ONDERZOEKENDE BLIK OP DE WERELD –
MENS EN MAATSCHAPPIJ (LEEN)
GEDEELTE TIJD; BOEK: GESCHIEDENIS GEVEN
VAKDIDACTIEK
1 HOOFDSTUK TIJDSBAND EN TIJD (NIET IN BOEK)
1.1 VISIE OP HISTORISCHE TIJD
➔ Historische tijdsbesef
o = op abstracte wijze kunnen omgaan met de tijd
Ontluiken we id basisschool
o Besef van verleden, het beheersen van begrippen om het verleden te kunnen vatten, middelen kunnen
hanteren om het verleden te structureren (tijdvakken, tijdlijnen, jaartallen, periodes, …), het in de tijd
kunnen situeren van geschiedkundige feiten en een groeiend besef van de ‘lengte van de tijd’
➔ Historisch bewustzijn
o = het besef van het blijvende en het veranderende in het menselijk samenleven.
o De ontwikkeling van het historisch bewustzijn bij kinderen komt pas goed op gang als enerzijds een
behoorlijk kennisarsenaal is opgebouwd en als anderzijds het leggen van verbanden en andere aspecten
van abstract denken goed ontwikkeld zijn
o Historisch bewustzijn houdt in dat kinderen leren verbanden leggen. Op niveau van de basisschool is dit
nog zeer beperkt
1.2 ROL VAN DE BASISSCHOOL
➔ Zorgen voor nieuwsgierigheid en geboeidheid over het verleden (moet van nature worden)
o Het verleden is altijd gelinkt aan het heden
➔ De ontwikkeling van het historisch bewustzijn houdt een behoorlijk kennisarsenaal in
➔ Het verkennen vh verleden gebeurt door het geven van betekenis aan sporen van het verleden zowel buiten de
school (‘historische littekens’) als in de klas (werken met teksten, prenten, foto’s, kaarten, …)
➔ Geschiedenis krijgt vooral gestalte in de vorm van verhalen. We hebben permanent aandacht voor dat aspect
(verhalen vertellen, verhalen lezen, films, strips,…). Het komt er op aan het verleden te doen LEVEN.
1.3 LEERLIJN HISTORISCHE TIJD/ HISTORISCH TIJDSBESEF (LOOPT GELIJK)
Eerste graad ➔ Levenslijnen
Geschiedenis van het kind zelf (1st) en zijn ouders en grootouders (overgrootouders).
Op die manier gaan we geleidelijk ongeveer 60-80 jaar terug in de tijd
Tweede graad ➔ Omgeving
De nadruk ligt op de geschiedenis van de omgeving waarin het kind leeft
We gaan hiervoor aanvankelijk 100 tot 200 jaar terug in de tijd (19e, 20e en 21 e eeuw)
Derde graad ➔ Algemene geschiedenis
We trekken het ‘verleden’ open naar de ‘algemene geschiedenis’ met nadruk op de geschiedenis
van onze contreien (= omgeving/landstreken) binnen een bredere, meestal Europese, context.
1
,1.4 DIDACTISCHE AANPAK
! Een gezond evenwicht tussen kennis en vaardigheden!
➔ Go!- Leerplan/ visie: Wereldoriëntatie
o Thematische aanpak staat hierin verwoord = visie
▪ De thematische aanpak staat een complementaire, meer systematische aanpak niet in de weg.
Periodes tussen twee thema’s of projecten kunnen gebruikt worden om aan te vullen, te
systematiseren, of ‘moeilijke’ aspecten aan bod te laten komen
o Historische attitudes en vaardigheden staan centraal
▪ Historische attitudes = positieve, open en kritische houding ten aanzien van geschiedenis
• Positief
o De natuurlijke belangstelling van kinderen voor geschiedenis aanwakkeren,
gebruiken en blijvend houden
• Open
o Kinderen laten ervaren dat de interpretatie van historische gebeurtenissen,
feiten, toestanden, … afhankelijk is van standpunten waarmee men naar die
elementen kijkt en hen leren openstaan voor verschillende interpretaties en
meningen
• Kritisch
o Kinderen leren (uiteraard in de basisschool op een zeer beperkte schaal) dat
historische tijd niet zozeer gaat over de waarheid van het verleden, maar over de
mogelijke betekenis die men eraan geeft en dat bijgevolg een kritische, maar
positieve houding steeds nodig is
1.5 WAT IS GESCHIEDENIS?
! Geschiedenis is de wetenschap die zich bezighoudt met de studie van chronologische ordening van gebeurtenissen. De
bedoeling is om inzicht te krijgen in de volkeren en culturen uit het verleden!
Ruimer opgevat: alles wat in het verleden heeft plaatsgevonden. Daarbij gaat het niet alleen over de geschiedenis van de
mens, maar over alle mogelijke verschijnselen die veranderd zijn. Bv. geschiedenis van het universum,…
1.6 SOORTEN BRONNEN
! Bronnen zijn alles wat informatie geeft over het verleden!
Geschreven bronnen Materiële overblijfselen (ongeschreven bronnen)
Brieven, dagboeken, verdragen, oorkonden, Werktuigen, sieraden, foto’s, potscherven, afbeeldingen,
opschriften, wetboeken,… beenderen, standbeelden,…
Vb. Historicus leest dagboek van een handelaar in Vb. Historicus bezoekt de plaats van het gebeuren en
het middeleeuwse Brugge om beeld te krijgen van bestudeert een afbeelding op het kerkraam
het dagelijks leven in Brugge in die tijdsperiode
Mondelinge overlevering
1.6.1 METHODE VAN HISTORISCHE KRITIEK
➔ Belang van bronnen goed te controleren
o Methode van historische kritiek
▪ Wie maakte de bron? Waar? Wanneer ( 3 w’s)
▪ Is het een primaire of secundaire bron?
▪ Waarom maakte hij de bron?
▪ Vind je subjectieve/objectieve uitspraken?
• Besluit: De bron is betrouwbaar / niet zo betrouwbaar / onbetrouwbaar
2
,1.7 REFERENTIEKADERS
➔ Geschiedenis
o = studie van het verleden
▪ Hierdoor begrijpen we het verleden beter en kunnen we de toekomst beter leren inschatten
o Voorwaarde:
▪ Je kan pas van geschiedenis spreken als we van 1 of meerdere feiten kunnen zeggen waar +
wanneer ih verleden en met welke mensen ze zich hebben afgespeeld
• DUS: ALLE REFERENTIEKADERS moeten aanwezig zijn
o Bevat veel verschillende en onderling samenhangende onderdelen
▪ Daarom hebben we referentiekaders uitgewerkt om het verleden te structureren en
overzichtelijker te maken
➔ 3 grote referentiekaders
(a) Het chronische TIJD
referentiekader
(b) Het ruimtelijke RUIMTE
referentiekader
(c) Het MENSEN
maatschappelijke
referentiekader
1.7.1 HET RUIMTELIJK REFERENTIEKADER
= situeren in de ruimte met behulp van kaarten
➔ De ruimte kan ingedeeld worden op verschillende niveaus
o Land of zee?
▪ De continentale ruimte
▪ De maritieme ruimte
o Stad of platteland?
▪ De stedelijke ruimte
▪ De landelijke ruimte
o Klein of groot?
▪ Lokale ruimte
▪ Regionale ruimte
▪ Mondiale ruimte
1.7.2 HET MAATSCHAPPELIJKE REFERENTIEKADER
➔ 4 menselijke handelingen ingedeeld volgens de 4 maatschappelijke domeinen:
o Economisch domein
o Sociaal domein Hangen nauw samen en
o Politiek domein beïnvloeden elkaar
o Cultureel domein
1.7.3 HET CHRONOLOGISCHE REFERENTIEKADER
➔ Tijd indelen op verschillende manieren
(a) Voor en na Christus
(b) Historische perioden
(c) In het door mensen gebruikte materiaal
(d) Samenlevingen op basis van hun economie
3
, 1.7.3.1 VOOR EN NA CHRISTUS
➔ Onze tijdrekening is de christelijke tijdrekening
o Ze begint met het geboortejaar van Christus zijnde het jaar 1.
o Het jaar ‘0’ bestaat dus niet!!!
➔ Dit heeft verregaande gevolgen voor onze tijdsindeling: eeuwen en millennia!
o Een eeuw = een periode van 100 jaar
o Een millennium (meervoud: millennia) = een periode van 1000 jaar
➔ Oefeningen/ vragen:
o Wanneer begint en eindigt de eerste eeuw n.C.? → 1 januari 1 tem 31 december 100
o Wanneer begon het derde millennium? → 1 januari 2001 (tem 31 december 3000)
o In welke eeuw situeren we dus de volgende data? …
1.7.3.2 HISTORISCHE PERIODEN
➔ Verleden indelen in 5 historische perioden
Nummer Periode Start
1 prehistorie Ontstaan mens
= 2,5 miljoen jaar geleden
2 oudheid Ontstaan van het geschrift
= 3500 vC
3 middeleeuwen Val van Romeinse Rijk
= 476 nC/ 500 nC
4 nieuwe tijden Ontdekking van Amerika
= 1492/ 1500 nC
5 onze tijd Einde WOII
= 1945
1.8 CRITERIA TIJDSBAND
➔ Een correcte tijdsband is een tijdsband die voldoet aan volgende criteria:
o Met pijl
o Geen beginpunt
o Correcte ijking
o Minstens 2 jaartallen
o Het jaar 0 bestaat niet en komt niet voor
o Gegevens staan op de tijdsbalk
➔ Alle tijdsperioden: scharniermomenten en data correct
4
MENS EN MAATSCHAPPIJ (LEEN)
GEDEELTE TIJD; BOEK: GESCHIEDENIS GEVEN
VAKDIDACTIEK
1 HOOFDSTUK TIJDSBAND EN TIJD (NIET IN BOEK)
1.1 VISIE OP HISTORISCHE TIJD
➔ Historische tijdsbesef
o = op abstracte wijze kunnen omgaan met de tijd
Ontluiken we id basisschool
o Besef van verleden, het beheersen van begrippen om het verleden te kunnen vatten, middelen kunnen
hanteren om het verleden te structureren (tijdvakken, tijdlijnen, jaartallen, periodes, …), het in de tijd
kunnen situeren van geschiedkundige feiten en een groeiend besef van de ‘lengte van de tijd’
➔ Historisch bewustzijn
o = het besef van het blijvende en het veranderende in het menselijk samenleven.
o De ontwikkeling van het historisch bewustzijn bij kinderen komt pas goed op gang als enerzijds een
behoorlijk kennisarsenaal is opgebouwd en als anderzijds het leggen van verbanden en andere aspecten
van abstract denken goed ontwikkeld zijn
o Historisch bewustzijn houdt in dat kinderen leren verbanden leggen. Op niveau van de basisschool is dit
nog zeer beperkt
1.2 ROL VAN DE BASISSCHOOL
➔ Zorgen voor nieuwsgierigheid en geboeidheid over het verleden (moet van nature worden)
o Het verleden is altijd gelinkt aan het heden
➔ De ontwikkeling van het historisch bewustzijn houdt een behoorlijk kennisarsenaal in
➔ Het verkennen vh verleden gebeurt door het geven van betekenis aan sporen van het verleden zowel buiten de
school (‘historische littekens’) als in de klas (werken met teksten, prenten, foto’s, kaarten, …)
➔ Geschiedenis krijgt vooral gestalte in de vorm van verhalen. We hebben permanent aandacht voor dat aspect
(verhalen vertellen, verhalen lezen, films, strips,…). Het komt er op aan het verleden te doen LEVEN.
1.3 LEERLIJN HISTORISCHE TIJD/ HISTORISCH TIJDSBESEF (LOOPT GELIJK)
Eerste graad ➔ Levenslijnen
Geschiedenis van het kind zelf (1st) en zijn ouders en grootouders (overgrootouders).
Op die manier gaan we geleidelijk ongeveer 60-80 jaar terug in de tijd
Tweede graad ➔ Omgeving
De nadruk ligt op de geschiedenis van de omgeving waarin het kind leeft
We gaan hiervoor aanvankelijk 100 tot 200 jaar terug in de tijd (19e, 20e en 21 e eeuw)
Derde graad ➔ Algemene geschiedenis
We trekken het ‘verleden’ open naar de ‘algemene geschiedenis’ met nadruk op de geschiedenis
van onze contreien (= omgeving/landstreken) binnen een bredere, meestal Europese, context.
1
,1.4 DIDACTISCHE AANPAK
! Een gezond evenwicht tussen kennis en vaardigheden!
➔ Go!- Leerplan/ visie: Wereldoriëntatie
o Thematische aanpak staat hierin verwoord = visie
▪ De thematische aanpak staat een complementaire, meer systematische aanpak niet in de weg.
Periodes tussen twee thema’s of projecten kunnen gebruikt worden om aan te vullen, te
systematiseren, of ‘moeilijke’ aspecten aan bod te laten komen
o Historische attitudes en vaardigheden staan centraal
▪ Historische attitudes = positieve, open en kritische houding ten aanzien van geschiedenis
• Positief
o De natuurlijke belangstelling van kinderen voor geschiedenis aanwakkeren,
gebruiken en blijvend houden
• Open
o Kinderen laten ervaren dat de interpretatie van historische gebeurtenissen,
feiten, toestanden, … afhankelijk is van standpunten waarmee men naar die
elementen kijkt en hen leren openstaan voor verschillende interpretaties en
meningen
• Kritisch
o Kinderen leren (uiteraard in de basisschool op een zeer beperkte schaal) dat
historische tijd niet zozeer gaat over de waarheid van het verleden, maar over de
mogelijke betekenis die men eraan geeft en dat bijgevolg een kritische, maar
positieve houding steeds nodig is
1.5 WAT IS GESCHIEDENIS?
! Geschiedenis is de wetenschap die zich bezighoudt met de studie van chronologische ordening van gebeurtenissen. De
bedoeling is om inzicht te krijgen in de volkeren en culturen uit het verleden!
Ruimer opgevat: alles wat in het verleden heeft plaatsgevonden. Daarbij gaat het niet alleen over de geschiedenis van de
mens, maar over alle mogelijke verschijnselen die veranderd zijn. Bv. geschiedenis van het universum,…
1.6 SOORTEN BRONNEN
! Bronnen zijn alles wat informatie geeft over het verleden!
Geschreven bronnen Materiële overblijfselen (ongeschreven bronnen)
Brieven, dagboeken, verdragen, oorkonden, Werktuigen, sieraden, foto’s, potscherven, afbeeldingen,
opschriften, wetboeken,… beenderen, standbeelden,…
Vb. Historicus leest dagboek van een handelaar in Vb. Historicus bezoekt de plaats van het gebeuren en
het middeleeuwse Brugge om beeld te krijgen van bestudeert een afbeelding op het kerkraam
het dagelijks leven in Brugge in die tijdsperiode
Mondelinge overlevering
1.6.1 METHODE VAN HISTORISCHE KRITIEK
➔ Belang van bronnen goed te controleren
o Methode van historische kritiek
▪ Wie maakte de bron? Waar? Wanneer ( 3 w’s)
▪ Is het een primaire of secundaire bron?
▪ Waarom maakte hij de bron?
▪ Vind je subjectieve/objectieve uitspraken?
• Besluit: De bron is betrouwbaar / niet zo betrouwbaar / onbetrouwbaar
2
,1.7 REFERENTIEKADERS
➔ Geschiedenis
o = studie van het verleden
▪ Hierdoor begrijpen we het verleden beter en kunnen we de toekomst beter leren inschatten
o Voorwaarde:
▪ Je kan pas van geschiedenis spreken als we van 1 of meerdere feiten kunnen zeggen waar +
wanneer ih verleden en met welke mensen ze zich hebben afgespeeld
• DUS: ALLE REFERENTIEKADERS moeten aanwezig zijn
o Bevat veel verschillende en onderling samenhangende onderdelen
▪ Daarom hebben we referentiekaders uitgewerkt om het verleden te structureren en
overzichtelijker te maken
➔ 3 grote referentiekaders
(a) Het chronische TIJD
referentiekader
(b) Het ruimtelijke RUIMTE
referentiekader
(c) Het MENSEN
maatschappelijke
referentiekader
1.7.1 HET RUIMTELIJK REFERENTIEKADER
= situeren in de ruimte met behulp van kaarten
➔ De ruimte kan ingedeeld worden op verschillende niveaus
o Land of zee?
▪ De continentale ruimte
▪ De maritieme ruimte
o Stad of platteland?
▪ De stedelijke ruimte
▪ De landelijke ruimte
o Klein of groot?
▪ Lokale ruimte
▪ Regionale ruimte
▪ Mondiale ruimte
1.7.2 HET MAATSCHAPPELIJKE REFERENTIEKADER
➔ 4 menselijke handelingen ingedeeld volgens de 4 maatschappelijke domeinen:
o Economisch domein
o Sociaal domein Hangen nauw samen en
o Politiek domein beïnvloeden elkaar
o Cultureel domein
1.7.3 HET CHRONOLOGISCHE REFERENTIEKADER
➔ Tijd indelen op verschillende manieren
(a) Voor en na Christus
(b) Historische perioden
(c) In het door mensen gebruikte materiaal
(d) Samenlevingen op basis van hun economie
3
, 1.7.3.1 VOOR EN NA CHRISTUS
➔ Onze tijdrekening is de christelijke tijdrekening
o Ze begint met het geboortejaar van Christus zijnde het jaar 1.
o Het jaar ‘0’ bestaat dus niet!!!
➔ Dit heeft verregaande gevolgen voor onze tijdsindeling: eeuwen en millennia!
o Een eeuw = een periode van 100 jaar
o Een millennium (meervoud: millennia) = een periode van 1000 jaar
➔ Oefeningen/ vragen:
o Wanneer begint en eindigt de eerste eeuw n.C.? → 1 januari 1 tem 31 december 100
o Wanneer begon het derde millennium? → 1 januari 2001 (tem 31 december 3000)
o In welke eeuw situeren we dus de volgende data? …
1.7.3.2 HISTORISCHE PERIODEN
➔ Verleden indelen in 5 historische perioden
Nummer Periode Start
1 prehistorie Ontstaan mens
= 2,5 miljoen jaar geleden
2 oudheid Ontstaan van het geschrift
= 3500 vC
3 middeleeuwen Val van Romeinse Rijk
= 476 nC/ 500 nC
4 nieuwe tijden Ontdekking van Amerika
= 1492/ 1500 nC
5 onze tijd Einde WOII
= 1945
1.8 CRITERIA TIJDSBAND
➔ Een correcte tijdsband is een tijdsband die voldoet aan volgende criteria:
o Met pijl
o Geen beginpunt
o Correcte ijking
o Minstens 2 jaartallen
o Het jaar 0 bestaat niet en komt niet voor
o Gegevens staan op de tijdsbalk
➔ Alle tijdsperioden: scharniermomenten en data correct
4