FILOSOFIE
INLEIDING
- De grot van Plato: de allegorie van de grot
Plato (= filosoof): 4e-5e eeuw vc en schreef 10 boeken ‘de staat’
waarin in het 7e boek Socrates aan het woord komt
Hij doet beroep op een allegorie (= iets op een andere manier
zeggen): hij ging een moeilijk, abstracte theorie uitleggen
voor een breder publiek
Hij doet dat adhv een beeld vd grot
In een grot zitten een aantal mensen gevangen, ze zitten daar
al zo lang dat ze daar geen besef meer van hebben (ze
beseffen niet meer dat ze gevangen zitten)
Op een wand verschijnen allerlei schaduwen van beelden die
worden rondgedragen door andere mensen: er zijn mensen in
het pel die met allerlei zaken rondlopen, die zaken worden
door en vuur dat daarachter brandt geprojecteerd (hun
schaduw op de wand) en de mensen die gevangen zitten zien
alleen de schaduwen
Er komt iemand binnen en neemt iemand met geweld mee nr
buiten de grot: die wist niet dat er ‘buiten de grot’ bestond
Die persoon beseft dat alles wat hij ‘buiten de grot’ ziet de
echte realiteit is en alles wat hij heel zijn leven zag als
realiteit gewoon een afschaduwing/kopie is vd werkelijkheid
Hij gaat terug met zijn nieuwe kennis en probeert de rest te
overtuigen van zijn nieuwe inzicht, maar mensen worden
vijandig/ willen het niet horen
Leert ons iets over oorsprong filosofie:
o Je ziet dat het inzicht geboren wordt op een bepaalde manier en het
heeft te maken met bevrijdt worden uit een situatie die je ervoor als
vanzelfsprekend aannam: een ervaring van
betekenisverlies/vervreemding
o Betekenisverlies hier is gedwongen: het kan iets zijn dat u overkomt
en niet als beslissing
o Je kan er theoretisch mee omgaan
o Het is een moment dat passief kan zijn, maar ook een moment dat
je actief kan opzoeken: filosoof gaat bewust het evidente in vraag
stellen (actief opzoeken)
Bv: wat is de realiteit?
Er zijn verschillende antwoorden
Vb: mensen worden niet geboren in DE werkelijkheid,
maar in de symbolische orde (de wereld die al
geordend is)
De structuur (en de wereld) is een tweede natuur
geworden & we voelen hem niet als vreemd aan: we
zijn vergeten dat we die wereld vorm hebben gegeven
1
,- Filosofie = wetenschap
Argumentatie: logische geldigheid & toets van tegenargumenten
kunnen weerstaan
Technisch vocabularium
Stelling poneren
- Verwondering blijft in het spel: atypische wetenschap
Filosofie stelt zich open
Ruimte voor kritiek en vragen: inherente openheid voor kritiek
- Vs ideologie
Definitieve zekerheden
Conservatief
- ‘verfijning’
- Historiciteit van de filosofie
Historische context niet vanbuiten kennen, maar gaan helpen om
inzicht te krijgen in bepaalde filosofen
Filosofie hangt af van spatio-temporele context: vd plaats waar ze
zich bevindt en vd tijd
Filosofie is wezenlijk historisch: “filosofie is een uitdrukking van de
tijdsgeest waarin ze tot stand komt” (Hegel)
Ook de interpretatie is historisch bepaald
- Wereldbeelden
Iets wat je kent en niet iets wat je hebt gekozen: het is voor ons
gekozen
Wereldbeeld kan je niet uitleggen, het is er gewoon
we hebben het over het brede aspect: de bestaanshorizon waarin
we zijn ‘geworpen’
Slechts gedeeltelijk expliciteerbaar
Veranderlijk
- Canon: de belangrijkste filosofen
‘Maatstaf’
De keuze van een canon én de specifieke namen de tot de canon
behoren zijn historisch bepaald, maar ook legitiem
De canon is geen eenheid, mar wordt gekenmerkt door zelfkritiek
Filosofen onderling zeggen vooral hoe oneens ze het zijn met
hun voorgangers
Kritiek op de canon
2
, Inhoudelijk: als elke filosoof historisch gesitueerd is, zijn ze
ook onderworpen aan een aantal vooroordelen en
veronderstellingen die typisch zijn voor hun tijd
Historische gesitueerdheid zal onvermijdelijk mee
doorklinken
Formeel: kritiek op de onmiskenbare eenzijdige samenstelling
vd canon (enkel witte mannen, maar valt te nuanceren: p21)
Verleden hoeft niet afgewezen te worden
- Oudheid
Van mythos naar logos
Natuurfilosofen (Heraclitus & Parmenides)
°ethiek (sofisten & Socrates)
Systeembouwers (Plato & Aristoteles)
Late oudheid (stoa, epicurisme, neoplatonisme)
- Verschuiving van mythos nr logos: mythen verdwijnen niet helemaal maar
er komt een alternatief
Nestle: de geboorte van de filosofie wordt begrepen door de
verandering van mythos nr logos
Mythes = verhaal
Ze vertellen grondleggende gebeurtenis
Ze zijn niet-kritisch
Ze zijn normatief en legitimerend
Ze zijn niet gedetermineerd in tijd,…
Cultuurshock 6e eeuw
Er komt kritiek op de mythe
Contact vreemde volkeren (antropomorfisme) = 1 vd
oorzaken vd cultuurshock
Mondelinge (zangen) nr schriftelijke cultuur
Creëert afstand als je alles op papier hebt staan en
afstand zorgt voor de mogelijkheid tot kritiek omdat je
dan kan terugkijken en zo alle foutjes kan zien
Logos = rede = uitleg
Universeel, voor iedereen hetzelfde, redelijk,…
Alle situaties waar uitlge verschuldigd is, vragen om logos
Mythe mytho-logie logos
Geen duidelijke scheidingslijn: mythos logos
Men ziet de logos die altijd al in de mythe heeft gezeten
Denken van Nestle was beetje naïef en te snel
Desacralisering vd natuur: kritiek
Het goddelijke uit de natuur halen
Aanvankelijk is griekse godsdienst een animistische
godsdienst: men gelooft dat de natuur en de dingen in de
natuur goddelijk zijn
3
, Volgende stap: antropomorfisme: goden dei de vorm krijgen
van mensen waarbij de natuur een attribuut wordt (zonnegod
Apollo)
Stap 3: verhuis van goden nr de olympos: ze verdwijnen en de
natuur blijft op zichzelf achter
Theoria, beschouwing, onderzoek
Kennis was er (ook bij andere volkeren dan de Grieken), maar
deze was altijd gericht op praktische toepassing/nut
Nu wordt het voor het eerst kennis owv de kennis, weten om
te weten (zonder praktisch nut) = theoria
Al deze zaken zorgen voor het ontstaan van de filosofie in Griekenland:
‘het Griekse wonder’
- Natuurfilosofen
Presocraten = natuurfilosofen = degenen die voor Socrates kwamen
Gedesacraliseerde natuur als phusis (iets dat zelf groeit volgens
bepaalde principes die niet goddelijk zijn): de natuur blijft op zichzelf
achter: geen Goden of goddelijke interventies meer
Natuur = organisme: natuur is iets dat uit zichzelf groeit
2 aannames van de eerste natuurfilosofen:
De natuur (het universum) is mooi: een ordening, schoonheid,
regelmaat = kosmo-logie (Grieks voor sieraad, opsmuk,…)
De schoonheid heeft te maken met logos (de rationaliteit)
Die rationaliteit is dezelfde als die van mij: een oude Griek
gelooft dat er een rationele schoonheid is van de
werkelijkheid die hij zelf kan begrijpen (omdat hij als mens
een rationeel wezen is)
= de rationaliteit vd kosmos en de rationaliteit van de logos
zijn parallel
Ik kan die schoonheid doorgronden en verklaren (logos
betekent ook verklaren)
Allemaal gaan ze uit van een eerste bouwsteen waaruit alles zou zijn
ontstaan (water, lucht, vuur,…): materialistische oerstof
- Filosofisch realisme: er filosofisch van overtuigd dat we de werkelijkheid
kunnen snappen zoals die is (volgens de eerste natuurfilosofen:
materialistisch en rationeel)
4
INLEIDING
- De grot van Plato: de allegorie van de grot
Plato (= filosoof): 4e-5e eeuw vc en schreef 10 boeken ‘de staat’
waarin in het 7e boek Socrates aan het woord komt
Hij doet beroep op een allegorie (= iets op een andere manier
zeggen): hij ging een moeilijk, abstracte theorie uitleggen
voor een breder publiek
Hij doet dat adhv een beeld vd grot
In een grot zitten een aantal mensen gevangen, ze zitten daar
al zo lang dat ze daar geen besef meer van hebben (ze
beseffen niet meer dat ze gevangen zitten)
Op een wand verschijnen allerlei schaduwen van beelden die
worden rondgedragen door andere mensen: er zijn mensen in
het pel die met allerlei zaken rondlopen, die zaken worden
door en vuur dat daarachter brandt geprojecteerd (hun
schaduw op de wand) en de mensen die gevangen zitten zien
alleen de schaduwen
Er komt iemand binnen en neemt iemand met geweld mee nr
buiten de grot: die wist niet dat er ‘buiten de grot’ bestond
Die persoon beseft dat alles wat hij ‘buiten de grot’ ziet de
echte realiteit is en alles wat hij heel zijn leven zag als
realiteit gewoon een afschaduwing/kopie is vd werkelijkheid
Hij gaat terug met zijn nieuwe kennis en probeert de rest te
overtuigen van zijn nieuwe inzicht, maar mensen worden
vijandig/ willen het niet horen
Leert ons iets over oorsprong filosofie:
o Je ziet dat het inzicht geboren wordt op een bepaalde manier en het
heeft te maken met bevrijdt worden uit een situatie die je ervoor als
vanzelfsprekend aannam: een ervaring van
betekenisverlies/vervreemding
o Betekenisverlies hier is gedwongen: het kan iets zijn dat u overkomt
en niet als beslissing
o Je kan er theoretisch mee omgaan
o Het is een moment dat passief kan zijn, maar ook een moment dat
je actief kan opzoeken: filosoof gaat bewust het evidente in vraag
stellen (actief opzoeken)
Bv: wat is de realiteit?
Er zijn verschillende antwoorden
Vb: mensen worden niet geboren in DE werkelijkheid,
maar in de symbolische orde (de wereld die al
geordend is)
De structuur (en de wereld) is een tweede natuur
geworden & we voelen hem niet als vreemd aan: we
zijn vergeten dat we die wereld vorm hebben gegeven
1
,- Filosofie = wetenschap
Argumentatie: logische geldigheid & toets van tegenargumenten
kunnen weerstaan
Technisch vocabularium
Stelling poneren
- Verwondering blijft in het spel: atypische wetenschap
Filosofie stelt zich open
Ruimte voor kritiek en vragen: inherente openheid voor kritiek
- Vs ideologie
Definitieve zekerheden
Conservatief
- ‘verfijning’
- Historiciteit van de filosofie
Historische context niet vanbuiten kennen, maar gaan helpen om
inzicht te krijgen in bepaalde filosofen
Filosofie hangt af van spatio-temporele context: vd plaats waar ze
zich bevindt en vd tijd
Filosofie is wezenlijk historisch: “filosofie is een uitdrukking van de
tijdsgeest waarin ze tot stand komt” (Hegel)
Ook de interpretatie is historisch bepaald
- Wereldbeelden
Iets wat je kent en niet iets wat je hebt gekozen: het is voor ons
gekozen
Wereldbeeld kan je niet uitleggen, het is er gewoon
we hebben het over het brede aspect: de bestaanshorizon waarin
we zijn ‘geworpen’
Slechts gedeeltelijk expliciteerbaar
Veranderlijk
- Canon: de belangrijkste filosofen
‘Maatstaf’
De keuze van een canon én de specifieke namen de tot de canon
behoren zijn historisch bepaald, maar ook legitiem
De canon is geen eenheid, mar wordt gekenmerkt door zelfkritiek
Filosofen onderling zeggen vooral hoe oneens ze het zijn met
hun voorgangers
Kritiek op de canon
2
, Inhoudelijk: als elke filosoof historisch gesitueerd is, zijn ze
ook onderworpen aan een aantal vooroordelen en
veronderstellingen die typisch zijn voor hun tijd
Historische gesitueerdheid zal onvermijdelijk mee
doorklinken
Formeel: kritiek op de onmiskenbare eenzijdige samenstelling
vd canon (enkel witte mannen, maar valt te nuanceren: p21)
Verleden hoeft niet afgewezen te worden
- Oudheid
Van mythos naar logos
Natuurfilosofen (Heraclitus & Parmenides)
°ethiek (sofisten & Socrates)
Systeembouwers (Plato & Aristoteles)
Late oudheid (stoa, epicurisme, neoplatonisme)
- Verschuiving van mythos nr logos: mythen verdwijnen niet helemaal maar
er komt een alternatief
Nestle: de geboorte van de filosofie wordt begrepen door de
verandering van mythos nr logos
Mythes = verhaal
Ze vertellen grondleggende gebeurtenis
Ze zijn niet-kritisch
Ze zijn normatief en legitimerend
Ze zijn niet gedetermineerd in tijd,…
Cultuurshock 6e eeuw
Er komt kritiek op de mythe
Contact vreemde volkeren (antropomorfisme) = 1 vd
oorzaken vd cultuurshock
Mondelinge (zangen) nr schriftelijke cultuur
Creëert afstand als je alles op papier hebt staan en
afstand zorgt voor de mogelijkheid tot kritiek omdat je
dan kan terugkijken en zo alle foutjes kan zien
Logos = rede = uitleg
Universeel, voor iedereen hetzelfde, redelijk,…
Alle situaties waar uitlge verschuldigd is, vragen om logos
Mythe mytho-logie logos
Geen duidelijke scheidingslijn: mythos logos
Men ziet de logos die altijd al in de mythe heeft gezeten
Denken van Nestle was beetje naïef en te snel
Desacralisering vd natuur: kritiek
Het goddelijke uit de natuur halen
Aanvankelijk is griekse godsdienst een animistische
godsdienst: men gelooft dat de natuur en de dingen in de
natuur goddelijk zijn
3
, Volgende stap: antropomorfisme: goden dei de vorm krijgen
van mensen waarbij de natuur een attribuut wordt (zonnegod
Apollo)
Stap 3: verhuis van goden nr de olympos: ze verdwijnen en de
natuur blijft op zichzelf achter
Theoria, beschouwing, onderzoek
Kennis was er (ook bij andere volkeren dan de Grieken), maar
deze was altijd gericht op praktische toepassing/nut
Nu wordt het voor het eerst kennis owv de kennis, weten om
te weten (zonder praktisch nut) = theoria
Al deze zaken zorgen voor het ontstaan van de filosofie in Griekenland:
‘het Griekse wonder’
- Natuurfilosofen
Presocraten = natuurfilosofen = degenen die voor Socrates kwamen
Gedesacraliseerde natuur als phusis (iets dat zelf groeit volgens
bepaalde principes die niet goddelijk zijn): de natuur blijft op zichzelf
achter: geen Goden of goddelijke interventies meer
Natuur = organisme: natuur is iets dat uit zichzelf groeit
2 aannames van de eerste natuurfilosofen:
De natuur (het universum) is mooi: een ordening, schoonheid,
regelmaat = kosmo-logie (Grieks voor sieraad, opsmuk,…)
De schoonheid heeft te maken met logos (de rationaliteit)
Die rationaliteit is dezelfde als die van mij: een oude Griek
gelooft dat er een rationele schoonheid is van de
werkelijkheid die hij zelf kan begrijpen (omdat hij als mens
een rationeel wezen is)
= de rationaliteit vd kosmos en de rationaliteit van de logos
zijn parallel
Ik kan die schoonheid doorgronden en verklaren (logos
betekent ook verklaren)
Allemaal gaan ze uit van een eerste bouwsteen waaruit alles zou zijn
ontstaan (water, lucht, vuur,…): materialistische oerstof
- Filosofisch realisme: er filosofisch van overtuigd dat we de werkelijkheid
kunnen snappen zoals die is (volgens de eerste natuurfilosofen:
materialistisch en rationeel)
4