Sociologisch perspectief
Deel 2 hoofdstuk 3: cultuur, waarden en normen
1. Inleiding
Positioneel handelen – sociale rol => spelregels volgen
Spelregels = normen
Normen maken deel uit van de culturele dimensie van een
samenleving
Cultuur verschilt naargelang locatie maar ook in de tijd vb nu met
computer, vroeger niet
Cultuur van de eigen groepering kennen => complementariteit in
de sociale interactie. Je moet de spelregels kennen van het hier
en nu en zo kan je deelnemen aan de samenleving
2. Definitie
Cultuur = een geheel van opvattingen die gedeeld en
overgeleverd worden in een groepering
Cultuur in sociologische betekenis = immaterieel
Antropologische betekenis materieel: kleding
Humanistische betekenis Cultuur: muziek, beeldhouwwerk
sociologisch betekenis= immaterieel
o Opvattingen zijn gedeeld (vs. Sociale verandering) vb
epidemie zorgt ervoor dat we schakelen en online les niet
meer abnormaal vinden
o Opvattingen worden overgeleverd (cfr. Socialisering) je hebt
ergens geleerd hoe je je moet gedragen
3. Componenten van cultuur
a. Waarden – abstracter
o Waarden = impliciete of expliciete opvattingen over het
wenselijke, (kenmerkend voor een individu of)
karakteristiek(de opvatting die we delen) voor een
groepering die de selectie van de beschikbare middelen en
doeleinden beïnvloeden (je wilt verkozen worden,
volmachten halen voor je partij, je weet dat dit niet oke,
maar toch doe je het, de waarden die je daar in hanteert
beïnvloeden de doeleinden). Vb eerlijkheid is een waarde,
gezondheid is een waarde. Opvattingen over het wenselijke
o Iets immaterieels, niet rechtstreeks waarneembaar ->
geschonden wordt dan spreken we dit wel uit
o Expliciet geformuleerd of impliciet aanwezig
, o Normatieve standaard – “wat zou moeten zijn” –
nastrevenswaardig. Een norm, het is zoals het zou moeten
zijn, we streven hier naartoe.
o Gedeeld en overgeleverd in een groepering
o Selectie van middelen en doeleinden vb ik sta hier les te
geven omdat ik men centjes willen (rationeel) ik vind het
belangrijk kennis (waarde) mijn waarden bepalen mijn
doeleinde en de middelen die ik gebruik
o Cognitief element + affectief of gevoelselement + conatief
of strevingselement vb eerlijkheid, wat is eerlijkheid. Als ik
wil scheiden, waar heb ik recht op, en voel ik me daar goed
bij; waarden leveren ons een goed gevoel op vb met de
auto voorrang van rechts maar de andere heeft u niet
gezien, 2 mogelijkheden of je rijdt de baan op dood of je
wacht even en dat is onrechtvaardig maar is het slim om
altijd je recht door te trekken
o Verschillen in tijd en ruimte, wat we vroeger belangrijk
vonden, vinden we nu minder belangrijk. Ook wat ze in een
ander land doen is voor ons soms minder belangrijk
o Belangrijkheid kan veranderen
o Bestaan niet in een vacuüm
o Dubbele functie voor individuen
Bepalen ons eigen gedrag – kompas; ik doe iets en ik
weet van mezelf dat het niet goed is, maar je doet
dat voor jezelf. Je bepaalt je eigen gedrag
Bepalen ons oordeel over andermans gedrag –
toetssteen
o Cruciale functie voor de maatschappij
Waardenovereenstemming
Evenwichtige en conflictloze samenleving - sociale
cohesie
o T. Parsons (functionalisme) – waardenpatroon samenleving
=> 5 patroonvariabelen
Toewijzing versus verwerving
Specificiteit versus diffuusheid
Particularisme versus universalisme
Affectiviteit versus instrumentaliteit
Groepsgerichtheid versus zelfgerichtheid
Traditionele versus moderne samenleving
o Echter! Waarden zijn weinig concreet, eerder abstract =>
normen
b. Normen – hoe je wel of niet gedraagt vb vinger opsteken in de
klas
Deel 2 hoofdstuk 3: cultuur, waarden en normen
1. Inleiding
Positioneel handelen – sociale rol => spelregels volgen
Spelregels = normen
Normen maken deel uit van de culturele dimensie van een
samenleving
Cultuur verschilt naargelang locatie maar ook in de tijd vb nu met
computer, vroeger niet
Cultuur van de eigen groepering kennen => complementariteit in
de sociale interactie. Je moet de spelregels kennen van het hier
en nu en zo kan je deelnemen aan de samenleving
2. Definitie
Cultuur = een geheel van opvattingen die gedeeld en
overgeleverd worden in een groepering
Cultuur in sociologische betekenis = immaterieel
Antropologische betekenis materieel: kleding
Humanistische betekenis Cultuur: muziek, beeldhouwwerk
sociologisch betekenis= immaterieel
o Opvattingen zijn gedeeld (vs. Sociale verandering) vb
epidemie zorgt ervoor dat we schakelen en online les niet
meer abnormaal vinden
o Opvattingen worden overgeleverd (cfr. Socialisering) je hebt
ergens geleerd hoe je je moet gedragen
3. Componenten van cultuur
a. Waarden – abstracter
o Waarden = impliciete of expliciete opvattingen over het
wenselijke, (kenmerkend voor een individu of)
karakteristiek(de opvatting die we delen) voor een
groepering die de selectie van de beschikbare middelen en
doeleinden beïnvloeden (je wilt verkozen worden,
volmachten halen voor je partij, je weet dat dit niet oke,
maar toch doe je het, de waarden die je daar in hanteert
beïnvloeden de doeleinden). Vb eerlijkheid is een waarde,
gezondheid is een waarde. Opvattingen over het wenselijke
o Iets immaterieels, niet rechtstreeks waarneembaar ->
geschonden wordt dan spreken we dit wel uit
o Expliciet geformuleerd of impliciet aanwezig
, o Normatieve standaard – “wat zou moeten zijn” –
nastrevenswaardig. Een norm, het is zoals het zou moeten
zijn, we streven hier naartoe.
o Gedeeld en overgeleverd in een groepering
o Selectie van middelen en doeleinden vb ik sta hier les te
geven omdat ik men centjes willen (rationeel) ik vind het
belangrijk kennis (waarde) mijn waarden bepalen mijn
doeleinde en de middelen die ik gebruik
o Cognitief element + affectief of gevoelselement + conatief
of strevingselement vb eerlijkheid, wat is eerlijkheid. Als ik
wil scheiden, waar heb ik recht op, en voel ik me daar goed
bij; waarden leveren ons een goed gevoel op vb met de
auto voorrang van rechts maar de andere heeft u niet
gezien, 2 mogelijkheden of je rijdt de baan op dood of je
wacht even en dat is onrechtvaardig maar is het slim om
altijd je recht door te trekken
o Verschillen in tijd en ruimte, wat we vroeger belangrijk
vonden, vinden we nu minder belangrijk. Ook wat ze in een
ander land doen is voor ons soms minder belangrijk
o Belangrijkheid kan veranderen
o Bestaan niet in een vacuüm
o Dubbele functie voor individuen
Bepalen ons eigen gedrag – kompas; ik doe iets en ik
weet van mezelf dat het niet goed is, maar je doet
dat voor jezelf. Je bepaalt je eigen gedrag
Bepalen ons oordeel over andermans gedrag –
toetssteen
o Cruciale functie voor de maatschappij
Waardenovereenstemming
Evenwichtige en conflictloze samenleving - sociale
cohesie
o T. Parsons (functionalisme) – waardenpatroon samenleving
=> 5 patroonvariabelen
Toewijzing versus verwerving
Specificiteit versus diffuusheid
Particularisme versus universalisme
Affectiviteit versus instrumentaliteit
Groepsgerichtheid versus zelfgerichtheid
Traditionele versus moderne samenleving
o Echter! Waarden zijn weinig concreet, eerder abstract =>
normen
b. Normen – hoe je wel of niet gedraagt vb vinger opsteken in de
klas