PERSONEEL ORGANISATIE SAMENVATTING
ORGANISATIES EN DE ROL VAN MENSEN
WAT IS EEN ORGANISATIE
Organisatie
→ een samenwerkingsverband van mensen die met behulp van geschikte kennis en
middelen samenwerken om een bepaald doel te bereiken
→ de juiste mensen/kennis/middelen
→ samenwerken
● samenwerkingsverbanden ontstaan/veranderen/evolueren samen met doelen
→ doelen
● veranderen naarmate jouw organisatie groeit
● versch sector = versch doel
Management
→ andere laten schitteren door hen juist in te zetten en te leiden
→ je hebt hiervoor drie dingen nodig
● technische vaardigheden
● menselijke vaardigheden
● conceptuele vaardigheden
BOUWSTENEN VAN EEN ORGANISATIE
Kenmerken
→ plan/werkwijze om het doel te bereiken
● vaak zijn er meerdere doelen die samenkomen en daarna
moet je deze verdelen
→ taakverdeling
● vanaf nu ontstaan er verantwoordelijkheden dus er komt
een hiërarchie
→ afstemming
Elementen
→ onderling afhankelijk
→ afh van organisatiedoel/omgeving/individuele werknemers
→ komen samen in organisatiestructuur
● is een systeem dat aangeeft hoe taken formeel worden
verdeeld/gegroepeerd/gecoördineerd
,Organisatiestructuur elementen (7)
Taakspecialisatie
→ hoever 1 functie slechts 1 handeling steeds met dezelfde
bewegingen en materiaal
→ verdeling van productie/dienstverlening over versch mensen
→ brede rol (L) VS enge functie (R)
● cognitieve (overbelasting om altijd dezelfde keuzes te maken) en fysieke (telkens
hard werken) uitputting
→ toepassing vandaag
● traditionele specialisatie = vroeger specialismen obv medische disciplines in elk
ziekenhuis
● hedendaagse specialisatie = specialisatie obv van technologie, expertise, efficiëntie,
generalisatie voor andere diensten
Afdelingsvorming
→ versch taken en mensen die gecoördineerd en aangestuurd worden
→ functionele indeling = creëert schaalvoordelen en efficiency vb boekhouding
→ productindeling = vb Pringels
→ geografische indeling = volgens regio
→ markt indeling = volgens consumentenmarkt
→ hybride indeling = combinatievormen vb PMC
Gezagslijn
→ ononderbroken lijn van gezag die van de top v/d organisatie naar het laagste loopt + geeft
aan wie leiding heeft over wie
→ principe van eenheid van bevel (ononderbroken lijn)
→ bevoegdheid
● recht dat manager op grond van diens positie heeft om orders te geven en te
verwachten dat die uitgevoerd worden
→ grafisch = boom met vertakking
Span of control
→ aantal personen waarover manager de leiding heeft
→ bepaalt aantal niveaus en managers van de organisatie
→ hoe breder = hoe efficiënter = kost minder = meer autonomie = vlotte verticale
communicatie
→ te breed = niet meer efficiënt
→ vlakke VS steile organisatiestructuur
Centralisatie en decentralisatie
→ mate waarin de formele besluitvormingsbevoegdheid verdeeld is nr managers in de
hiërarchie
→ horizontal = besluitvorming verdeeld nr straf diensten en departementen
→ verticaal = besluitvorming verdeeld nr hiërarchisch lagere niveaus
,→ wanneer decentraliseren
● hoe breder de geografische span
● hoe veranderlijk jouw situatie is
● wanneer die groter wordt
● ?
Formalisatie van gedrag
→ mate waarin uitvoeringswijze + tijdstip + volgorde van bepaalde taken binnen de
organisatie gestandaardiseerd zijn
→ decentralisatie en lagere formalisatie gaat samen met empowerment
● e = vergroten van de vrijheid van handelen van werknemers bij het nemen van
beslissingen
→ laag = weinig regels rond omdat het niet zinvol is, morele afspraken wel, de situaties zijn
zeer veranderlijk altijd vb oorlogsjournalist
→ hoog = volgorde van taken en regels staan vast vb McDonald's personeel
Overbrugging
→ dwarsverbindingen die formele gezagslijnen en afdelingsgrenzen doorbreken
→ voorbeelden = commissies of taakroulatie programma's waarbij iemand in een andere
plek gaat werken om daar info uit te halen
→ toepassing Telenet
● één tea maken door te spreken over de overkoepelende waarde over de leden van
organisatie
● communiceren over medewerkers tegen iedereen
SOORTEN ORGANISATIES
Doel organisatiestructuur
→ reguleren en sturen van gedrag van organisatieleden
→ voorkomende combinaties van bouwstenen
● eenvoudige structuur = geen afdelingen, lage formalisatie, lage taakspecialisatie,
centrale beslissingsbevoegdheid vb bakker of slager
● bureaucratie = sterke formalisatie, hoge taakspecialisatie, functionele afdelingen,
centralisatie, kleine span of control
● matrixstructuur = combinatie van functie en product afdelingen, geen eenheid van
bevel, dubbele gezagslijn
, Organisaties volgens Mintzberg
→ ondernemersorganisatie
● kleine winkel → strategische top (eigenaar) + direct toezicht
→ machine organisatie
● McDonalds → technostructuur + standaardisatie van werkprocessen
→ professionele organisatie
● ziekenhuis → uitvoerende kern + standaardisatie van kennis en
vaardigheden
→ innovatieve organisatie
● modehuis → ondersteunende staf + onderlinge afstemming
→ gedivisioneerde organisatie
● Philips → middenmanagement + standaardisatie van output
→ zendingsorganisatie
● NGO → ideologie + standaardisatie van normen
→ politieke organisatie
● grote veranderingen + chaos → geen dominant deel en coördinatiemechanisme
!!! Afhankelijk van omstandigheden, kenmerken v organisatie, ouderdom v organisatie !!!
Innovatieve organisatievormen
→ zelfsturende teamstructuur
● organisatiestructuur die op het operationele niveau (laagst) bestaat uit teams zonder
managers die zelf verantwoordelijk zijn voor het hele werkproces
→ virtuele organisatie
● kleine kernorganisatie die grote bedrijfsfuncties uitbesteedt
→ teamstructuur
● structuur waarin bevelsketen is uitgeschakeld en afdelingen vervangen zijn door
cross-hiërarchische teams met grote verantwoordelijkheden
→ cirkelstructuur of holacratie
● meer permanente organisatievorm waar rollen centraal
staan
● met cirkels verschillende rollen bij elkaar brengen en zo
samenwerken
HISTORISCH PERSPECTIEF
Historische achtergrond
→ agrarisch en huisnijverheid NAAR grote wereldspelers zoals Ford
→ verdeling van de arbeid = onderverdelen van taken in kleinere taken die gemakkelijk
herhaald kunnen worden
→ industriële revolutie = komst van machine arbeid, massaproductie en efficiënt transport
ORGANISATIES EN DE ROL VAN MENSEN
WAT IS EEN ORGANISATIE
Organisatie
→ een samenwerkingsverband van mensen die met behulp van geschikte kennis en
middelen samenwerken om een bepaald doel te bereiken
→ de juiste mensen/kennis/middelen
→ samenwerken
● samenwerkingsverbanden ontstaan/veranderen/evolueren samen met doelen
→ doelen
● veranderen naarmate jouw organisatie groeit
● versch sector = versch doel
Management
→ andere laten schitteren door hen juist in te zetten en te leiden
→ je hebt hiervoor drie dingen nodig
● technische vaardigheden
● menselijke vaardigheden
● conceptuele vaardigheden
BOUWSTENEN VAN EEN ORGANISATIE
Kenmerken
→ plan/werkwijze om het doel te bereiken
● vaak zijn er meerdere doelen die samenkomen en daarna
moet je deze verdelen
→ taakverdeling
● vanaf nu ontstaan er verantwoordelijkheden dus er komt
een hiërarchie
→ afstemming
Elementen
→ onderling afhankelijk
→ afh van organisatiedoel/omgeving/individuele werknemers
→ komen samen in organisatiestructuur
● is een systeem dat aangeeft hoe taken formeel worden
verdeeld/gegroepeerd/gecoördineerd
,Organisatiestructuur elementen (7)
Taakspecialisatie
→ hoever 1 functie slechts 1 handeling steeds met dezelfde
bewegingen en materiaal
→ verdeling van productie/dienstverlening over versch mensen
→ brede rol (L) VS enge functie (R)
● cognitieve (overbelasting om altijd dezelfde keuzes te maken) en fysieke (telkens
hard werken) uitputting
→ toepassing vandaag
● traditionele specialisatie = vroeger specialismen obv medische disciplines in elk
ziekenhuis
● hedendaagse specialisatie = specialisatie obv van technologie, expertise, efficiëntie,
generalisatie voor andere diensten
Afdelingsvorming
→ versch taken en mensen die gecoördineerd en aangestuurd worden
→ functionele indeling = creëert schaalvoordelen en efficiency vb boekhouding
→ productindeling = vb Pringels
→ geografische indeling = volgens regio
→ markt indeling = volgens consumentenmarkt
→ hybride indeling = combinatievormen vb PMC
Gezagslijn
→ ononderbroken lijn van gezag die van de top v/d organisatie naar het laagste loopt + geeft
aan wie leiding heeft over wie
→ principe van eenheid van bevel (ononderbroken lijn)
→ bevoegdheid
● recht dat manager op grond van diens positie heeft om orders te geven en te
verwachten dat die uitgevoerd worden
→ grafisch = boom met vertakking
Span of control
→ aantal personen waarover manager de leiding heeft
→ bepaalt aantal niveaus en managers van de organisatie
→ hoe breder = hoe efficiënter = kost minder = meer autonomie = vlotte verticale
communicatie
→ te breed = niet meer efficiënt
→ vlakke VS steile organisatiestructuur
Centralisatie en decentralisatie
→ mate waarin de formele besluitvormingsbevoegdheid verdeeld is nr managers in de
hiërarchie
→ horizontal = besluitvorming verdeeld nr straf diensten en departementen
→ verticaal = besluitvorming verdeeld nr hiërarchisch lagere niveaus
,→ wanneer decentraliseren
● hoe breder de geografische span
● hoe veranderlijk jouw situatie is
● wanneer die groter wordt
● ?
Formalisatie van gedrag
→ mate waarin uitvoeringswijze + tijdstip + volgorde van bepaalde taken binnen de
organisatie gestandaardiseerd zijn
→ decentralisatie en lagere formalisatie gaat samen met empowerment
● e = vergroten van de vrijheid van handelen van werknemers bij het nemen van
beslissingen
→ laag = weinig regels rond omdat het niet zinvol is, morele afspraken wel, de situaties zijn
zeer veranderlijk altijd vb oorlogsjournalist
→ hoog = volgorde van taken en regels staan vast vb McDonald's personeel
Overbrugging
→ dwarsverbindingen die formele gezagslijnen en afdelingsgrenzen doorbreken
→ voorbeelden = commissies of taakroulatie programma's waarbij iemand in een andere
plek gaat werken om daar info uit te halen
→ toepassing Telenet
● één tea maken door te spreken over de overkoepelende waarde over de leden van
organisatie
● communiceren over medewerkers tegen iedereen
SOORTEN ORGANISATIES
Doel organisatiestructuur
→ reguleren en sturen van gedrag van organisatieleden
→ voorkomende combinaties van bouwstenen
● eenvoudige structuur = geen afdelingen, lage formalisatie, lage taakspecialisatie,
centrale beslissingsbevoegdheid vb bakker of slager
● bureaucratie = sterke formalisatie, hoge taakspecialisatie, functionele afdelingen,
centralisatie, kleine span of control
● matrixstructuur = combinatie van functie en product afdelingen, geen eenheid van
bevel, dubbele gezagslijn
, Organisaties volgens Mintzberg
→ ondernemersorganisatie
● kleine winkel → strategische top (eigenaar) + direct toezicht
→ machine organisatie
● McDonalds → technostructuur + standaardisatie van werkprocessen
→ professionele organisatie
● ziekenhuis → uitvoerende kern + standaardisatie van kennis en
vaardigheden
→ innovatieve organisatie
● modehuis → ondersteunende staf + onderlinge afstemming
→ gedivisioneerde organisatie
● Philips → middenmanagement + standaardisatie van output
→ zendingsorganisatie
● NGO → ideologie + standaardisatie van normen
→ politieke organisatie
● grote veranderingen + chaos → geen dominant deel en coördinatiemechanisme
!!! Afhankelijk van omstandigheden, kenmerken v organisatie, ouderdom v organisatie !!!
Innovatieve organisatievormen
→ zelfsturende teamstructuur
● organisatiestructuur die op het operationele niveau (laagst) bestaat uit teams zonder
managers die zelf verantwoordelijk zijn voor het hele werkproces
→ virtuele organisatie
● kleine kernorganisatie die grote bedrijfsfuncties uitbesteedt
→ teamstructuur
● structuur waarin bevelsketen is uitgeschakeld en afdelingen vervangen zijn door
cross-hiërarchische teams met grote verantwoordelijkheden
→ cirkelstructuur of holacratie
● meer permanente organisatievorm waar rollen centraal
staan
● met cirkels verschillende rollen bij elkaar brengen en zo
samenwerken
HISTORISCH PERSPECTIEF
Historische achtergrond
→ agrarisch en huisnijverheid NAAR grote wereldspelers zoals Ford
→ verdeling van de arbeid = onderverdelen van taken in kleinere taken die gemakkelijk
herhaald kunnen worden
→ industriële revolutie = komst van machine arbeid, massaproductie en efficiënt transport