Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien 4.2 TrustPilot
logo-home
Resume

Samenvatting van Methoden en Technieken van Onderzoek in de Criminologie

Note
-
Vendu
-
Pages
25
Publié le
08-09-2025
Écrit en
2025/2026

Een volledige en uitgebreide samenvatting met enkele voorbeelden (de 8e herziene druk). Ideaal om te gebruiken voor de toelatingstoets.

Établissement
Cours










Oups ! Impossible de charger votre document. Réessayez ou contactez le support.

Livre connecté

École, étude et sujet

Établissement
Cours
Cours

Infos sur le Document

Livre entier ?
Oui
Publié le
8 septembre 2025
Nombre de pages
25
Écrit en
2025/2026
Type
Resume

Sujets

Aperçu du contenu

Eenvoudige definitie van criminaliteit = alle gedrag dat valt onder een van
de delictsomschrijvingen van het Wetboek van Strafrecht en niet-
commune strafwetten.

Kenmerken en doelen van wetenschap (blz.9)
Wetenschap moet rationeel zijn en streven naar waarheid. Waarheid is
echter niet altijd constant. Daarom moeten wetenschappelijke
waarneming objectief zijn. Wetenschappelijke waarneming mag niet
gekleurd zijn door de persoon van de onderzoeker. Men neemt vaak
genoegen met intersubjectiviteit (een afgezwakte variant van
objectiviteit). Er wordt hiermee bedoeld dat we niet streven naar absolute
objectiviteit, maar dat we met het hoogst haalbare genoegen nemen.
Rationaliteit maakt dat we eisen dat de theorieën waarmee we
fenomenen verklaren rationeel zijn, bepaalde regels volgen, uit logische
redenaties zijn gebouwd. Theorieën zouden niet onderling tegenstijdige
conclusies mogen opleveren.

Een wetenschapper wil niet alleen enkele gevallen verklaren, maar wil dat
overstijgen en breed geldende kennis genereren. Men kan het meta (=
uiteindelijke) doel van wetenschap zien als het verlangen om onze
omgeving te beheersen. Als men kan verklaren waarom dingen gebeuren,
kan men proberen dat gedrag aan te grijpen en zo de omgeving te
beheersen.

Fenomenologie is de wetenschapsopvatting die stelt dat het bestuderen
van de mens alleen zinvol kan gebeuren als de mens in relatie tot zijn
omgeving wordt onderzocht.

In het symbolisch interactionisme staat de interactie tussen mensen
centraal. Men gaat ervan uit dat mensen middels symbolen met elkaar in
interactie staan (e.g. knipoog, het dragen van een ketting met kruisje,
hoofddoek, merkkleding). Door middel van participerende observatie
kruipt de onderzoeker zo veel mogelijk in de rol van de onderzochte,
waardoor het mogelijk wordt om de interacties van deze persoon zo goed
mogelijk te begrijpen. Dit is in sommige soorten criminologische
onderzoek onmisbaar.

In het neopositivisme probeert men wetenschappelijk getoetste
uitspraken te bouwen. Wetenschappelijke theorieën worden ontbonden en
vastgesteld of ze waar zijn of niet. Dan kan men vaststellen of de daaruit
opgebouwde theorie waar is of niet. Het probeert een theorie van de grond
af te verifiëren. Het is voornamelijk van belang als tegenhanger van het
kritisch rationalisme (Popper, 1959). Dit stelt dat absolute kennis niet
bestaat. Men kan nooit zeker zijn van wat waar is. Het enige waar men
zeker van kan zijn, is dat iets onwaar is. Het probeert een opgebouwde
theorie te falsifiëren (het falsificationisme genoemd). Een niet-
gefalsifieerde theorie is niet automatisch waar, maar voorlopig waar. We
zijn alleen geïnteresseerd in empirisch onderzoek, onderzoek naar uiterlijk
waarneembare fenomenen.

,De empirische cyclus (blz.12)
Theorie  cyclus begint met een observatie (iets wat men wil
onderzoeken). Er dient een min of meer afgebakend onderwerp te zijn
waarop het onderzoek gericht is. In de theoriefase is het gebruikelijk en
verstandig door middel van literatuurstudie te bepalen hoeveel er reeds
over het mogelijk te onderzoeken onderwerp bekend is. Dan kan goed
bezien worden of er mogelijk nog puzzelstukjes in de theorie ontbreken of
dat er uitbreiding aan de theorie gegeven zou kunnen worden.

Inductie  het algemene idee dat wordt onderzocht, wordt in abstracte
onderzoeksvraag geformuleerd. De stelling/hypothese wordt een meer
precieze formulering van het algemene idee.

Deductie  alle soorten vaagheden uit de inductiefase moeten worden
ingevuld. Precies aangeven hoe al de abstracties worden vastgesteld. De
hypothese moet concreet worden. Duidelijk moet worden hoe de
zogeheten constructen gemeten gaan worden, bij welk resultaat de
hypothese als bevestigd beschouwd kan worden, etc.

Toetsing  de uitvoering van het onderzoek in het veld. Onderzoekers
moeten inwisselbaar en uitwisselbaar zijn. De onderzoekers zijn slechts
het instrument om aan de gegevens te komen en hun persoon mag geen
rol spelen. Ze mogen dus niet de uitkomsten beïnvloeden. Om dit te
bereiken wordt standaardisatie ingezet. De onderzoekssituatie wordt zo
veel mogelijk gestandaardiseerd. Allerlei particuliere omstandigheden
worden zo veel mogelijk uitgeschakeld.

Evaluatie  de resultaten van het onderzoek worden tegen het licht van
bestaande kennis gehouden. Er wordt bezien of het onderzoek van
voldoende kwaliteit is geweest en de gegevens voldoende zeggingskracht
hebben om überhaupt wijzigingen in theorieën aan te kunnen brengen.
Ook wordt er bezien in hoeverre bestaande theorieën vervolgens
standhouden of dat zij aangepast dienen te worden. De evaluatie van
theorieën gebeurt aan de hand van vier criteria: beoordeling op logische
consistentie (niet innerlijk tegenstrijdig), toetsbaarheid (theorieën dienen
toetsbaar te zijn), parsimonie (voorkeur aan eenvoudige theorie bij
gelijke verklaringskracht) en compatibiliteit (voorkeur aan de theorie die
compatibel is met wat werd gedacht). De eerste twee zijn absoluut, dus bij
negatieve beoordeling dient de theorie verworpen te worden. De laatste
twee zijn relatief, dus er dient gekozen te worden tussen de ene of andere
theorie.

Theorieën en modellen (blz.16)
Een constellatie is een model van de werkelijkheid als het model
onafhankelijk is van de werkelijkheid, bekender is dan de werkelijkheid en
in structuur overeenkomt met die werkelijkheid. Een theorie is een soort
model, hoewel een theorie vaak veelomvattender is. Modellen dienen vaak
alleen om de kenmerken van bepaalde geïsoleerde fenomenen te
onderzoeken. Theorieën kunnen echter leiden tot voorspellingen, en
zouden waarnemingen moeten kunnen verklaren.

, Een bekende theorie binnen de criminologie is die van Gottfredson en
Hirschi (1990). Zij stellen dat verschillen in delinquentie tussen personen
bepaald worden door verschillen in zelfcontrole. De curves van criminele
activiteit over de levensloop, hebben voor iedereen dezelfde vorm. Laub
en Sampson (2003) stelden de levenslooptheorie. Deze theorie benadrukt
dat naast keuzevrijheid van mensen vooral levensgebeurtenissen een
belangrijke rol spelen in het beloop van criminele carrières.

Soorten vragen (blz.19)
Een bepaalde vraag kan een bepaald soort onderzoeksmethoden dicteren.
De indeling macro-meso-micro heeft te maken met het aggregatieniveau
waarop onderzoek wenst uitspraken te doen.
Macro  het onderzoeken van processen op een hoog aggregatieniveau.
Processen die zich op een niveau boven het individu afspelen (e.g. de
Staat). Een macroproces is bijvoorbeeld de invloed van inflatie op het
vertrouwen in de overheid. Kenmerken die aan een samenleving
toebehoren. Het niveau leent zich vaak voor verkeerde interpretatie
(ecologische fout; ‘ecological fallacy’). Met deze fout wordt bedoeld dat
onderzoekers bevinding op het ene niveau van toepassing verklaren op
een ander niveau.
Meso alle niveaus tussen macro en micro. Een wijk, groep jeugdige
criminelen of gang. Er is sprake van kenmerken van een bepaald
conglomeraat (= opeenhoping/verzameling), door de oorspronkelijke
micro-eenheden gevormd
Micro  niveau van kleinste analyse-eenheid. In veel gevallen het
individu: de persoon is degene bij wie de gebeurtenissen die onderzocht
worden plaatsvinden. Een voorbeeld vraag = ‘of bepaalde
persoonlijkheidskenmerken samenhangen met bepaald delictgedrag’

Kwantiteit = is de vraag naar een bepaalde hoeveelheid
Kwaliteit = is de vraag naar ‘hoe’ en niet naar ‘hoeveel’

Veel onderzoek in de criminologie is beschrijvend.
Verklarend = vaak aangeduid als causaliteits- of experimenteel
onderzoek. Dus oorzaak-gevolg
Beschrijvend = een opsomming van het voorkomen van bepaalde
verschijnselen, maar geeft geen verklaring.
Confounding-problemen doen zich veelvuldig voor in criminologisch
onderzoek. De verklarende factor (de ‘oorzaak’) hangt systematisch
samen met andere mogelijke verklaringen. Dit probleem is op te lossen
met experimenteel onderzoek. Het onderzoek heeft de status van
laboratoriumonderzoek. De factor waarvan men denkt dat die het te
onderzoeken fenomeen verklaart (de ‘oorzaak’) wordt niet gemeten in
zoals die in werkelijkheid voorkomt, maar in het lab wordt bepaald bij wie
van de te onderzoeken personen die oorzaak voorkomt. Om
psychologische beïnvloeding te voorkomen, wordt een dubbelblind
onderzoek uitgevoerd.
€5,48
Accéder à l'intégralité du document:

Garantie de satisfaction à 100%
Disponible immédiatement après paiement
En ligne et en PDF
Tu n'es attaché à rien

Faites connaissance avec le vendeur
Seller avatar
710M

Faites connaissance avec le vendeur

Seller avatar
710M Universiteit Utrecht
S'abonner Vous devez être connecté afin de suivre les étudiants ou les cours
Vendu
3
Membre depuis
2 année
Nombre de followers
0
Documents
5
Dernière vente
1 mois de cela

0,0

0 revues

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Récemment consulté par vous

Pourquoi les étudiants choisissent Stuvia

Créé par d'autres étudiants, vérifié par les avis

Une qualité sur laquelle compter : rédigé par des étudiants qui ont réussi et évalué par d'autres qui ont utilisé ce document.

Le document ne convient pas ? Choisis un autre document

Aucun souci ! Tu peux sélectionner directement un autre document qui correspond mieux à ce que tu cherches.

Paye comme tu veux, apprends aussitôt

Aucun abonnement, aucun engagement. Paye selon tes habitudes par carte de crédit et télécharge ton document PDF instantanément.

Student with book image

“Acheté, téléchargé et réussi. C'est aussi simple que ça.”

Alisha Student

Foire aux questions