voor wat gewild is
Wat met bakker van wit brood?
—> Vraag naar wit brood ↓
—> Bakker wit brood failliet (werkloosheid)
HST2:
1. Marktmechanisme: ook wel prijsmechanisme genoemd, is het proces waarbij de prijzen van goederen en diensten
tot stand komen door het vrije spel van vraag en aanbod. Dit mechanisme zorgt ervoor dat er een evenwicht
ontstaat tussen de hoeveelheid goederen die producenten willen aanbieden en de hoeveelheid goederen die
consumenten willen kopen.
1.1. Marktvraag (V):
Totale hoeveelheid die alle consumenten samen bereid zijn te kopen (in een bepaalde periode), afhankelijk van
een aantal determinanten
≠ Individuele hoeveelheid —> Individueel consumentengedrag
= Horizontale sommatie van individuele vraagcurven (collectieve vraag)
De totale markt bestaat uit heel veel consumenten
De markt van alle klanten samen noemen we de collectieve vraag (= gezamenlijke vraag)
bv:
eco kwart 1 3
, Qv (vraag, meestal met een V boven de Q)
Qv: functie van prijs, (context, kwaliteit)
Q= f(p, context, prijs van andere producten (PA)
—> Feitelijk:: enkel naar prijs
Dus: Qv= f(p)
- Prijs hoger? Hoeveelheid lager
Determinanten:
p, pz (substitutie goederen, complementaire goederen), inkomen, smaak, verwachtingen, kwaliteit, …
Complementaire goederen zijn goederen die elkaar aanvullen. Als de prijs van magnetrons sterk stijgt, zal
de vraag naar magnetronmaaltijden dalen.
Substitueerbare goederen zijn goederen die in dezelfde behoefte kunnen voorzien als een ander product
Ceteris paribus (c.p.)
∆p, andere determinanten constant
alle andere dingen gelijkblijvend, enkel (in dit vb) prijs verandert
Negatief verband tussen p en q: (dalende rechte op grafiek)
eco kwart 1 4