Turtle head – Poot 1 – Poot 2
Research strategy
Research:
brug maken tussen variantie en relevantie, tussen theorie en praktijk
Onderzoeksdesign:
opzetten maar niet uitwerken van een onderzoeksvraag
- Begin op tijd
o Begin na te denken over onderwerpen die je interesseren en
die onderzoekbaar gebied kunnen vormen
o Kan in 1ste instantie onproductief aanvoelen
met meerdere valse starts of veranderingen van richting
o Verkennen van verschillende mogelijkheden
kan op dit moment latere problemen helpen voorkomen
- 2 strategieën
o Vos
kan veel trucjes proberen, kan niet winnen van egel
o Egel
goede onderzoeker, heeft maar 1 strategie heeft en daar wint
die altijd mee, focust op 1 ding
- Research strategieën
o Focus op 1 disciplinaire basis
o Onderzoek uitvoeren in bepaald sub field
o Invloeden
Praktische overwegingen
Epistemologie
Ontologie
Theorie
Waarden
Sociale invloeden
,- Praktische overwegingen
o Tijd, budget, ethiek, wet, financiën
- Epistemologie
o Epistemologie = kennistheorie
hoe kunnen we kennis vergaren
Positivisme: kennis te weten komen door positieve
wetenschappen, alles is meetbaar en kan je reduceren
tot cijfers
Interpretivisme: sociale wetenschappers moeten
subjectieve betekenis van sociaal handelen begrijpen,
stelt dat sociale realiteit fundamenteel anders is dan
natuurlijke wereld, omdat ze gevormd wordt door
menselijke betekenissen
o Positivisme
Fenomenalisme: alleen fenomenen en dus kennis
die door zintuigen wordt bevestigd, kunnen
werkelijk als kennis worden gerechtvaardigd
Deductivisme: doel van theorie is het genereren
van hypothesen die getest kunnen worden
Objectivisme: wetenschap moet op waardevrije
manier worden uitgevoerd
Wetenschappers houden zich bezig met
wetenschappelijke uitspraken, niet met normatieve
uitspraken
o Interpretivisme
Webers concept van ‘Verstehen’ = om sociale
verschijnselen te kunnen verklaren is het niet voldoende
om alleen externe oorzaken te analyseren => we
moeten de betekenis proberen te begrijpen die mensen
aan hun handelingen geven =interpretatief begrijpen
Inductivisme: kennis wordt verkregen door het
verzamelen van feiten
- Ontologie
o Ontologie = zijnsleer
wat kunnen we weten, wat is de sociale werkelijkheid
Objectivisme: sociale fenomenen en hun betekenis zijn
onafhankelijk van sociale actoren
Structurele en attitudinale analyse
Constructisme: sociale fenomenen en hun betekenis zijn
afhankelijk van sociale actoren, onderzoekers
representeren specifieke versie van de sociale realiteit,
kennis is afhankelijk van context
Categorische en redevoerende analyse
, - Realisme
o Realisme
We kunnen de werkelijkheid begrijpen als we een goed
meetinstrument hebben, als we de goede methode gebruiken
o +/- Positivisme
natuur- en sociale wetenschappen moeten dezelfde
benadering hanteren,
o Empirisch realisme
werkelijkheid kan worden begrepen door gebruik van
geschikte methoden
o Kritisch realisme
identificeer structuren die gebeurtenissen en discours
genereren
Structuren zijn niet direct zichtbaar in observaties, ze
kunnen alleen worden geïdentificeerd door praktisch en
theoretisch onderzoek
Empirisme:
als je het niet kan zien/horen/ruiken bestaat het niet, wat je niet kan
meten, kan je niet weten
Auto etnografisch onderzoek:
gaat er vanuit dat het enige waarover je iets kan zeggen jezelf is, als ik
uitspraak wil doen over mensen, moet ik ze heel goed kennen, maar je kan
niemand kennen behalve jezelf
Vb. Als je wil weten hoe veel zwarte vrouwen aan top geraken, kan je
mensen leren kennen en horen wat ze allemaal gedaan hebben (auto
etnografen) of je kan meten hoe veel zwarte vrouwen aan top zijn geraakt
(empirisch)
, - Theorie
o Theorie
methodologie bestaat niet zonder theorie, onderzoek altijd
verbinden met bepaalde theorie, je kan theorie genereren
en/of testen
o 2 types theorie
Grand theories
Theories of the middle range
o Deductieve logica (= dominante logica)
theorie komt eerst => hypothesen => dataverzameling =>
testen => hypothesen verworpen of bevestigd
Theorie voorop, positivisme, objectiviteit, statistiek
B alleen afleiden uit A waarbij B formeel logisch gevolg is
van A
Meest gebruikte techniek: enquête => kwantitatief
Bv hoe meer autonomie, hoe meer productiviteit =>
testen in praktijk
o Inductieve logica
praktijk komt eerst, infoverzameling => vragen stellen =>
categorieën vormen => patronen zoeken => theorie opstellen
=> theorie vergelijken
B afleiden uit A, waar B niet noodzakelijk volgt uit A. A
geeft ons misschien een zeer goede reden om B te
accepteren, maar het zorgt niet voor B
Meest gebruikte techniek: interviews => kwalitatief
Bv men ondervond dat als men gezonde voeding op
ooghoogte legt dat mensen gezonder eten, niet
theoretisch onderbouwd
o Abductie
gaat opzoek naar best mogelijke verklaring, vorm van logische
gevolgtrekking => probeer eenvoudigste en meest
waarschijnlijke verklaring van waarnemingen te vinden
Afleiden van A ter verklaring van B. Meerdere mogelijke
verklaringen voor B
Bv gras is nat, als het regent wordt het gras nat => het
heeft geregend MAAR er zijn ook andere minder
plausibele verklaringen
Research strategy
Research:
brug maken tussen variantie en relevantie, tussen theorie en praktijk
Onderzoeksdesign:
opzetten maar niet uitwerken van een onderzoeksvraag
- Begin op tijd
o Begin na te denken over onderwerpen die je interesseren en
die onderzoekbaar gebied kunnen vormen
o Kan in 1ste instantie onproductief aanvoelen
met meerdere valse starts of veranderingen van richting
o Verkennen van verschillende mogelijkheden
kan op dit moment latere problemen helpen voorkomen
- 2 strategieën
o Vos
kan veel trucjes proberen, kan niet winnen van egel
o Egel
goede onderzoeker, heeft maar 1 strategie heeft en daar wint
die altijd mee, focust op 1 ding
- Research strategieën
o Focus op 1 disciplinaire basis
o Onderzoek uitvoeren in bepaald sub field
o Invloeden
Praktische overwegingen
Epistemologie
Ontologie
Theorie
Waarden
Sociale invloeden
,- Praktische overwegingen
o Tijd, budget, ethiek, wet, financiën
- Epistemologie
o Epistemologie = kennistheorie
hoe kunnen we kennis vergaren
Positivisme: kennis te weten komen door positieve
wetenschappen, alles is meetbaar en kan je reduceren
tot cijfers
Interpretivisme: sociale wetenschappers moeten
subjectieve betekenis van sociaal handelen begrijpen,
stelt dat sociale realiteit fundamenteel anders is dan
natuurlijke wereld, omdat ze gevormd wordt door
menselijke betekenissen
o Positivisme
Fenomenalisme: alleen fenomenen en dus kennis
die door zintuigen wordt bevestigd, kunnen
werkelijk als kennis worden gerechtvaardigd
Deductivisme: doel van theorie is het genereren
van hypothesen die getest kunnen worden
Objectivisme: wetenschap moet op waardevrije
manier worden uitgevoerd
Wetenschappers houden zich bezig met
wetenschappelijke uitspraken, niet met normatieve
uitspraken
o Interpretivisme
Webers concept van ‘Verstehen’ = om sociale
verschijnselen te kunnen verklaren is het niet voldoende
om alleen externe oorzaken te analyseren => we
moeten de betekenis proberen te begrijpen die mensen
aan hun handelingen geven =interpretatief begrijpen
Inductivisme: kennis wordt verkregen door het
verzamelen van feiten
- Ontologie
o Ontologie = zijnsleer
wat kunnen we weten, wat is de sociale werkelijkheid
Objectivisme: sociale fenomenen en hun betekenis zijn
onafhankelijk van sociale actoren
Structurele en attitudinale analyse
Constructisme: sociale fenomenen en hun betekenis zijn
afhankelijk van sociale actoren, onderzoekers
representeren specifieke versie van de sociale realiteit,
kennis is afhankelijk van context
Categorische en redevoerende analyse
, - Realisme
o Realisme
We kunnen de werkelijkheid begrijpen als we een goed
meetinstrument hebben, als we de goede methode gebruiken
o +/- Positivisme
natuur- en sociale wetenschappen moeten dezelfde
benadering hanteren,
o Empirisch realisme
werkelijkheid kan worden begrepen door gebruik van
geschikte methoden
o Kritisch realisme
identificeer structuren die gebeurtenissen en discours
genereren
Structuren zijn niet direct zichtbaar in observaties, ze
kunnen alleen worden geïdentificeerd door praktisch en
theoretisch onderzoek
Empirisme:
als je het niet kan zien/horen/ruiken bestaat het niet, wat je niet kan
meten, kan je niet weten
Auto etnografisch onderzoek:
gaat er vanuit dat het enige waarover je iets kan zeggen jezelf is, als ik
uitspraak wil doen over mensen, moet ik ze heel goed kennen, maar je kan
niemand kennen behalve jezelf
Vb. Als je wil weten hoe veel zwarte vrouwen aan top geraken, kan je
mensen leren kennen en horen wat ze allemaal gedaan hebben (auto
etnografen) of je kan meten hoe veel zwarte vrouwen aan top zijn geraakt
(empirisch)
, - Theorie
o Theorie
methodologie bestaat niet zonder theorie, onderzoek altijd
verbinden met bepaalde theorie, je kan theorie genereren
en/of testen
o 2 types theorie
Grand theories
Theories of the middle range
o Deductieve logica (= dominante logica)
theorie komt eerst => hypothesen => dataverzameling =>
testen => hypothesen verworpen of bevestigd
Theorie voorop, positivisme, objectiviteit, statistiek
B alleen afleiden uit A waarbij B formeel logisch gevolg is
van A
Meest gebruikte techniek: enquête => kwantitatief
Bv hoe meer autonomie, hoe meer productiviteit =>
testen in praktijk
o Inductieve logica
praktijk komt eerst, infoverzameling => vragen stellen =>
categorieën vormen => patronen zoeken => theorie opstellen
=> theorie vergelijken
B afleiden uit A, waar B niet noodzakelijk volgt uit A. A
geeft ons misschien een zeer goede reden om B te
accepteren, maar het zorgt niet voor B
Meest gebruikte techniek: interviews => kwalitatief
Bv men ondervond dat als men gezonde voeding op
ooghoogte legt dat mensen gezonder eten, niet
theoretisch onderbouwd
o Abductie
gaat opzoek naar best mogelijke verklaring, vorm van logische
gevolgtrekking => probeer eenvoudigste en meest
waarschijnlijke verklaring van waarnemingen te vinden
Afleiden van A ter verklaring van B. Meerdere mogelijke
verklaringen voor B
Bv gras is nat, als het regent wordt het gras nat => het
heeft geregend MAAR er zijn ook andere minder
plausibele verklaringen