SAMENVATTING GODSDIENST
HOOFDSTUK 1: LEVENSBESCHOUWELIJKE EN RELIGIEUZE ONTWIKKELING VAN
KINDEREN BREDER GEKADERD
JE KAN BESCHRIJVEN HOE DE (LEVENSBESCHOUWELIJKE) ONTWIKKELING VAN
KLEUTERS VERLOOPT EN ER TELKENS EEN VOORBEELD VAN FORMULREN
Cognitieve ontwikkeling (het denken)
o Concreet denken:
kleuters denken via wat ze zien/ervaren
Abstracte begrippen (liefde, vergeving) zijn nog moeilijk
o Magisch denken: gebeurtenissen, objecten en situaties krijgen op een
manier begrijpen die niet logisch/realistisch is —> gebaseerd op fantasie
en gevoelens
o Kleuters geloven dat ze invloed hebben op de wereld
Animisme
Kracht van geloven
Sociale ontwikkeling: groei in omgangsvormen
o Egocentrisme naar meer sociaal interacties
o Eerst alleen spelen —> leren samen delen, wachten, samenwerken
o Perspectiefwissel (oudere kleuters)
Beseffen dat andere anders denken/voelen
o Nieuwe gehechtsheidsrelaties
Juf
o Beloning en verbondenheid
Erbij horen wordt belangrijk —> complimenten stimuleren gedrag
De ontwikkeling van een wereldbeeld
o Wereld= eigen directe concrete omgeving
Wat ze zelf zien en meemaken
o Realiteit en fantasie door elkaar
o Alles indrukwekkend
o Verwondering als basis
Heel nieuwsgierig, willen alles weten
o Groei in tijdsbesef
Leren wachten, plannen, begrijpen van gisteren-vandaag-morgen
JE KAN DE TYPISCHE KENMERKEN VAN DE ETISCHE, SYMBOLISCHE EN DE
GELOOFSONTWIKKELING BIJ KLEUTERS BESCHRIJVEN EN ILLUSTREREN MET EEN
COORRECT( VOORBEELD )
Etische ontwikkeling
o Wat is het?
Groei in begrijpen wat goed en fout is.
Sterk verbonden met sociale ontwikkeling
o Peuters
Regels hangen af van aanwezigheid van opvoeders
Gehoorzaam voor beloning of straf
Nog geen innerlijk besef van goed/kwaad
o Kleuters
Pre-morele wezens
, Goed = wat voordeel oplevert
Begin van het leren inleven (empathie)
o Voorbeeld: een kleuters deelt zijn koekje -> leert dat delen goed is en krijgt
compliment
Ontwikkeling van Het (levensbeschouwelijk) symbolisch denken
o Wat is het?
Objecten, kleuren of woorden kunnen iets anders betekenen dan hun
letterlijke functie of uiterlijk
o Jonge kleuters
Symboliseren in fantasiespel —> een doos is een boot
Zijn vatbaar voor tekens —> tekens aan kapstokken, rood mannetje betekent
niet oversteken
o Oudere kleuters:
Beginnen symboliek in levensbeschouwelijke betekenis te zien
Bv —> hart =. Liefde, parel = iets kostbaar
Ontwikkeling van het geloofsleven/godsbeeld
o Wat is het?
Geloof groeit mee met de algemene ontwikkeling
o Jonge kleuters
Participatief geloof: doen mee met ouders zonder te begrijpen
o Oudere kleuters
Begin van voorstelling god —> vaak als een soort persoon
(antropomorf beeld)
Magisch godsbeeld: god hoort, helpt en beschermt meteen
JE KAN BEGRIPPEN ZINGEVING, LEVENSBESCHOUWING,
GODSDIENST,LEVFENSBESCHOUWELIJKLEREN CORRECT BESCHRIJVEN.
Zingeving
o Het zoeken naar betekenis in het leven.
o Vragen stellen zoals: “Wat is belangrijk voor mij?” of “Waarom overkomt mij dit?”
o Voorbeeld:Een kleuter vraagt: “Waarom is mijn konijn gestorven?
Levensbeschouwing:
o Je levensbeschouwing is jouw persoonlijke kijk op het leven, jouw bril
waarmee je naar de werkelijkheid kijkt. Deze is voortdurend in ontwikkeling
(groeit mee).
Godsdienst
o Een levensbeschouwing waarbij geloof in god centraal staat, met rituelen,
verhalen en tradities
o Voorbeeld: christendom, islam
Levensbeschouwelijk leren
o Kinderen leren nadenken over zingeving, waarde en levensvragen
o Ze leren respect voor verschillende meningen
o Voorbeeld: in de klas praten over wat er gebeurt na de dood en luisteren
naar elkaars ideen
JE KAN UITLEGGEN WAT ZINVRAGEN ZIJN EN HIER ENKELE VOORBEELDEN VAN
GEVEN
Zinvragen
o Vragen die gaan over de betekenis van het leven, vaak bij moeilijke of
bijzondere situaties
o Voorbeelden
, Naar aanleiding van de dood van een huisdier stellen enkele
kinderen zich de vraag ‘wat er met je gebeurt wanneer je dood
gaat’
Na het kijken van Karrewiet en de oorlog in Gaza vragen enkele
kinderen zich af ‘waarom er oorlog is’
'ZES GROTE ZINVRAGEN' (GROEI IN HET STELLEN VAN
LEVENSVRAGEN/ZINVRAGEN) MOET JE ENKEL DE ZES GROTE ZINVRAGEN
KUNNEN TOELICHTEN
1. Vragen naar identiteit: wie ben ik?
a. Kleuters denken na over wie ze zijn, wat ze voelen en kunnen
2. Vragen naar relaties tussen mensen: hoe moet ik omgaan met andere?
a. Leren vriendschap sluiten, samenwerken, delen
3. Vragen naar het omgaan met de wereld en natuur
a. Hoe zorg ik voor de natuur?
b. Leren respect tonen voor dieren, planten, afval opruimen
4. Vragen naar de tijd (verleden – heden-toekomst) “wat was er in het
begin? Hoe is de wereldonstaan? Hoe ziet de toekomst eruit?”
a. Beginnen stilaan na te denken over verleden, heden, toekomst
b. Komen tijdens de kleuterleeftijd nog niet rechtstreeks aan bod.
c. Deze vragen ‘uit het niets’ als leerkracht opwerpen = moeilijk.
5. Vragen naar goed en kwaad: wat is goed? Wat is rechtvaardig?
a. Wat is eerlijk of oneerlijk?
b. Leren wat rechtvaardig is en sociaal acceptabel is, ruzies oplossen
6. Vragen naar lijden en dood: waarom is er zoveel lijden in de wereld?
a. Waarom is er verdriet en pijn?
b. Begrijpen dat er soms moeilijke dingen gebeuren, zoeken naar troost
JE KAN IN EIGEN WOORDEN OMSCHRIJUVEN WAT HET HOOFDDOEL VAN
ACTIVITEITEN RK-GODDIENST IS
Groeien naar een eigen levensbeschouwelijke identiteit, te groeien als mens en te
bouwen aan een eigen (levensbeschouwelijke) identiteit
JE KAN DE ZES CRITERIA VOOR LEVENSBESCHOUWELIJKE EN RELIGIEUZE GROEI
OMSCHRIJVEN EN ILLUSTREREN MET VOORBEELDEN (BV: UIT DE STAGE
CONTEXT)
SPIRIT= zes criteria waaraan de begeleiding van de
levensbeschouwelijke en religieuze groei (leg) van kinderen moet
voldoen
Zes zaken die kinderen nodig hebben om spiritueel
(levensbeschouwelijk) te kunnen ontwikkelen en groeien
Spirit
o Space: ruimte
o Proces: het proces is belangrijker dan het product
o Imagination: verbeelding
o Relationschip: relaties opbouwen (verbondenheid)
o Intimacy: intimiteit/ veiligheid en vertrouwdheid
o Trust: vertouwen
HOOFDSTUK 1: LEVENSBESCHOUWELIJKE EN RELIGIEUZE ONTWIKKELING VAN
KINDEREN BREDER GEKADERD
JE KAN BESCHRIJVEN HOE DE (LEVENSBESCHOUWELIJKE) ONTWIKKELING VAN
KLEUTERS VERLOOPT EN ER TELKENS EEN VOORBEELD VAN FORMULREN
Cognitieve ontwikkeling (het denken)
o Concreet denken:
kleuters denken via wat ze zien/ervaren
Abstracte begrippen (liefde, vergeving) zijn nog moeilijk
o Magisch denken: gebeurtenissen, objecten en situaties krijgen op een
manier begrijpen die niet logisch/realistisch is —> gebaseerd op fantasie
en gevoelens
o Kleuters geloven dat ze invloed hebben op de wereld
Animisme
Kracht van geloven
Sociale ontwikkeling: groei in omgangsvormen
o Egocentrisme naar meer sociaal interacties
o Eerst alleen spelen —> leren samen delen, wachten, samenwerken
o Perspectiefwissel (oudere kleuters)
Beseffen dat andere anders denken/voelen
o Nieuwe gehechtsheidsrelaties
Juf
o Beloning en verbondenheid
Erbij horen wordt belangrijk —> complimenten stimuleren gedrag
De ontwikkeling van een wereldbeeld
o Wereld= eigen directe concrete omgeving
Wat ze zelf zien en meemaken
o Realiteit en fantasie door elkaar
o Alles indrukwekkend
o Verwondering als basis
Heel nieuwsgierig, willen alles weten
o Groei in tijdsbesef
Leren wachten, plannen, begrijpen van gisteren-vandaag-morgen
JE KAN DE TYPISCHE KENMERKEN VAN DE ETISCHE, SYMBOLISCHE EN DE
GELOOFSONTWIKKELING BIJ KLEUTERS BESCHRIJVEN EN ILLUSTREREN MET EEN
COORRECT( VOORBEELD )
Etische ontwikkeling
o Wat is het?
Groei in begrijpen wat goed en fout is.
Sterk verbonden met sociale ontwikkeling
o Peuters
Regels hangen af van aanwezigheid van opvoeders
Gehoorzaam voor beloning of straf
Nog geen innerlijk besef van goed/kwaad
o Kleuters
Pre-morele wezens
, Goed = wat voordeel oplevert
Begin van het leren inleven (empathie)
o Voorbeeld: een kleuters deelt zijn koekje -> leert dat delen goed is en krijgt
compliment
Ontwikkeling van Het (levensbeschouwelijk) symbolisch denken
o Wat is het?
Objecten, kleuren of woorden kunnen iets anders betekenen dan hun
letterlijke functie of uiterlijk
o Jonge kleuters
Symboliseren in fantasiespel —> een doos is een boot
Zijn vatbaar voor tekens —> tekens aan kapstokken, rood mannetje betekent
niet oversteken
o Oudere kleuters:
Beginnen symboliek in levensbeschouwelijke betekenis te zien
Bv —> hart =. Liefde, parel = iets kostbaar
Ontwikkeling van het geloofsleven/godsbeeld
o Wat is het?
Geloof groeit mee met de algemene ontwikkeling
o Jonge kleuters
Participatief geloof: doen mee met ouders zonder te begrijpen
o Oudere kleuters
Begin van voorstelling god —> vaak als een soort persoon
(antropomorf beeld)
Magisch godsbeeld: god hoort, helpt en beschermt meteen
JE KAN BEGRIPPEN ZINGEVING, LEVENSBESCHOUWING,
GODSDIENST,LEVFENSBESCHOUWELIJKLEREN CORRECT BESCHRIJVEN.
Zingeving
o Het zoeken naar betekenis in het leven.
o Vragen stellen zoals: “Wat is belangrijk voor mij?” of “Waarom overkomt mij dit?”
o Voorbeeld:Een kleuter vraagt: “Waarom is mijn konijn gestorven?
Levensbeschouwing:
o Je levensbeschouwing is jouw persoonlijke kijk op het leven, jouw bril
waarmee je naar de werkelijkheid kijkt. Deze is voortdurend in ontwikkeling
(groeit mee).
Godsdienst
o Een levensbeschouwing waarbij geloof in god centraal staat, met rituelen,
verhalen en tradities
o Voorbeeld: christendom, islam
Levensbeschouwelijk leren
o Kinderen leren nadenken over zingeving, waarde en levensvragen
o Ze leren respect voor verschillende meningen
o Voorbeeld: in de klas praten over wat er gebeurt na de dood en luisteren
naar elkaars ideen
JE KAN UITLEGGEN WAT ZINVRAGEN ZIJN EN HIER ENKELE VOORBEELDEN VAN
GEVEN
Zinvragen
o Vragen die gaan over de betekenis van het leven, vaak bij moeilijke of
bijzondere situaties
o Voorbeelden
, Naar aanleiding van de dood van een huisdier stellen enkele
kinderen zich de vraag ‘wat er met je gebeurt wanneer je dood
gaat’
Na het kijken van Karrewiet en de oorlog in Gaza vragen enkele
kinderen zich af ‘waarom er oorlog is’
'ZES GROTE ZINVRAGEN' (GROEI IN HET STELLEN VAN
LEVENSVRAGEN/ZINVRAGEN) MOET JE ENKEL DE ZES GROTE ZINVRAGEN
KUNNEN TOELICHTEN
1. Vragen naar identiteit: wie ben ik?
a. Kleuters denken na over wie ze zijn, wat ze voelen en kunnen
2. Vragen naar relaties tussen mensen: hoe moet ik omgaan met andere?
a. Leren vriendschap sluiten, samenwerken, delen
3. Vragen naar het omgaan met de wereld en natuur
a. Hoe zorg ik voor de natuur?
b. Leren respect tonen voor dieren, planten, afval opruimen
4. Vragen naar de tijd (verleden – heden-toekomst) “wat was er in het
begin? Hoe is de wereldonstaan? Hoe ziet de toekomst eruit?”
a. Beginnen stilaan na te denken over verleden, heden, toekomst
b. Komen tijdens de kleuterleeftijd nog niet rechtstreeks aan bod.
c. Deze vragen ‘uit het niets’ als leerkracht opwerpen = moeilijk.
5. Vragen naar goed en kwaad: wat is goed? Wat is rechtvaardig?
a. Wat is eerlijk of oneerlijk?
b. Leren wat rechtvaardig is en sociaal acceptabel is, ruzies oplossen
6. Vragen naar lijden en dood: waarom is er zoveel lijden in de wereld?
a. Waarom is er verdriet en pijn?
b. Begrijpen dat er soms moeilijke dingen gebeuren, zoeken naar troost
JE KAN IN EIGEN WOORDEN OMSCHRIJUVEN WAT HET HOOFDDOEL VAN
ACTIVITEITEN RK-GODDIENST IS
Groeien naar een eigen levensbeschouwelijke identiteit, te groeien als mens en te
bouwen aan een eigen (levensbeschouwelijke) identiteit
JE KAN DE ZES CRITERIA VOOR LEVENSBESCHOUWELIJKE EN RELIGIEUZE GROEI
OMSCHRIJVEN EN ILLUSTREREN MET VOORBEELDEN (BV: UIT DE STAGE
CONTEXT)
SPIRIT= zes criteria waaraan de begeleiding van de
levensbeschouwelijke en religieuze groei (leg) van kinderen moet
voldoen
Zes zaken die kinderen nodig hebben om spiritueel
(levensbeschouwelijk) te kunnen ontwikkelen en groeien
Spirit
o Space: ruimte
o Proces: het proces is belangrijker dan het product
o Imagination: verbeelding
o Relationschip: relaties opbouwen (verbondenheid)
o Intimacy: intimiteit/ veiligheid en vertrouwdheid
o Trust: vertouwen