FILOSOFIE
INLEIDING TOT DE MEDISCHE FILOSOFIE
1. Hoe is filosofie?
Inleiding
● ‘Filosofie’ → cf. Grieks ~ filein (= begeren) en sofia (= wijsheid)
● Geen sluitende definitie voor ‘filosofie’
→ Moore: de vraag wat filosofie is, is een filosofische vraag
→ Fundamentele vraagstukken over de mens oplossen, fundamenteel nadenken
1.1 Toogfilosofie en andere misverstanden
● Filosofie gaat niet over het zoeken naar ‘dé zin van hét leven’
● Filosofie is niet zomaar een levenswijze / manier van leven
→ Wel: een houvast in een wankele wereld die ons continu wil vertellen hoe we
moeten leven
→ Geen antwoorden zoeken op vraagstukken, maar je afvragen: hoe zit alles in
elkaar
→ Geen spiritueel gebeuren
● Filosoferen is NIET zweven
→ Filosofie is niet geïsoleerd van de werkelijkheid, wil die net onderzoeken en
begrijpen
→ Filosofie is niet wereldvreemd
● Filosofie bekleed kleiner deel in wetenschap dan vroeger
→ Wetenschap nu meer empirie, minder denken
→ Filosofie als dienstmaagd van de wetenschap: filosofie mag er zijn zolang het
de wetenschap niet tegenspreekt, filosofie kijkt naar waar de wetenschap nog
geen antwoord op heeft
⇒ klopt niet: wetenschap en filosofie buigen over zelfde onderwerp, maar totaal
andere benadering (wetenschap: wat weten we? ; filosofie: hoe komen we te
weten?)
● Onderscheid maken tussen subjectief en subjectivistisch
- Subjectief: mening/opinie, niet altijd te bewijzen maar daarom niet willekeurig
- Subjectivistisch: willekeurig, niet onderbouwd
1.2 Componenten van filosoferen
● De wereld in bewondering aanschouwen
→ bewondering is startpunt van de filosofie, omgaan met bewondering is hoe
filosofie is
● Vragen stellen over zaken die als evident worden aangenomen
1
,1.2.1 Aporetisch
● Aporetisch filosoferen
= Analyseren van een probleem, dan de logica van het probleem volgen, ten
slotte het vraagstuk zo ver brengen dat het op een aporie stoot
Aporie (Gr. a-poros) = gebrek aan toegang, verlegenheid, radeloosheid
● Zo ver denken dat je vastloopt, dan verder zoeken in andere richtingen
⇒ Filosofie ‘gebeurt’ nu: je kan tot oplossing komen, het kan ook niet,
filosofie is ook vaak beschrijven waar en waarom je vastloopt
⇒ Probleem is aporetisch van aard, je vindt geen / bijna nooit een antwoord
1.2.2 Fundamenteel nadenken
● Probleem oplichten, verabsoluteren, ten slotte zo ‘hard’ mogelijk denken
● ‘Fundamenteel’ → moeilijke problemen aantrekken i.p.v. ze uit de weg te
gaan, vaak over ‘zijn/bestaan’, vandaag vaak in gezondheidszorg
⇒ Er alles aan doen om een probleem volledig door te denken, tot het einde,
NIET relativeren
→ wel gevonden standpunt hardnekkig verdedigen zolang het
valabel blijft, wil dus niet zeggen dat je niet van opinie kan
veranderen, nog steeds openstaan voor nieuwe
inzichten/ontkrachting
1.2.3 Methodische twijfel
● Mens is wezen met rede, denkt na (over zijn bestaan)
→ Vaak zoveel vragen dat men erin vastloopt, je moet standvastig zijn om te
kunnen filosoferen, want ook eigen standpunten in vraag stellen
→ Twijfelen om de waarheid te bekomen, ook basis van wetenschap
● René Descartes (17e eeuw)
→ Als eerste met ‘methodische twijfel’ = twijfel als filosofische methode
→ Alles wat hij dacht te weten trok hij in twijfel
⇒ Niets is nog zeker, behalve het feit dat je twijfelt
⇒ Als je twijfelt, kan je er zeker van zijn dat je bestaat:
‘je pense donc je suis'
→ Socrates ging hem voor: hoe meer je over een probleem nadenkt, hoe
meer je de complexiteit ervan ontdekt en de bestaande kennis erover in
twijfel trekt
● Samenleving van vandaag: feiten tellen evenveel als meningen
→ Iedereen heeft zijn mening en die is evenveel waard → wat als ze elkaar
tegenspreken? = paradox
→ Ervaringen en gevoel zijn fundamenteel (ervaring patiënt belangrijk!)
→ Standpunten en principes leren afwegen (= ethiek) = opinie vs feit
2
, 1.2.4 Systematisch en logisch redeneren
● Logisch, systematisch en streng argumentatief redeneren
→ Daarbij stellingen en vragen sterk aflijnen om paradoxen te vermijden
→ Enkel filosofie bij controleerbare en heldere argumentatie
● Minder complexe problemen: makkelijk te beargumenteren
Complexere problemen: moeilijker, maar mag niet afschrikken, die vragen
zijn vaak zeer belangrijk om goed te blijven voortdoen
vb. Hulpverlener: hoe handel ik goed naar de hulpvrager?
● Hoe?
Logisch en stap voor stap nadenken;
Systematisch redenering opbouwen;
Zin voor synthese en overzichtelijke analyse;
Aan jezelf hoge eisen stellen → zelfkritiek!!!!
● Gezondheid verkoopt goed → vaak misbruikt, commercieel
→ Is het waar of wil ik dat het waar is
⇒ Filosofie vaak moeilijk, want: je eindigt soms met minder, je bent nooit blijvend
zeker van iets, kritiek op anderen is vaak makkelijker dan kritiek op jezelf
MAAR: kritiek op jezelf = filosofie
2. De Grieken, of wie anders?
Inleiding
● Filosofie = praktijk ontstaan in het antieke Griekenland
● Grieks model van samenleving: over gezondheid werd gesproken en
gediscussieerd, beste oplossing bekomen door rationeel debat
→ Cf. Anekdote: als iemand ziek was, ging men buiten staan om te luisteren
naar hoe anderen dit zouden oplossen, vele meningen
→ Hippocrates: gebruikt eigen kennis + luistert naar anderen
⇒ Mensen leggen zich niet meer neer bij lot van ziek zijn, dokter
⇒ Kennis toen: wat komt in en uit het lichaam ⇒ speculaties
⇒ Bekende leer Hippocrates: humorale leer, zie verder
2.1 De Griekse polis en het medisch-filosofische denken
2.1.1 De maatschappelijke ontstaanscontext van de wijsbegeerte
● Ontstaan ‘polis’ ⇒ polis + logos + agora
→ Polis = sociale ruimte, ruimte om te discussiëren
→ Logos = filosofische rede, rationeel beargumenteren van een standpunt
→ Agora = democratische ruimte, publieke ruimte, nieuwe relaties
⇒ Het discussiëren en bespreken krijgt groot statuut, zorgt voor
vooruitgang
3
, ⇒ Mensen regeren zelf over bestaan, niet langer God ⇒ democratie
● Relatie logos - politiek ⇒ ontstaan filosofie
→ Politiek drukt zich uit in kunst van de taal, redevoeringen
→ Logos realiseert zich via politiek
⇒ Men kan toekijken hoe politieke beslissingen genomen worden ⇒ publiek
⇒ Alles wordt onderworpen aan discussie, publiek gebeuren ⇒ democratie
2.1.2 De Atheense democratie
● Antieke Griekenland: eigenlijk aristocratie = rijken meest geschikten regeren
→ Enkel geleerde mannen, geen vrouwen/slaven/…
→ TOCH geboorte democratie: religie niet langer autoriteit, mens regeert
zelf
2.2 Logos en de kunde van het genezen
● Vele artsen waren ook filosoof
→ Naar de dokter gaan was publieke aangelegenheid
→ Focus op het individu, arts ten dienste van de patiënt
→ Ziek zijn = uit evenwicht zijn ⇒ humorale leer
2.2.1 Natuurfilosofen
● Natuurfilosofen = presocratici, gingen Hippocrates voor
→ Zochten verklaringen voor ziektes
⇒ tot dan toe: mythisch en magisch, want ziek zijn was woede van
God(en) of natuurlijke oorzaken en genezing door rituelen door genezer
met magische krachten
⇒ Vanaf nu: rationeel zoeken naar oorzaak ziekte
→ Zochten wetmatigheden in kosmos, natuurwetten, want mens is deel
kosmos, dus lichaam werkt zoals kosmos
● 4 elementen: water, aarde, vuur, lucht
→ Alles komt voort uit verschillende verhoudingen van die 4 elementen
⇒ Wereld is fysisch gebeuren, géén goden!
→ Werkelijkheid = orde die mens moet ontrafelen
● Empedocles van Agrigentum (5e eeuw v.C.)
→ Géén natuurfilosoof
→ Elementenleer: 4 oerelementen met twee van vier basiskwaliteiten
→ Ding = toevallige en tijdelijke samenhang deeltjes
samenspel haat en liefde bepaalt samenklitten/uiteenvallen
4
INLEIDING TOT DE MEDISCHE FILOSOFIE
1. Hoe is filosofie?
Inleiding
● ‘Filosofie’ → cf. Grieks ~ filein (= begeren) en sofia (= wijsheid)
● Geen sluitende definitie voor ‘filosofie’
→ Moore: de vraag wat filosofie is, is een filosofische vraag
→ Fundamentele vraagstukken over de mens oplossen, fundamenteel nadenken
1.1 Toogfilosofie en andere misverstanden
● Filosofie gaat niet over het zoeken naar ‘dé zin van hét leven’
● Filosofie is niet zomaar een levenswijze / manier van leven
→ Wel: een houvast in een wankele wereld die ons continu wil vertellen hoe we
moeten leven
→ Geen antwoorden zoeken op vraagstukken, maar je afvragen: hoe zit alles in
elkaar
→ Geen spiritueel gebeuren
● Filosoferen is NIET zweven
→ Filosofie is niet geïsoleerd van de werkelijkheid, wil die net onderzoeken en
begrijpen
→ Filosofie is niet wereldvreemd
● Filosofie bekleed kleiner deel in wetenschap dan vroeger
→ Wetenschap nu meer empirie, minder denken
→ Filosofie als dienstmaagd van de wetenschap: filosofie mag er zijn zolang het
de wetenschap niet tegenspreekt, filosofie kijkt naar waar de wetenschap nog
geen antwoord op heeft
⇒ klopt niet: wetenschap en filosofie buigen over zelfde onderwerp, maar totaal
andere benadering (wetenschap: wat weten we? ; filosofie: hoe komen we te
weten?)
● Onderscheid maken tussen subjectief en subjectivistisch
- Subjectief: mening/opinie, niet altijd te bewijzen maar daarom niet willekeurig
- Subjectivistisch: willekeurig, niet onderbouwd
1.2 Componenten van filosoferen
● De wereld in bewondering aanschouwen
→ bewondering is startpunt van de filosofie, omgaan met bewondering is hoe
filosofie is
● Vragen stellen over zaken die als evident worden aangenomen
1
,1.2.1 Aporetisch
● Aporetisch filosoferen
= Analyseren van een probleem, dan de logica van het probleem volgen, ten
slotte het vraagstuk zo ver brengen dat het op een aporie stoot
Aporie (Gr. a-poros) = gebrek aan toegang, verlegenheid, radeloosheid
● Zo ver denken dat je vastloopt, dan verder zoeken in andere richtingen
⇒ Filosofie ‘gebeurt’ nu: je kan tot oplossing komen, het kan ook niet,
filosofie is ook vaak beschrijven waar en waarom je vastloopt
⇒ Probleem is aporetisch van aard, je vindt geen / bijna nooit een antwoord
1.2.2 Fundamenteel nadenken
● Probleem oplichten, verabsoluteren, ten slotte zo ‘hard’ mogelijk denken
● ‘Fundamenteel’ → moeilijke problemen aantrekken i.p.v. ze uit de weg te
gaan, vaak over ‘zijn/bestaan’, vandaag vaak in gezondheidszorg
⇒ Er alles aan doen om een probleem volledig door te denken, tot het einde,
NIET relativeren
→ wel gevonden standpunt hardnekkig verdedigen zolang het
valabel blijft, wil dus niet zeggen dat je niet van opinie kan
veranderen, nog steeds openstaan voor nieuwe
inzichten/ontkrachting
1.2.3 Methodische twijfel
● Mens is wezen met rede, denkt na (over zijn bestaan)
→ Vaak zoveel vragen dat men erin vastloopt, je moet standvastig zijn om te
kunnen filosoferen, want ook eigen standpunten in vraag stellen
→ Twijfelen om de waarheid te bekomen, ook basis van wetenschap
● René Descartes (17e eeuw)
→ Als eerste met ‘methodische twijfel’ = twijfel als filosofische methode
→ Alles wat hij dacht te weten trok hij in twijfel
⇒ Niets is nog zeker, behalve het feit dat je twijfelt
⇒ Als je twijfelt, kan je er zeker van zijn dat je bestaat:
‘je pense donc je suis'
→ Socrates ging hem voor: hoe meer je over een probleem nadenkt, hoe
meer je de complexiteit ervan ontdekt en de bestaande kennis erover in
twijfel trekt
● Samenleving van vandaag: feiten tellen evenveel als meningen
→ Iedereen heeft zijn mening en die is evenveel waard → wat als ze elkaar
tegenspreken? = paradox
→ Ervaringen en gevoel zijn fundamenteel (ervaring patiënt belangrijk!)
→ Standpunten en principes leren afwegen (= ethiek) = opinie vs feit
2
, 1.2.4 Systematisch en logisch redeneren
● Logisch, systematisch en streng argumentatief redeneren
→ Daarbij stellingen en vragen sterk aflijnen om paradoxen te vermijden
→ Enkel filosofie bij controleerbare en heldere argumentatie
● Minder complexe problemen: makkelijk te beargumenteren
Complexere problemen: moeilijker, maar mag niet afschrikken, die vragen
zijn vaak zeer belangrijk om goed te blijven voortdoen
vb. Hulpverlener: hoe handel ik goed naar de hulpvrager?
● Hoe?
Logisch en stap voor stap nadenken;
Systematisch redenering opbouwen;
Zin voor synthese en overzichtelijke analyse;
Aan jezelf hoge eisen stellen → zelfkritiek!!!!
● Gezondheid verkoopt goed → vaak misbruikt, commercieel
→ Is het waar of wil ik dat het waar is
⇒ Filosofie vaak moeilijk, want: je eindigt soms met minder, je bent nooit blijvend
zeker van iets, kritiek op anderen is vaak makkelijker dan kritiek op jezelf
MAAR: kritiek op jezelf = filosofie
2. De Grieken, of wie anders?
Inleiding
● Filosofie = praktijk ontstaan in het antieke Griekenland
● Grieks model van samenleving: over gezondheid werd gesproken en
gediscussieerd, beste oplossing bekomen door rationeel debat
→ Cf. Anekdote: als iemand ziek was, ging men buiten staan om te luisteren
naar hoe anderen dit zouden oplossen, vele meningen
→ Hippocrates: gebruikt eigen kennis + luistert naar anderen
⇒ Mensen leggen zich niet meer neer bij lot van ziek zijn, dokter
⇒ Kennis toen: wat komt in en uit het lichaam ⇒ speculaties
⇒ Bekende leer Hippocrates: humorale leer, zie verder
2.1 De Griekse polis en het medisch-filosofische denken
2.1.1 De maatschappelijke ontstaanscontext van de wijsbegeerte
● Ontstaan ‘polis’ ⇒ polis + logos + agora
→ Polis = sociale ruimte, ruimte om te discussiëren
→ Logos = filosofische rede, rationeel beargumenteren van een standpunt
→ Agora = democratische ruimte, publieke ruimte, nieuwe relaties
⇒ Het discussiëren en bespreken krijgt groot statuut, zorgt voor
vooruitgang
3
, ⇒ Mensen regeren zelf over bestaan, niet langer God ⇒ democratie
● Relatie logos - politiek ⇒ ontstaan filosofie
→ Politiek drukt zich uit in kunst van de taal, redevoeringen
→ Logos realiseert zich via politiek
⇒ Men kan toekijken hoe politieke beslissingen genomen worden ⇒ publiek
⇒ Alles wordt onderworpen aan discussie, publiek gebeuren ⇒ democratie
2.1.2 De Atheense democratie
● Antieke Griekenland: eigenlijk aristocratie = rijken meest geschikten regeren
→ Enkel geleerde mannen, geen vrouwen/slaven/…
→ TOCH geboorte democratie: religie niet langer autoriteit, mens regeert
zelf
2.2 Logos en de kunde van het genezen
● Vele artsen waren ook filosoof
→ Naar de dokter gaan was publieke aangelegenheid
→ Focus op het individu, arts ten dienste van de patiënt
→ Ziek zijn = uit evenwicht zijn ⇒ humorale leer
2.2.1 Natuurfilosofen
● Natuurfilosofen = presocratici, gingen Hippocrates voor
→ Zochten verklaringen voor ziektes
⇒ tot dan toe: mythisch en magisch, want ziek zijn was woede van
God(en) of natuurlijke oorzaken en genezing door rituelen door genezer
met magische krachten
⇒ Vanaf nu: rationeel zoeken naar oorzaak ziekte
→ Zochten wetmatigheden in kosmos, natuurwetten, want mens is deel
kosmos, dus lichaam werkt zoals kosmos
● 4 elementen: water, aarde, vuur, lucht
→ Alles komt voort uit verschillende verhoudingen van die 4 elementen
⇒ Wereld is fysisch gebeuren, géén goden!
→ Werkelijkheid = orde die mens moet ontrafelen
● Empedocles van Agrigentum (5e eeuw v.C.)
→ Géén natuurfilosoof
→ Elementenleer: 4 oerelementen met twee van vier basiskwaliteiten
→ Ding = toevallige en tijdelijke samenhang deeltjes
samenspel haat en liefde bepaalt samenklitten/uiteenvallen
4