Examen info: meerkeuze (40%, 16 vragen) en 24-tal woorden invullen in zinnen (net als op Toledo,
niet de opwarm oefeningen)
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Een verkenning van het domein ‘psychologie’
1.2 Psychologie als wetenschap
1.3 Multiple Perspectieven in de Moderne Psychologie
Hoofdstuk 2: Onderzoeksmethode in de psychologie
2.1 Onderzoeksdesign
2.2 Psychologisch onderzoek in de echte wereld
Hoofdstuk 3: Gewaarwording en waarneming
3.1 Hoe wordt stimulatie sensatie?
3.2 Kenmerken van sensatie en meten van sensitiviteit (psychofysica)
3.3 Zicht: Van licht naar hersenactiviteit
3.4 Zicht: Het perceptuele reconstructieproces
3.5 Multimodale perceptie
Hoofdstuk 4: Aandacht en (ons falend) bewustzijn
4.1 Inleiding – Aandacht en (ons falend) bewustzijn
4.2 Wat is aandacht?
4.3 Vier types aandacht (taken)
4.4 Selectieve aandacht nader bekeken
4.5 Verdeelde aandacht nader bekeken (multitasken)
Hoofdstuk 5: Oordelen en beslissen
5.1 Wat is een rationele beslissing?
5.2 Bounded Rationality/ Begrensde Rationaliteit van Herbert Simon
5.3 Heuristieken en Biases/ Vertekeningen in ons beslissingsproces
5.4 Systemen van denken volgens Kahneman
5.5 Hoe kunnen we onze (soms foutieve) denkprocessen bijsturen?
Hoofdstuk 6: Motivatie, Gedrag en gedragsverandering
6.1 Gedrag heeft altijd gevolgen (PIC/NIC-model)
6.2 Competing behaviors (concurrerende gedragingen)
6.3 COM-B Model: Gedrag = Capability + Opportunity + Motivation
6.4 Intentie ≠ Gedrag
6.5 Gedragsverandering
1
,Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Een verkenning van het domein ‘psychologie’
A. Klinische Psychologie vs. Psychiatrie
• Klinische psychologie = voor mensen die vastzitten in paniek, somberheid of andere mentale
problemen en aandoeningen. De psycholoog biedt geen directe antwoorden, maar denkt samen
met de patiënt na over oplossingen.
Client-centerd therapy van Carl Rogers = client staat centraal in therapeutisch proces. Client heeft
leidende rol.
• Psychiatrie = het tegenovergestelde: voor mensen met ernstige mentale stoornissen en
aandoeningen zoals wanen of hallucinaties. De psychiater behandelt de patiënt met medicatie.
B. Mentale Stoornissen en Aandoeningen
• Catatonisch gedrag: Mensen die geen innerlijke wereld hebben en zich als standbeelden
gedragen (bv. encephalitis lethargica)-> een extreem geval
•Aanterograde amnesie: Hersenletsel & geheugenproblemen
Voorbeeld: In film Memento lijdt hoofdpersoon aan anterograde amnesie; hij kan geen
nieuwe herinneringen opslaan en tatoeëert dus alles op zijn lichaam om info te onthouden.
• Schizofrenie:
Voorbeeld: John Nash (Nobelprijswinnaar) leed aan paranoïde schizofrenie, gekenmerkt
door wanen en hallucinaties. Hij verloor contact met de realiteit en vertoonde autistische
trekken.
• Obsessief-compulsieve stoornis (OCD): Herhaalde dwanggedachten en dwanghandelingen.
• Verslaving
C. Stress en Burn-out
• Symptomen van burn-out:
- Vermoeidheid
- Verlies van vitaliteit.
- Je gaat pessimistisch kijken nr je werk.
- Gevoel van incompetentie (reduced self-efficacy).
• Stress en prestatie:
2
, - Stress is niet altijd negatief. Een te laag stressniveau leidt tot verveling en lage prestaties.
- Een te hoog stressniveau leidt tot uitputting en lage prestaties.
- je zoekt een midden, een optimaal stressniveau (goede prestaties)
D. Positieve Psychologie
• Psychologie gaat niet alleen over stoornissen,
maar ook over optimaal functioneren.
• Languishing: mensen voelen zich leeg en hebben
geen energie (zonder ernstig lijden).
• Flourishing: mensen gaan optimaal functioneren.
Het tegenovergestelde van languishing
• PERMA-model (Seligman): Positieve psychologie
gericht op welzijn en geluk
Positieve emoties
Engagement (betrokkenheid)
Relations (goede sociale banden)
Meaning (betekenisvol leven)
Accomplishments (doelen behalen)
E. Soorten Psychologieën
• Klinische en counselingpsychologie: Therapie en begeleiding bij mentale problemen.
• Schoolpsychologie: Begeleiding van studenten en leerproblemen.
• Sportpsychologie: Mentale training voor atleten.
• Forensische psychologie: Toepassing in het juridische systeem.
• Gezondheidspsychologie: Verband tussen gedrag en gezondheid.
• Consumentenpsychologe: Hoe mensen keuzes maken bij aankopen.
• Arbeids- en organisatiepsychologie: Motivatie en welzijn op de werkvloer.
F. Toegepaste vs. Fundamentele Psychologie
• Toegepaste psychologie: Praktische toepassingen, zoals klinische of organisatiepsychologie.
• Fundamentele psychologie: Onderzoek naar basisprocessen, zoals geheugen, perceptie en
besluitvorming.
Voorbeelden van fundamentele psychologie
• Hoe wordt visuele informatie verwerkt door de hersenen?
• Hoe werkt geheugen en besluitvorming?
• Wat bepaalt onze attitudes en persoonlijkheid?
• Wat motiveert ons?
• Nature vs. nurture: hoe wordt ons gedrag gevormd?
3
, 1.2 Psychologie als wetenschap
1. Common Sense vs. Evidence-Based Practice
• Wat is “Common Sense”? = Beslissingen nemen obv buikgevoel, intuïtie of “gezond verstand”
zonder wetenschappelijke bewijs.
- Voorbeeld: Het Peter-principe: Mensen worden gepromoveerd obv hun prestaties, tot op een
niveau waar ze incompetent zijn (en daar dan vastzitten).
- Probleem: Niet altijd correct; veel bedrijven gaan ervan uit dat als je 1 functie goed kan dat je ook
een andere functie goed kan -> verkeerde aanname.
- Beloning en motivatie: Meer geld geven leidt tot meer motivatie en harder werken.
• Wat is Evidence-Based Practice? = Beslissingen nemen obv wetenschappelijk bewijs en niet alleen
op buikgevoel.
- Voorbeeld: Peter-principe herzien: Bij een promotie niet alleen kijken naar prestaties, maar ook
naar competenties voor de nieuwe functie.
- Beloning en motivatie: Meer geld leidt tot meer motivatie vooral bij eenvoudige taken; bij
creatieve jobs werken erkenning en betrokkenheid beter.
=> “Je leert uit fouten”: Dit is enkel waar als je weet wat correct was en je feedback krijgt.
2. Pseudo-Psychologie vs. Wetenschappelijke Psychologie
• Wat is Pseudo-Psychologie?
- Niet-wetenschappelijke overtuigingen zoals:
- Astrologie, horoscopen, grafologie (handschriftanalyse).
- Volkswijsheden en “common sense”-kennis die niet getest zijn.
• Wat maakt Psychologie een Wetenschap?
1. Wetenschappelijke methoden toepassen.
2. Kritisch denken en falsifieerbare hypothesen testen.
3. Onderzoek naar Geluk
Studie 1: Wat denken mensen dat hen gelukkiger maakt?
• Hypothese: Mensen denken dat ze gelukkiger worden door geld aan zichzelf uit te geven.
• Experiment: Keuze tussen 20 euro uitgeven aan zichzelf vs. aan een ander/goed doel.
4