Beginselen Recht samenvatting
In mijn wetboeken zijn de kleuren als volgt verdeeld:
College 1: groene stickers.
Gaat over: recht in het algemeen
Boeken die worden genoemd :Sr en Gw (beiden publiekrecht)
Wetten die worden genoemd:
Art. 1 lid 1 Sr, Art. 51 Sr
Art. 16, 50, 51, 81, 89 (lid 1), 93, 94, 120 en 127 Gw
Samenvatting belangrijkste punten:
Rechtsbronnen:
1. Wet;
2. Jurisprudentie;
3. Gewoonte;
4. Verdragen en sommige besluiten van internationale organisaties
Je hebt objectief en subjectief recht:
Objectief recht is het geheel van rechtsregels en normen, zoals die voortvloeien uit wetgeving,
rechtspraak en gewoonten.
Subjectief recht is een recht die iemand kan hebben. Het is in wezen de institutie die zicht heeft
losgeweekt uit de rechtsregels (objectieve recht) die aan haar (de institutie) ten grondslag liggen. Het
subjectieve recht heeft zodanig een eigen bestaan dat het niet vereenzelvigd wordt met de regels
waaraan het juridisch gezien zijn bestaan te danken heeft.
Ook heb je materieel en formeel recht.
Materieel recht = privaatrecht (BW) (in privaatrecht wetboek), strafrecht (Sr) (in publiekrecht wetboek),
Bestuursrecht (Awb) (in publiekrecht wetboek)
Formeel recht = burgerlijk procesrecht (Rv) (in privaatrecht wetboek), strafprocesrecht (Sv) (in
publiekrecht wetboek), bestuursprocesrecht (Awb) (in publiekrecht wetboek)
In het materieel recht wordt bepaald hoe (rechts)bronnen zich naar elkaar toe moeten gedragen in
hun onderlinge verkeer. Tegenover het materieel recht staat het formeel recht ofwel het procesrecht.
Formeel recht betreft de wijze waarop materieel recht wordt gehandhaafd.
Ook heb je het verschil tussen publiekrecht en privaat recht:
Publiekrecht = staatsrecht, bestuursrecht, strafrecht en internationaal en Europees recht (verticale
verhouding, tussen de burger en de overheid)
- Staatsrecht: organisatie van staat en staatsorganen, bevoegdheden van deze organen,
mogelijkheden voor burgers om invloed uit te oefenen op functioneren van staatsorganen. Bronnen:
grondwet en gewoonterecht.
- Bestuursrecht: bevoegdheden van de bestuursorganen, rechtsbescherming tegen beschikking
overheid.
, Strafrecht: strafbaar feit door natuurlijk persoon en/of rechtspersoon, exclusieve overheidstaak
(OM) -> beginsel van opportuniteit. Ook in het strafrecht maak je weer onderscheid tussen
materieel en formeel strafrecht:
Materieel = strafbare feiten, sancties -> Strafrecht en andere wetten.
Formeel = opsporing, terechtzitting, tenuitvoerlegging -> Strafvordering.
- Nationaal en internationaal recht: soevereiniteit (binnen en buiten). Internationaal recht: rechtsrelatie
staat-staat en staten-internationale organisaties, verschillende verdragen, monisme vs. Dualisme,
voorrang van ieder verbindende verdragsbepaling.
Monisme = kabinet en regeringsfracties vallen samen
Dualisme = er is een duidelijke scheiding tussen kabinet en parlement.
Privaatrecht = personen- en familierecht, rechtspersonenrecht, vermogensrecht en arbeidsrecht
(horizontale verhouding, tussen burgers)
Weet het verschil tussen common law en civil law. In het privaatrecht bestaan er twee grote
rechtssystemen: common en civil law. Civil law is voornamelijk gebaseerd op het wetboek. De rechter
in een zaak is in principe gebonden aan die wetten en regels. Bij common law is er veel sprake van
gewoonterecht. Dit is gebaseerd op gewoonten die van generatie op generatie worden doorgegeven.
Dit gewoonterecht wordt aangevuld met algemene rechtsbeginselen.
Hiërarchie van de wetgeving (meest belangrijk naar minst belangrijk):
1. Ieder verbindende verdragsbepaling en EU-recht;
2. Grondwet;
3. Wetten in formele zin;
4. Algemene maatregel van bestuur;
5. Ministeriële regeling;
6. Provinciale verordeningen: gemeentelijk/waterschapsverordening.
Belangrijk:
- Geen strijdigheid lagere wet met hogere wet;
- Onverbindend verklaring;
- Toetsingsverbod: geen toetsing wet in formele zin aan de Grondwet. Gevolg: toepassing wet in
formele zin.
Europese verdragen:
- Doorwerking van verdragen: monisme
- Rechter beoordeelt het verdrag: ieder verbindende verdragsbepaling;
- Een ieder verbindende verdragsbepaling gaat boven de wet;
- Rechter is bevoegd om verdrag te toetsen aan wettelijke regelingen: er geldt hier dus geen
toetsingsverbod. Verplichting van de rechter om een wet in formele zin te toetsen aan een ieder
verbindende verdragsbepaling, maar: een toetsing aan de Grondwet.
, College 2: gele stickers
Gaat over: rechtspraak
Boeken die worden genoemd :Gw (publiekrecht), EVRM (publiekrecht), Rv (privaatrecht), RO
(privaatrecht), Sv (publiekrecht) en Awb (publiekrecht)
Wetten die worden genoemd:
Art. 6 EVRM
Art. 117, 121 GW
Art. 19, 20, 93, 94, 99, 332 Rv
Art. 2, 111 lid 2 sub c, RO
Art. 2, 382 Sv
Art. 1:1, 1:2, 1:3, 3:2, 3:3, 3:4, 3:40, 3:46, 3:47, 4:7, 4:8, 4:13, 5:21, 5:31, 5:32, 5:40, 6:4, 6:7, 8:1 8:7
lid 1 en 2, 8:105, 10:1, 10:13 Awb.
Samenvatting belangrijkste punten:
Wat zijn de beginselen van de rechtspraak:
recht op een eerlijk proces (EVRM):
openbaarheid van de zitting (Gw)
openbaarheid van de uitspraak (Gw)
onafhankelijkheid van de rechter (Gw)
onpartijdige rechter (EVRM)
gemotiveerde uitspraak (Gw)
hoor en wederhoor (Rv)
redelijke termijn (EVRM en Rv)
rechtspraak door beroepsrechters
Je hebt drie soorten gerechten (RO):
rechtbanken, waaronder sector kanton
gerechtshoven
hoge raad
Je hebt drie rechtsgebieden:
burgerlijk recht
strafrecht
bestuursrecht
Je moet het verschil weten tussen absolute en relatieve competentie. Absoluut gaat vooral over de
vraag welke rechter bevoegd is. Relatieve competentie betreft de kwestie welke rechter geografisch
gezien bevoegd is.
Absolute bevoegdheid:
- Privaatrecht: kantonrechter (Rv) -> t/m 25.000 euro
- Privaatrecht: rechtbank sector civiel (Rv) -> boven de 25.000 euro
- Publiekrecht: bestuursrechter (Awb)
- Strafrecht: strafrechter
In mijn wetboeken zijn de kleuren als volgt verdeeld:
College 1: groene stickers.
Gaat over: recht in het algemeen
Boeken die worden genoemd :Sr en Gw (beiden publiekrecht)
Wetten die worden genoemd:
Art. 1 lid 1 Sr, Art. 51 Sr
Art. 16, 50, 51, 81, 89 (lid 1), 93, 94, 120 en 127 Gw
Samenvatting belangrijkste punten:
Rechtsbronnen:
1. Wet;
2. Jurisprudentie;
3. Gewoonte;
4. Verdragen en sommige besluiten van internationale organisaties
Je hebt objectief en subjectief recht:
Objectief recht is het geheel van rechtsregels en normen, zoals die voortvloeien uit wetgeving,
rechtspraak en gewoonten.
Subjectief recht is een recht die iemand kan hebben. Het is in wezen de institutie die zicht heeft
losgeweekt uit de rechtsregels (objectieve recht) die aan haar (de institutie) ten grondslag liggen. Het
subjectieve recht heeft zodanig een eigen bestaan dat het niet vereenzelvigd wordt met de regels
waaraan het juridisch gezien zijn bestaan te danken heeft.
Ook heb je materieel en formeel recht.
Materieel recht = privaatrecht (BW) (in privaatrecht wetboek), strafrecht (Sr) (in publiekrecht wetboek),
Bestuursrecht (Awb) (in publiekrecht wetboek)
Formeel recht = burgerlijk procesrecht (Rv) (in privaatrecht wetboek), strafprocesrecht (Sv) (in
publiekrecht wetboek), bestuursprocesrecht (Awb) (in publiekrecht wetboek)
In het materieel recht wordt bepaald hoe (rechts)bronnen zich naar elkaar toe moeten gedragen in
hun onderlinge verkeer. Tegenover het materieel recht staat het formeel recht ofwel het procesrecht.
Formeel recht betreft de wijze waarop materieel recht wordt gehandhaafd.
Ook heb je het verschil tussen publiekrecht en privaat recht:
Publiekrecht = staatsrecht, bestuursrecht, strafrecht en internationaal en Europees recht (verticale
verhouding, tussen de burger en de overheid)
- Staatsrecht: organisatie van staat en staatsorganen, bevoegdheden van deze organen,
mogelijkheden voor burgers om invloed uit te oefenen op functioneren van staatsorganen. Bronnen:
grondwet en gewoonterecht.
- Bestuursrecht: bevoegdheden van de bestuursorganen, rechtsbescherming tegen beschikking
overheid.
, Strafrecht: strafbaar feit door natuurlijk persoon en/of rechtspersoon, exclusieve overheidstaak
(OM) -> beginsel van opportuniteit. Ook in het strafrecht maak je weer onderscheid tussen
materieel en formeel strafrecht:
Materieel = strafbare feiten, sancties -> Strafrecht en andere wetten.
Formeel = opsporing, terechtzitting, tenuitvoerlegging -> Strafvordering.
- Nationaal en internationaal recht: soevereiniteit (binnen en buiten). Internationaal recht: rechtsrelatie
staat-staat en staten-internationale organisaties, verschillende verdragen, monisme vs. Dualisme,
voorrang van ieder verbindende verdragsbepaling.
Monisme = kabinet en regeringsfracties vallen samen
Dualisme = er is een duidelijke scheiding tussen kabinet en parlement.
Privaatrecht = personen- en familierecht, rechtspersonenrecht, vermogensrecht en arbeidsrecht
(horizontale verhouding, tussen burgers)
Weet het verschil tussen common law en civil law. In het privaatrecht bestaan er twee grote
rechtssystemen: common en civil law. Civil law is voornamelijk gebaseerd op het wetboek. De rechter
in een zaak is in principe gebonden aan die wetten en regels. Bij common law is er veel sprake van
gewoonterecht. Dit is gebaseerd op gewoonten die van generatie op generatie worden doorgegeven.
Dit gewoonterecht wordt aangevuld met algemene rechtsbeginselen.
Hiërarchie van de wetgeving (meest belangrijk naar minst belangrijk):
1. Ieder verbindende verdragsbepaling en EU-recht;
2. Grondwet;
3. Wetten in formele zin;
4. Algemene maatregel van bestuur;
5. Ministeriële regeling;
6. Provinciale verordeningen: gemeentelijk/waterschapsverordening.
Belangrijk:
- Geen strijdigheid lagere wet met hogere wet;
- Onverbindend verklaring;
- Toetsingsverbod: geen toetsing wet in formele zin aan de Grondwet. Gevolg: toepassing wet in
formele zin.
Europese verdragen:
- Doorwerking van verdragen: monisme
- Rechter beoordeelt het verdrag: ieder verbindende verdragsbepaling;
- Een ieder verbindende verdragsbepaling gaat boven de wet;
- Rechter is bevoegd om verdrag te toetsen aan wettelijke regelingen: er geldt hier dus geen
toetsingsverbod. Verplichting van de rechter om een wet in formele zin te toetsen aan een ieder
verbindende verdragsbepaling, maar: een toetsing aan de Grondwet.
, College 2: gele stickers
Gaat over: rechtspraak
Boeken die worden genoemd :Gw (publiekrecht), EVRM (publiekrecht), Rv (privaatrecht), RO
(privaatrecht), Sv (publiekrecht) en Awb (publiekrecht)
Wetten die worden genoemd:
Art. 6 EVRM
Art. 117, 121 GW
Art. 19, 20, 93, 94, 99, 332 Rv
Art. 2, 111 lid 2 sub c, RO
Art. 2, 382 Sv
Art. 1:1, 1:2, 1:3, 3:2, 3:3, 3:4, 3:40, 3:46, 3:47, 4:7, 4:8, 4:13, 5:21, 5:31, 5:32, 5:40, 6:4, 6:7, 8:1 8:7
lid 1 en 2, 8:105, 10:1, 10:13 Awb.
Samenvatting belangrijkste punten:
Wat zijn de beginselen van de rechtspraak:
recht op een eerlijk proces (EVRM):
openbaarheid van de zitting (Gw)
openbaarheid van de uitspraak (Gw)
onafhankelijkheid van de rechter (Gw)
onpartijdige rechter (EVRM)
gemotiveerde uitspraak (Gw)
hoor en wederhoor (Rv)
redelijke termijn (EVRM en Rv)
rechtspraak door beroepsrechters
Je hebt drie soorten gerechten (RO):
rechtbanken, waaronder sector kanton
gerechtshoven
hoge raad
Je hebt drie rechtsgebieden:
burgerlijk recht
strafrecht
bestuursrecht
Je moet het verschil weten tussen absolute en relatieve competentie. Absoluut gaat vooral over de
vraag welke rechter bevoegd is. Relatieve competentie betreft de kwestie welke rechter geografisch
gezien bevoegd is.
Absolute bevoegdheid:
- Privaatrecht: kantonrechter (Rv) -> t/m 25.000 euro
- Privaatrecht: rechtbank sector civiel (Rv) -> boven de 25.000 euro
- Publiekrecht: bestuursrechter (Awb)
- Strafrecht: strafrechter