-> gebruik ook de slides voor schema’s!
Inleiding
● in staat zijn om met wetboek te werken + ook vragen kunnen oplossen door relevante artikel
in de wet te geven (ook al hebben we dit niet letterlijk gezien vb arbitrage)
○ vragen over gerechtelijke organisatie zijn mooie codexvragen
○ grote tekst in boek is belangrijkste, kleine tekst vult aan en is vaak rechtspraak (in
kleine tekst kunnen ook examenvragen staan)
○ op examen w 1 of 2 Franse terminologievragen gesteld (zie achteraan begrippen)
● gerechtelijk privaatrecht of burgerlijk procesrecht = verloop van procedures in burgerlijke
zaken (gerechtelijk privaatrecht is eig niet zo’n juiste term, dus gebruik eerder burgerlijk
procesrecht)
● rechtspleging in burgerlijke zaken: een burgerlijk proces verloopt in 3 fases met
scharniermomenten:
○ 1) voorbereiding
○ 2) ingereedheidbrenging
○ 3) beraad en het vonnis
● algemeen rechterlijke geschillenbeslechting - strafprocesrecht - burgerlijk procesrecht -
administratief procesrecht
● rechterlijke geschillenbeslechting:
○ recht op eerlijk proces art 6 EVRM
○ organisatie rechterlijke macht, zittende en staande magistratuur
○ concept rechtspraak (jurisdictionele rechtshandeling)
● geschillen van bestuur/beginselen van administratief procesrecht niet kennen (laatste
hoofdstuk niet kennen)
● voorwerp van het vak:
○ Materieel voorwerp van gerechtelijk recht: de rechtsregels (zoals geschreven in
GerW) aan de hand waarvan de betwistingen over de toepassing van het objectieve
recht w beslecht
■ Handhaving van de rechtsstaat → procesrecht heeft als doel het garanderen
van de rechtsstaat
● *Belangrijkste aspect van een rechtstaat is dat een overheid die de
rechtsregels uitvaardigt, ook zelf deze rechtsregels respecteert + dat
men handelt binnen de wetgevende grenzen (impliceert dat een
proces transparant, eerlijk verloopt) + rechtsstaat impliceert ook een
scheiding der machten
■ Handhavingsrecht = formeel recht
● om de rechtsstaat te handhaven heb je regels nodig (formeel recht),
deze worden gehandhaafd via een procedure
■ Publiekrecht → gerechtelijk recht is handhavingsrecht en dus in essentie
publiekrechtelijk van aard
■ Indeling:
● gerechtelijk privaatrecht/burgerlijk procesrecht
○ = gemeen recht -> vb als iets niet bepaald is in
strafprocesrecht dan ga je kijken naar burgerlijk procesrecht
(art 2 GerW = regels burgerlijk recht ook van toepassing op
rechtsplegingen die geen betrekking hebben op het
burgerlijk recht maar waarvoor er niets geregeld is)
1
, ■ vb. strafrechter doet uitspraak over burgerlijke
vordering obv burgerlijk procesrecht
○ => voor geschillen die meestal doch niet
noodzakelijk/uitsluitend privaatrechtelijk zijn
● strafprocesrecht
● “publiek procesrecht”: administratief procesrecht (+
grondwettigheidscontentieux)
○ Formeel voorwerp van gerechtelijk recht: het proces/geding as such -> aan elk
geding ligt een geschil over subjectieve rechten ten grondslag, maar niet elk geschil
geeft aanleiding tot een geding
■ eerlijk proces (“fair trial”, “due process”, “procès équitable”) → behoorlijke
rechtsbedeling
■ formalisme als waarborg
■ reasonable justice within reasonable delays at a reasonable cost
■ proces = “noodzakelijk kwaad”
■ hulpfunctie (doel van gerechtelijk recht is van gelijk hebben naar gelijk
krijgen) -> doel van gerechtelijk recht is geen doel op zich want het staat ten
dienste van materiële recht
● belang van procesrecht want als u materieel gezien gelijk hebt maar
u kan het niet afdwingen dan bent u er niets mee
■ juistheid van de uitkomst is niet het enige criterium
● De procedure moet ook eerlijk verlopen (enkele waarborgen
hiervoor) en als de waarborgen zijn gerespecteerd dan is de
uitkomst vaststaand!! (gelijk hebben ≠ gelijk krijgen)
○ Materieel recht = gelijk hebben -> beoordeling ten gronde (dit komt niet aan bod in
dit vak) -> vb koper betaalt prijs niet dus volgens materiële recht heb je als verkoper
gelijk als je zegt dat koper moet betalen
○ Formeel recht = procedure sensu lato = gelijk krijgen -> toepassing en handhaving
van het materiële recht -> vb effectief koper later veroordelen om hem te laten
betalen en dus om het vonnis te laten uitvoeren, maar stel dat de vordering verjaard
is dan kan dat niet meer (u heeft dan materieel gezien gelijk, maar u kan uw gelijk
niet meer krijgen voor de rechtbank)
■ onderscheid binnen formeel recht tussen:
● a) niet-contentieuze procedure (formeel recht dat geen procesrecht
is) = willige/oneigenlijke rechtspraak
○ rechter moet iets doen zonder dat hij een geschil beslecht
○ vb bij verkeersongeval waarbij zowel moeder als vader om
het leven kwamen en het kind gewond naar het ziekenhuis
werd gebracht, moest er dringend beslist w over de zorg
voor het kind. Aangezien er geen directe familie of naasten
beschikbaar waren om deze beslissing te nemen, heeft het
OM met spoed rechter gevat die binnen enkele uren een
voogd aanstelde, die vervolgens de noodzakelijke
beslissingen nam over de verdere zorg en opvang van het
kind.
● b) gerechtelijk recht (“gelijk krijgen”) -> rechters beslechten
geschillen (er moet een geschil zijn en NIET louter advies vragen)
○ !!! Materieel voorwerp: idee rechtsstaat en recht als handhavingsrecht <-> formele
voorwerp: het proces, het geding dat ook eerlijk moet verlopen
Hoofdstuk I. De jurisdictionele rechtshandeling
● Jurisdictionele rechtshandeling (4 componenten)
2
,○ 1) Kennisnemen van een geschil:
■ Geschil = tegenstrijdige aanspraken van rechtssubjecten => er moet een
conflict zijn/men moet de aanspraken betwisten
● ↔ oneigenlijke of willige rechtspraak = nuance want in bepaalde
zaken moet rechter een uitspraak doen in een geval waarbij er geen
geschil ten grondslag ligt vb adoptieprocedure
■ Kennisname van het geschil nooit ambtshalve (proprio motu)
● → !!! beschikkingsbeginsel (le principe dispositif): de vraag of er w
geprocedeerd, tegen wie en waarover w geprocedeerd w bepaald
door de procespartijen => rechter kan pas kennis nemen van geschil
wnr hij gevraagd w een geschil te beslechten (nooit ambtshalve)
● → geen uitspraak ultra petita = rechter mag niet meer toekennen
dan w gevorderd <-> uitspraak infra petita (minder dan gevraagd w)
kan wel
■ Rechter is verplicht te beslissen
● → verbod op rechtsweigering, ook al biedt het objectieve recht geen
oplossing of is het vatbaar voor interpretatie (heeft de verplichting
om recht te spreken)
○ 2) Rechtsgeschil (betwisting over subjectieve rechten en plichten):
■ Overeenstemming van doen of laten met het objectieve recht
● -> rechter neemt enkel kennis van het geschil als de oplossing van
het geschil ligt in het materiële of subjectieve recht
■ Dus het gaat over
● rechtsfeiten sensu lato = feiten met juridische gevolgen vb u valt
dood, u wordt 18j, u huwt…
○ ook rechtshandelingen (= handelingen die rechtsubjecten
stellen met bedoeling rechtsgevolgen teweeg te brengen)
vallen eronder want sensu lato vb aangaan van een contract,
inschrijven aan universiteit…
● toepasselijke recht
● rechtsgevolgen
■ Rechtsgeschil moet materieelrechtelijke basis hebben (rechtsgeschil gaat
nooit uitsluitend over formeel recht (procedure) want ze hebben altijd een
materieelrechtelijke basis aangezien een materieel geschil aan de grondslag
ligt)
○ 3) Recht spreken:
■ Rechter is de “Bouche de la loi”
■ Verbod op opportuniteitscontrole
● → t.a.v. particulier: wezenskenmerk van de rechtspraak
● → t.a.v. overheid: ook aspect van de scheiding der machten
-> rechter mag opportuniteit van rechtsregels/materiële recht dat hij moet
toepassen niet beoordelen want dit is prerogatief van WM vb klimaatzaak =>
het materiële recht dat de rechter moet toepassen mag hij niet beoordelen
volgens opportuniteit
■ Verbod om bij wege van algemene en als regel geldende beschikking
uitspraak te doen (art. 6) -> regels die algemeen van toepassing zijn worden
bepaald door wetgever => opnieuw belang van scheiding der machten
● GEEN precedentenwerking bij ons (rechter past de wetten toe) <->
rechtersrecht
● Rechter doet enkel uitspraak over geschil dat bij hem hangende is
○ 4) Geschil beslechten:
3
, ■ De rechter gaat ten slotte het rechtsgeschil beslechten
■ Rechtszekerheid: beslechten van een rechtsgeschil leidt tot rechtszekerheid
■ Beslechten ≠ oplossen !
● alternatieve geschillenbeslechting <-> alternatieve
geschillenoplossing
○ bemiddeling is een voorbeeld van alternatieve
geschillenoplossing
■ Uitputting van rechtsmacht (impliciet in art 19): Rechter kan een geschilpunt
maar 1x beslechten, eenmaal beslecht dan kan rechter er niet meer op
terugkomen
● vb. A stelt vordering in tegen B. Vordering van A kan bestaan uit
verschillende geschilpunten (A kan vragen om 10k te vragen, boek af
te geven, interesten, veroordeling omwille van de gedingkosten..) →
de vordering bestaat uit verschillende geschilpunten
○ Vordering heeft ook een voorwerp (wat er wordt gevraagd)
en oorzaak (rechtsfeiten en rechtshandelingen die aan de
vordering ten grondslag liggen = juridisch gekleurde verhaal)
■ Gezag van gewijsde (art. 23-25)
● Uitputting van rechtsmacht
○ Begrip
■ art. 19 lid 1 Ger.W.
■ begrip eindbeslissing impliceert dat rechter die de beslissing neemt er niet
meer op kan terugkomen
■ doet rechter dat toch: machtsoverschrijding => je kan hiertegen exceptie
inroepen
■ exceptie van (gebrek aan) rechtsmacht
■ = van openbare orde (rechter kan exceptie ambtshalve inroepen)
=> rechter kan een geschilpunt maar 1 keer beslechten => hij kan er niet op
terugkomen en als rechter dit toch doet is er machtsoverschrijding en dan kan je dat
aanvechten
■ een vordering bestaat uit verschillende geschilpunten
● vb A vordert 10k, teruggave, interesten, veroordeling owv
gedingkosten…
● als rechter over alle geschilpunten uitspraak heeft gedaan dan is
rechtsmacht van rechter om over de geschilpunten uitspraak te doen
uitgeput
■ een vordering heeft een voorwerp (wat wordt er gevraagd) en een oorzaak
(rechtsfeiten en rechtshandelingen die aan vordering ten grondslag liggen)
■ machtsoverschrijding als rechter uitspraak doet over hetzelfde geschil als
datgeen waarover hij al uitspraak deed -> 1 vd partijen kan exceptie van
rechtsmacht inroepen (openbare orde)
● Gezag van gewijsde
-> dit komt naar voor wnr een andere rechter uitspraak moet doen over iets waar een
andere rechter al een uitspraak over heeft gedaan (doet zich dus niet voor in hoofde van
rechter die al een geschilpunt heeft beslecht -> uitputting van rechtsmacht) vb rechter A
doet uitspraak over 10k en teruggave EN later komt zelfde geschil voor rechter B en die w
gevraagd daar ook uitspraak over te doen = probleem van gezag van gewijsde
<-> !! MACHTSOVERSCHRIJDING (dan kan je uitspraak aanvechten) → wnr rechter
uitspraak doet over hetzelfde geschil waarover hij al uitspraak heeft gedaan wat
eigenlijk niet mag, zijn rechtsmacht is al uitgeput (hij heeft al over dit geschilpunt
4
, een uitspraak gedaan)!! In zo’n geval kan 1vd partijen exceptie van gebrek aan
rechtsmacht opwerpen. Deze exceptie is van openbare orde
○ Begrip
■ art. 23 Ger.W.
■ Komt pas ter sprake wnr een rechter uitspraak moet doen over iets waarover
een andere rechter al uitspraak heeft gedaan. (doet zich NIET voor in hoofde
van rechter die het geschilpunt al heeft beslecht)
● Vb. rechter A doet uitspraak over 10k en boek EN later komt zelfde
geschil voor andere rechter en die wordt gevraagd daar ook
uitspraak over te doen = probleem van gezag van gewijsde
● ⇒ Gezag van gewijsde heeft betrekking op de gevolgen van een
rechterlijke uitspraak tav anderen
■ elke eindbeslissing heeft gvg
■ reikwijdte: Gezag van gewijsde strekt zich uit tot het voorwerp van de
beslissing (vb afgifte van een boek), dwz noodzakelijke (evt impliciete)
grondslag => gvg strekt zich uit tot het voorwerp en tot de grondslag
(motieven) van de beslissing
■ geen gvg indien beslissing contradictorisch
■ gvg kan ongedaan worden gemaakt door rechtsmiddel vb hoger beroep
(andere uitspraak in HB uitlokken)
○ Toepassingsvoorwaarden van gvg (art 23)
■ gevorderde zaak is dezelfde (“voorwerp”)
● vb in procedure A vorder je 10k en in procedure B 20k en afgifte van
een lamp => niet dezelfde gevorderde zaak en daarom moet rechter
B geen rekening houden met uitspraak rechter A
■ de “oorzaak” is dezelfde, ongeacht de ingeroepen rechtsgrond
● een oorzaak kan bijvoorbeeld een leningsovereenkomst zijn
■ tussen dezelfde partijen
● vb in procedure A en B gaat het over dezelfde leningsovereenkomst
MAAR de partijen zijn verschillend dus gvg geldt niet
■ door hen en tegen hen in dezelfde hoedanigheid
○ gvg is niet van openbare orde => kan niet ambtshalve door rechter w ingeroepen
<-> uitputting van rechtsmacht !!!
○ gvg heeft een negatieve werking = rechter B kan niet terugkomen op hetgeen een
rechter A heeft beslecht
■ vb rechter A uitspraak gedaan over geschil omtrent leningsOK tss A en B
MAAR dat geschil tussen A en B over zelfde leningsOK komt voor rechter B ->
rechter B kan geen uitspraak doen want er kleeft gezag van gewijsde aan
uitspraak rechter A MAAR exceptie van gewijsde moet door partijen w
opgeworpen, dus rechter B kan dat niet ambtshalve opwerpen => als het
niet w opgeworpen voor rechter B, kan rechter B er toch nog een uitspraak
over doen (zo kan je tegenstrijdige uitspraken hebben)
■ => exceptie van gewijsde verhindert dat rechter uitspraak doet over
hetzelfde voorwerp, dezelfde oorzaak en dezelfde partijen zolang dit
opgeroepen w door de partijen (want niet ambtshalve)
○ gvg heeft een positieve werking = bijzondere bewijswaarde
■ Rechterlijke uitspraak tussen A en B heeft gezag van gewijsde en is bindend.
Wanneer later een geschil ontstaat tussen B en C over hetzelfde onderwerp,
kan de eerdere uitspraak (tussen A en B) in deze nieuwe procedure (tussen B
en C) w ingeroepen vanwege de positieve werking van gewijsde (bijzondere
bewijswaarde) van de uitspraak tussen A en B. Maar toch kan het vonnis van
5
, rechter A voor rechter B weerlegd w, aangezien het gezag van gewijsde enkel
bindend is tussen dezelfde partijen
○ gezag van gewijsde <-> kracht van gewijsde = uitspraak die niet meer vatbaar is voor
gewoon rechtsmiddel (geen verzet of HB mogelijk)
-> voorbeeld exceptie van gewijsde:
○ A eist huurachterstal van B bij rechter X
○ Rechter X wijst eis af
○ A eist dezelfde huurachterstal van B bij rechter Y
○ Rechter Y kent eis toe
○ Er is aan vwdn van gvg voldaan (voorwerp, oorzaak (huurOK) en partijen zijn zelfde)
■ stel het gaat over 2 verschillende appartementen (dus 2 verschillende
huurOK) dan is oorzaak niet hetzelfde => geen gvg
○ = miskenning van gezag van gewijsde door rechter Y MAAR hiervoor moet 1 vd
partijen wel de exceptie van gewijsde opwerpen
-> voorbeeld over onderscheid tss exceptie van gewijsde en machtsoverschrijding:
○ A eist huurachterstal van B bij rechter X
○ Rechter X wijst eis af
○ A eist dezelfde huurachterstal van B bij rechter X
○ Rechter X kent eis toe
○ = probleem van machtsoverschrijding
■ probleem van rechtsmacht want rechter X heeft al uitspraak gedaan en kan
dat niet nogmaals doen + rechter X kan dat ambtshalve opwerpen want
uitputting van rechtsmacht en machtsoverschrijding zijn van openbare orde
-> Opgelet: zolang er nog geen beslissing is, belet in beginsel niets dat men dezelfde
vordering nog eens instelt bij een andere rechter Y + als deze andere rechter Y dan eerder
een uitspraak doet dan de eerst gevatte rechter X, dan kan gvg worden ingeroepen voor de
eerdere rechter X door de partijen
-> voorbeeld over bewijswaarde van een uitspraak:
○ Koper A vordert schadevergoeding van veilinghuis B en verkoper C omdat verkochte
schilderij niet van de hand van Jan Van Eyck is (fake schilderij)
○ C stelt dat het werk wél van Jan Van Eyck is
○ Rechter X oordeelt dat het inderdaad géén authentieke Van Eyck is (maar wel van
een andere Vlaamse Primitief) en veroordeelt C tot terugbetaling van de helft van de
prijs; veilinghuis B wordt niet veroordeeld omdat het slechts een tussenpersoon was
○ Een half jaar later vordert B van A betaling van de achterstallige veilingsvergoeding
bij rechter Y. B berekent de vergoeding op de waarde die een échte Van Eyck heeft
■ (wnr je schilderij koopt bij veilinghuis moet je een commissie betalen)
○ Rechter Y oordeelt dat B wel degelijk een échte Van Eyck geveild heeft en dat A
bijgevolg de volle veilingvergoeding verschuldigd is (vergoeding berekend alsof het
een echte Van Eyck was)
○ = miskenning van de bewijswaarde van de eerste uitspraak (A kan positieve werking
van gvg inroepen)
Korte herhaling:
!!! Jurisdictionele rechtshandeling -> 4 componenten:
1) Kennis genomen van een geschil
2) Rechtsgeschil -> betwisting over subjectieve rechten en plichten
3) Rechter gaat daarover rechtspreken
4) Geschil beslechten
!!! Rechterlijke macht in functionele vs. organieke zin:
6
, ● Rechterlijke macht in organieke zin = de hoven en rechtbanken zoals bedoeld in art 40 GW
(uit de piramide)
● Rechterlijke macht in functionele zin = andere instanties die recht spreken = RVS, GWH,
tuchtrechtscolleges, administratieve rechtbanken (≠ rechterlijke macht in organieke zin)
○ Al deze colleges oefenen wel een rechtsprekende functie uit
● → deze 2 verzamelingen overlappen elkaar GROTENDEELS
○ Waarom slechts grotendeels, “want die hoven en rechtbanken in organieke zin doen
toch altijd aan rechtspraak, dus eigenlijk zouden deze toch in de rechterlijke macht in
functionele zin moeten zitten”, MAAR dit is NIET juist WANT rechterlijke macht in
organieke zin doet soms ook zaken die geen rechtspraak zijn!!!
○ Voorbeeld: Om verkiezingen in goede banen te lijden worden vrederechters
ingeschakeld, deze zijn niet bezig met rechtspraak, oefenen niet hun jurisdictionele
functie uit en stellen geen jurisdictionele rechtshandelingen
○ => De rechter doet aan oneigenlijke, willige rechtspraak en oefent een louter
administratieve functie uit
○ Ander voorbeeld: als kind wordt geadopteerd w dan moet familierechter de adoptie
gaan homologeren, maar er is geen geschil over het feit of het kind mag worden
geadopteerd, is louter administratieve formaliteit die door de rechter moet worden
vervuld
○ DUS hoven en rechtbanken in organieke zin doen soms ook iets anders dan recht
spreken!!
● Bevoegdheid wordt op verschillende manieren gebruikt: in gerechtelijk wetboek en ook in
ons taalgebruik
○ Die of die rechter is bevoegd, kan kennis van nemen van het geschil
○ De bevoegdheid in strikte zin in het gerechtelijk wetboek -> dan gaat het over de
taakverdeling tussen de hoven en rechtbanken in de piramide (zie hierboven ->
enkel en alleen binnen de piramide!!!)
■ *Mag rechtbank vd rechterlijke macht in de organieke zin kennis nemen van
het geschil?
■ *Voorbeeld: Zaak bij Vrederechter MAAR regels gerechtelijk recht zeggen dat
zaak bij ondernemingsrechtbank moest w aanhangig gemaakt =
bevoegdheidsgeschil
● Bevoegdheidsverdeling in strikte zin gaat over de taakverdeling in de
piramide MAAR we spreken van bevoegdheidsgeschil wnr er een
issue is over de taakverdeling tussen die verschillende rechtbanken
○ MAAR er kan ook een issue zijn over de vraag of een zaak door een rb uit de
piramide moet worden beslecht of door een rechtscollege in functionele zin?
(administratief rechtscollege, RVS, GWH)
■ *Dus indien vraag of het voor de organieke rb moet komen of rechtsinstantie
die daarbuiten ligt => probleem van rechtsmacht
■ *Vordering onontvankelijk verklaren (indien instantie geen rechtsmacht
heeft om hiervan kennis te nemen -> sanctie is de onontvankelijkheid)
● Indien binnen de termijnen, dan zou de persoon nog een zaak
kunnen starten voor bijvoorbeeld de RVS
● probleem van rechtsmacht = zwaarder probleem dan het probleem
van bevoegdheid (dit opgelost door de bvgdincidentenregeling ->
geschil zal worden doorverwezen naar correcte rechtbank vb. rb
eerste aanleg niet bevoegd maar ondernemingsrb is bevoegd dan
kan die zaak worden doorverwezen naar ORB maar de zaak blijft nog
steeds bestaan, ze is niet onontvankelijk terwijl bij probleem van
7