Woordenlijst Kleuters in de
maatschappij
Anti-discriminatie – Personen in gelijke situaties mogen niet benadeeld
worden op basis van kenmerken zoals geslacht, ras, geloof, handicap, leeftijd
of seksuele geaardheid.
Asielzoeker – Persoon die zijn land heeft verlaten op zoek naar
internationale bescherming, maar nog geen vluchtelingenstatus heeft. Mag
niet met dwang worden teruggestuurd tijdens de procedure.
Bilaterale overeenkomst – Overeenkomst tussen twee landen die uitgaat
van dezelfde principes.
Burgerij – Invloedrijke sociale klasse in de 19e eeuw met economische macht
en sociale status door bezit, handel en industrie.
Burgerijvrouwen – Verenigden zich in zuigelingenraadplegingen,
melkkeukens, kantines en crèches om het leed van arbeidsvrouwen te
verzachten.
Categoriseren – Helpt om structuur en duidelijkheid te bieden door de
wereld in te delen en te begrijpen.
Co-ouderschap – Beide ouders, al dan niet samenwonend, delen de
opvoeding en zorg voor hun kind(eren).
Competenties voor kleuteronderwijs – Vaardigheden die een
kleuterleerkracht nodig heeft, zoals omgaan met diversiteit, observeren
en inspelen op de noden van elk kind.
Conventie van Genève – Internationaal verdrag dat de rechten en
bescherming van vluchtelingen vastlegt.
Culturalisering – De neiging om moeilijk verklaarbaar gedrag toe te
schrijven aan cultuur.
De school als sociale uitsluiter – Scholen kunnen ongelijkheid versterken
door een onderwijssysteem dat niet aangepast is aan kinderen uit kansarme
gezinnen.
De burgerij – Sociale klasse in de 19e eeuw met economische macht en
invloed op politiek en cultuur.
De val van culturalisering – De neiging om alle gedrag van leerlingen te
verklaren vanuit hun sociaal-culturele achtergrond.
De vijf kenmerken van diversiteit – Geslacht & gender, sociale klasse,
etniciteit & cultuur, religie & overtuiging, en mogelijkheden/vaardigheden.
Discriminatie – Ongelijke behandeling van personen of groepen op basis
van kenmerken die niet relevant zijn.
Diversiteit – De mix van verschillen tussen mensen.
Diversiteitsstilte – Het vermijden van gesprekken over diversiteit en
inclusie, vaak uit angst of ongemak.
Dogma – Een leerstelling die als onbetwistbaar wordt beschouwd binnen een
religie, ideologie of organisatie
Een cultureel responsieve leraar – Hoe leerkrachten omgaan met culturele
verschillen in de klas en leerstof.
Een éénoudergezin – Gezin waarin één ouder de opvoeding en zorg voor de
kinderen op zich neemt.
maatschappij
Anti-discriminatie – Personen in gelijke situaties mogen niet benadeeld
worden op basis van kenmerken zoals geslacht, ras, geloof, handicap, leeftijd
of seksuele geaardheid.
Asielzoeker – Persoon die zijn land heeft verlaten op zoek naar
internationale bescherming, maar nog geen vluchtelingenstatus heeft. Mag
niet met dwang worden teruggestuurd tijdens de procedure.
Bilaterale overeenkomst – Overeenkomst tussen twee landen die uitgaat
van dezelfde principes.
Burgerij – Invloedrijke sociale klasse in de 19e eeuw met economische macht
en sociale status door bezit, handel en industrie.
Burgerijvrouwen – Verenigden zich in zuigelingenraadplegingen,
melkkeukens, kantines en crèches om het leed van arbeidsvrouwen te
verzachten.
Categoriseren – Helpt om structuur en duidelijkheid te bieden door de
wereld in te delen en te begrijpen.
Co-ouderschap – Beide ouders, al dan niet samenwonend, delen de
opvoeding en zorg voor hun kind(eren).
Competenties voor kleuteronderwijs – Vaardigheden die een
kleuterleerkracht nodig heeft, zoals omgaan met diversiteit, observeren
en inspelen op de noden van elk kind.
Conventie van Genève – Internationaal verdrag dat de rechten en
bescherming van vluchtelingen vastlegt.
Culturalisering – De neiging om moeilijk verklaarbaar gedrag toe te
schrijven aan cultuur.
De school als sociale uitsluiter – Scholen kunnen ongelijkheid versterken
door een onderwijssysteem dat niet aangepast is aan kinderen uit kansarme
gezinnen.
De burgerij – Sociale klasse in de 19e eeuw met economische macht en
invloed op politiek en cultuur.
De val van culturalisering – De neiging om alle gedrag van leerlingen te
verklaren vanuit hun sociaal-culturele achtergrond.
De vijf kenmerken van diversiteit – Geslacht & gender, sociale klasse,
etniciteit & cultuur, religie & overtuiging, en mogelijkheden/vaardigheden.
Discriminatie – Ongelijke behandeling van personen of groepen op basis
van kenmerken die niet relevant zijn.
Diversiteit – De mix van verschillen tussen mensen.
Diversiteitsstilte – Het vermijden van gesprekken over diversiteit en
inclusie, vaak uit angst of ongemak.
Dogma – Een leerstelling die als onbetwistbaar wordt beschouwd binnen een
religie, ideologie of organisatie
Een cultureel responsieve leraar – Hoe leerkrachten omgaan met culturele
verschillen in de klas en leerstof.
Een éénoudergezin – Gezin waarin één ouder de opvoeding en zorg voor de
kinderen op zich neemt.