4.1 opbloei en macht van de stad
Nieuwe steden, handel en nijverheid
- in de vroege middeleeuwen waren steden zelfvoorzienend
- nadat Willem de Veroveraar Engeland veroverde nam de
voedselproductie toe
- Hij gebruikte daarbij edelen uit Vlaanderen die afwisten van ontginnen
- klossters steunde hem met voedsel en uitrusting in ruil voor
landbouwgebied
- bovendien gaven de boeren uit Vlaanderen een sterke impuls aan de
schapenteelt
- er was hierdoor overproductie van voedsel en daarmee kon er ook aan
nijverheid worden gedaan
- de specialisten in een ambacht gingen wonen op een plek waar veel
mensen kwamen
- Door de toenemende zelfstandigheid werden steden zo steeds groter en
er ontstonden nieuwe steden bij knooppunten van handelsroutes
- de maatschappij veranderde van een landbouwsamenleving naar een
landbouwstedelijke samenleving.
- Willem stichtte nieuwe steden, om de handel en nijverheid te bevorderen
én om vanuit de stad over omliggende platteland te besturen en hierover
belasting te heffen
Londen
- was de grootste stad van Engeland
- na de slag bij Hastings gaf het volk toe aan de nieuwe koning maar
wilden in ruil daarvoor wel privileges, wat de oudste stadsrechten van
Londen bevat
- Engeland leverde veel wol aan Vlaanderen, omdat daar de
textielnijverheid bloeide
- wol ging van London dan naar Brugge ( belangrijke havenstad )
- Via Londen kwamen er ook luxeproducten, zoals wijn en specerijen
binnen
- In Londen was een sterke bevolkingsgroei wat de bloei van de stad
illustreert
- bleef Constantinopel de grootste stad
- ook Italië had machtige steden; Milaan en Florance
- In Nederland waren Gent en daarna Brugge erg belangrijk
Interregionale handel:
, - steden gingen handelen met omliggende plattelanden = regionale
handel
- later ook met andere gebieden = interregionale handel
- handelaren uit Noord-Italië brachten specerijen en luxeproducten uit Azië
en Arabië over de Alpen naar Noord-Europa.
- later ontstonden er ook jaamarkten in Noord-Frankrijk. handelaren
wisselde Vlaamse textiel tegen andere handelswaren
- later nam het in betekenis af
- Italiaanse handelaren gingen grote schepen maken om met Brugge te
handelen
- oorlogsgeweld en belastingen maakte handel over de weg onveilig en
verminderde de winstgevendheid
- handelaren vestigden zich in koopmansgilden en werkten samen voor
voordelen
- later werden hanzen ingesteld. steden die hierin samenwerkten
gaven elkaar handelsvoorrechten
Stadsstichtingen:
- steden in Duitse gebieden speelden een minder belangrijke rol in de
interregionale handel
- toch zagen koningen, keizers hier ook het nut in van een grote stad
- ze stimuleerden de groei van de steden door onder andere priviliges voor
de bevolking, waaronder stadsrechten
- dat lokte veel mensen naar de stad
- horigen verlieten ook vaak het platteland
- de adel kon dit alleen voorkomen door de belasting te verlagen en
verplichtingen verminderen
- zo kregen zowel mensen in de stad als op het platteland meer vrijheden
Spanningen in de stad:
- de machthebber vormde een stadsbestuur
- de patriciërs hadden hierbij veel macht, omdat ze ook veel belasting
betaalden
- zo mochten ze schepen zijn in schepenbank ( rechtbank van de stad )
- ze bleven zo’n bestuursfunctie dan hun hele leven houden
- er was ook sprake van corruptie en vriendjespolitiek
- er groeide onvrede bij het gemeen ( grotendeel vd bevolking die niet
rijk was )
- door de groei in handel en nijverheid beschikten steeds meer mensen
over kapitaal
- handelaren en handwerkers eisten invloed in het stadsbestuur
- handwerkersgilden, hier kwamen handwerkers op voor hun loon en
werktijden