ARW 1 samenvatting
Recht is een discursieve grootheid, dynamisch en tijd- en plaatsgebonden.
Wet in formele zin, is gemaakt door een formele wetgever = regering + Staten-Generaal.
Wet in materiële zin, algemeen verbindend voorschrift.
Rechters mogen wet in formele zin niet toetsen aan de grondwet, maar wel aan verdrag.
Verordeningen enzo. mogen wel worden getoetst aan de grondwet, toetsingsverbod art. 120
GW.
Formeel recht, procesrecht.
Materieel recht, geboden en verboden.
Wetgeving
Wet heeft twee betekenissen:
1. Wet als naam voor een AVV, ongeacht van welk orgaan de wet afkomstig is. Dan is
er sprake van een wet in materie, want dan wordt alleen gekeken naar de inhoud.
2. Wet als naam voor een besluit van regering en Staten-Generaal samen. Dan is er
sprake van wet in formele zin, want er wordt gekeken naar het orgaan van wie het
besluit afkomstig is. De formele wetgever is regering + Staten-Generaal.
Eigenlijk zijn alle wetten in formele zin ook wetten in materiële zin, er zijn maar een paar
uitzonderingen.
Publiek: verticaal
Tussen overheid en burger, ongelijke machtsverdeling.
Privaat: horizontaal
Verhoudingen zijn gelijkwaardig, tussen burgers of tussen burgers en ondernemingen.
privaatrecht = burgerlijk recht = civiel recht
Legisme, al het recht moet in de wet te vinden zijn.
Positief/objectieve recht betreft alle nu in Nederland geldende rechtsregels, bepaalde
plaats en bepaald tijdstip.
Subjectief recht is de individuele bevoegdheid van het recht, je hebt het recht om iets te
doen.
Incorporatie systeem: rechtsregels uit verdragen kunnen deel uitmaken van het nationaal
recht zonder dat eerst omzetting in nationaal recht nodig is.
Rechtsbronnen (positief/objectief)
● Verdragen + besluiten van volkenrechtelijke organisaties, kan ook buitenland
● Wet
● Jurisprudentie: rechtspraak, in de praktijk (de facto) is het een rechtsbron maar
juridisch (de iure) niet
● Gewoonterecht: langdurig gebruik + rechtsovertuiging
● gepubliceerde beleidsregels, hoe bevoegdheid wordt gebruikt
● Algemene rechtsbeginselen
, 1. Staatsrecht publiek
2. Bestuursrecht publiek
3. Strafrecht publiek
4. Burgerlijk recht privaat
Legaliteitsbeginsel, de overheid moet zich aan eigen regels houden om machtsingreep te
voorkomen. Vertrouwensbeginsel, moet zich aan hun woord houden.
Montesquieu Trias politica
Om machtsmisbruik tegen te gaan heeft hij de trias politica bedacht, zo kan de macht nooit
bij een groep komen te liggen. Machtsconcentratie leidt vaak tot machtsmisbruik.
Wetgevende macht, uitvoerende macht en rechtsprekende macht. Hier moet een scheiding
van personen zijn. De verschillende organen moeten elkaar ook controleren en
samenwerken, checks en balances.
De rechtsprekende macht moet volledig onafhankelijk zijn.
Wetgevende macht
Regering + Staten-Generaal (1e en 2e kamer)
De leden van de 2e kamer worden gekozen door het volk en de leden van de 2e kamer
worden gekozen door de provinciale staten. Staten-Generaal = parlement.
Zij maken wetten, dit zijn vrijwel altijd verbindende voorschriften.
Uitvoerende macht
De regering, bestaande uit de koning en ministers. De ministerraad en het kabinet (ministers
+ staatssecretarissen).
Als de regering zijn bestuurlijke bevoegdheid gebruikt, leidt dat gewoonlijk tot een
beschikking.
Een beschikking is een beslissing van een overheidsorgaan in een concreet geval,
individueel geval, hele kleine groep mensen. Vaak door een uitvoerend orgaan.
, AVV gaat over een onbepaalde groep, dus niet iedereen.
Dit zijn elkaars tegenpolen.
Geen geschil beslecht, geen conflict (voluntair) oneigenlijke rechtspraak, maar toch via de
rechter is geen zuivere leer van trias politica zoals adoptie, want de rechter handelt dan als
uitvoerende macht.
Rechtsprekende macht
Beslechting van geschillen op basis van de wetgeving. De rechter is niet bevoegd om zelf
wetten te maken. La bouche de la loi.
Decentralisatie
Kleinere schaal provincie gemeente
Functioneel waterschap heeft andere grenzen dan hierboven.
EVRM geldt net zo zwaar als nationaal recht.
Grondrechten = constitutie
Nederland heeft een representatieve indirecte democratie met evenredige
vertegenwoordiging, de uitgebrachte stemmen tellen evenredig voor de zetelverdeling in het
parlement. Referendum is een element van directe democratie.
Wij hebben een constitutionele monarchie, er is een grondwet waarmee de positie van de
koning begrensd is en een erfelijke monarchie.
Door de rechtsstaat moet de overheid zich aan de regels van de wet houden.
Klassieke grondrechten
Vrijheidsrechten, beginselen waar de overheid zich niet mee bemoeit en zijn afdwingbaar bij
de rechter.
Sociale grondrechten, de overheid moet goed voor haar burgers zorgen en zijn niet
afdwingbaar bij de rechter.
Conflict regering en parlement, geen vertrouwen, dan gaat de regering naar huis. In de
regels staat dat de 1e of 2e kamer naar huis gaat maar dat is niet zo. Art. 64 gw
Considerans staat in wie de wet heeft gemaakt, dus of het een formele wet is. Wij… wordt
de regering mee bedoeld. Raad van State moet altijd advies geven voor het tot stand komen
van een wet. Noemen op tentamen.
Hiërarchie wetgeving
1. Verdragen
2. Statuut en dan grondwet
3. Wet in formele zin
4. AMvB’s
5. Ministeriële regeling
6. Verordeningen
Procedure wet in formele zin
1. Een wetsvoorstel door het ministerie van het onderwerp (bijv. buitenlandse zaken).
Recht is een discursieve grootheid, dynamisch en tijd- en plaatsgebonden.
Wet in formele zin, is gemaakt door een formele wetgever = regering + Staten-Generaal.
Wet in materiële zin, algemeen verbindend voorschrift.
Rechters mogen wet in formele zin niet toetsen aan de grondwet, maar wel aan verdrag.
Verordeningen enzo. mogen wel worden getoetst aan de grondwet, toetsingsverbod art. 120
GW.
Formeel recht, procesrecht.
Materieel recht, geboden en verboden.
Wetgeving
Wet heeft twee betekenissen:
1. Wet als naam voor een AVV, ongeacht van welk orgaan de wet afkomstig is. Dan is
er sprake van een wet in materie, want dan wordt alleen gekeken naar de inhoud.
2. Wet als naam voor een besluit van regering en Staten-Generaal samen. Dan is er
sprake van wet in formele zin, want er wordt gekeken naar het orgaan van wie het
besluit afkomstig is. De formele wetgever is regering + Staten-Generaal.
Eigenlijk zijn alle wetten in formele zin ook wetten in materiële zin, er zijn maar een paar
uitzonderingen.
Publiek: verticaal
Tussen overheid en burger, ongelijke machtsverdeling.
Privaat: horizontaal
Verhoudingen zijn gelijkwaardig, tussen burgers of tussen burgers en ondernemingen.
privaatrecht = burgerlijk recht = civiel recht
Legisme, al het recht moet in de wet te vinden zijn.
Positief/objectieve recht betreft alle nu in Nederland geldende rechtsregels, bepaalde
plaats en bepaald tijdstip.
Subjectief recht is de individuele bevoegdheid van het recht, je hebt het recht om iets te
doen.
Incorporatie systeem: rechtsregels uit verdragen kunnen deel uitmaken van het nationaal
recht zonder dat eerst omzetting in nationaal recht nodig is.
Rechtsbronnen (positief/objectief)
● Verdragen + besluiten van volkenrechtelijke organisaties, kan ook buitenland
● Wet
● Jurisprudentie: rechtspraak, in de praktijk (de facto) is het een rechtsbron maar
juridisch (de iure) niet
● Gewoonterecht: langdurig gebruik + rechtsovertuiging
● gepubliceerde beleidsregels, hoe bevoegdheid wordt gebruikt
● Algemene rechtsbeginselen
, 1. Staatsrecht publiek
2. Bestuursrecht publiek
3. Strafrecht publiek
4. Burgerlijk recht privaat
Legaliteitsbeginsel, de overheid moet zich aan eigen regels houden om machtsingreep te
voorkomen. Vertrouwensbeginsel, moet zich aan hun woord houden.
Montesquieu Trias politica
Om machtsmisbruik tegen te gaan heeft hij de trias politica bedacht, zo kan de macht nooit
bij een groep komen te liggen. Machtsconcentratie leidt vaak tot machtsmisbruik.
Wetgevende macht, uitvoerende macht en rechtsprekende macht. Hier moet een scheiding
van personen zijn. De verschillende organen moeten elkaar ook controleren en
samenwerken, checks en balances.
De rechtsprekende macht moet volledig onafhankelijk zijn.
Wetgevende macht
Regering + Staten-Generaal (1e en 2e kamer)
De leden van de 2e kamer worden gekozen door het volk en de leden van de 2e kamer
worden gekozen door de provinciale staten. Staten-Generaal = parlement.
Zij maken wetten, dit zijn vrijwel altijd verbindende voorschriften.
Uitvoerende macht
De regering, bestaande uit de koning en ministers. De ministerraad en het kabinet (ministers
+ staatssecretarissen).
Als de regering zijn bestuurlijke bevoegdheid gebruikt, leidt dat gewoonlijk tot een
beschikking.
Een beschikking is een beslissing van een overheidsorgaan in een concreet geval,
individueel geval, hele kleine groep mensen. Vaak door een uitvoerend orgaan.
, AVV gaat over een onbepaalde groep, dus niet iedereen.
Dit zijn elkaars tegenpolen.
Geen geschil beslecht, geen conflict (voluntair) oneigenlijke rechtspraak, maar toch via de
rechter is geen zuivere leer van trias politica zoals adoptie, want de rechter handelt dan als
uitvoerende macht.
Rechtsprekende macht
Beslechting van geschillen op basis van de wetgeving. De rechter is niet bevoegd om zelf
wetten te maken. La bouche de la loi.
Decentralisatie
Kleinere schaal provincie gemeente
Functioneel waterschap heeft andere grenzen dan hierboven.
EVRM geldt net zo zwaar als nationaal recht.
Grondrechten = constitutie
Nederland heeft een representatieve indirecte democratie met evenredige
vertegenwoordiging, de uitgebrachte stemmen tellen evenredig voor de zetelverdeling in het
parlement. Referendum is een element van directe democratie.
Wij hebben een constitutionele monarchie, er is een grondwet waarmee de positie van de
koning begrensd is en een erfelijke monarchie.
Door de rechtsstaat moet de overheid zich aan de regels van de wet houden.
Klassieke grondrechten
Vrijheidsrechten, beginselen waar de overheid zich niet mee bemoeit en zijn afdwingbaar bij
de rechter.
Sociale grondrechten, de overheid moet goed voor haar burgers zorgen en zijn niet
afdwingbaar bij de rechter.
Conflict regering en parlement, geen vertrouwen, dan gaat de regering naar huis. In de
regels staat dat de 1e of 2e kamer naar huis gaat maar dat is niet zo. Art. 64 gw
Considerans staat in wie de wet heeft gemaakt, dus of het een formele wet is. Wij… wordt
de regering mee bedoeld. Raad van State moet altijd advies geven voor het tot stand komen
van een wet. Noemen op tentamen.
Hiërarchie wetgeving
1. Verdragen
2. Statuut en dan grondwet
3. Wet in formele zin
4. AMvB’s
5. Ministeriële regeling
6. Verordeningen
Procedure wet in formele zin
1. Een wetsvoorstel door het ministerie van het onderwerp (bijv. buitenlandse zaken).