H3: VROEGE KINDERTIJD (FYSIEKE ONTWIKKELING)
1. LICHAAMSGROEI
8 kg gewichtstoename (+- 20 kg)
Lengte = 110 à 120 cm
Asynchronie = verschillende lichaamsdelen volgen een verschillend groeipatroon.
- Gewicht en lengte: algemeen groeipatroon
- Hoofd, hersenen, genitaliën: geen algemeen groeipatroon
Bvb. Minder snelle groei hoofd dan rest van het lichaam
Einde van kleutertijd: verlies babytandjes
stippellijn: algemeen groeipatroon
uitzonderingen
- Groen: ontwikkeling genitaliën
- Blauw: hersenontwikkeling
- Geel: lymfesysteem -> staat in voor immuniteit (reden
dat jongere kinderen vatbaar zijn voor ziekten)
2. MOTORISCHE ONTWIKKELING
2.1 RUWE MOTORISCHE ONTWIKKELING
Sterker evenwicht door hersenontwikkeling
Verschuiving van zwaartepunt
o Oorzaak: Inhaalbeweging van groei rest lichaam
o Gevolg: Leren lopen als volwassene
• Hielen en armen meebewegen
• Springen
• Lopen
o Gooien en vangen van bal
o Op driewieler leren rijden
,2.2 FIJNE MOTORISCHE ONTWIKKELING
Sterke toename in fijne motorische ontwikkeling
Gevolg = ↑ Zelfredzaamheid
Kinderen willen vooruit, ze willen zelfredzaam worden
o 3 à 4 jaar: vork
o 5 jaar: mes en vork
o 6 jaar: schoenen knopen: vergt aandacht en herinnering
o Spelactiviteiten: prikken, schaar hanteren, tekeningen inkleuren, tekenen
2.3 TEKENEN
2 jaar
- Krabbelstadium
= betekenisloze lijnen zonder verwijzingswaarde
3 à 4 jaar
- Toevallig realisme
= achteraf benoemen van figuur
Betekenis of verwijzingswaarde toekennen = tekenen
Kopvoeter (tadpole)
4 à 5 jaar
- Mislukt realisme
= op voorhand bepalen, maar niet in tekening slagen
5 à 6 jaar
- Verstandelijk realisme
= tekening is uitdrukking van belevingswereld van kind.
Niet persé overeenkomstig met realiteit
8 à 9 jaar
- Visueel realisme
= dingen tekenen zoals ze er werkelijk uitzien.
Meer aandacht voor diepte-elementen
Meer organisatie, geen losse figuren meer
2.4 SCHRIJVEN
Letterschrijven: toenemende vaardigheid
Eerst in omgekeerde richting
Symmetrische letters (vb. d en b) worden door elkaar gehaspeld
, 2.5 INDIVIDUELE VERSCHILLEN
Individuele verschillen in motorische vaardigheden
Oorzaken
- Genetica
- Geslacht
- Oefening
- Aanmoediging door omgeving
H3: VROEGE KINDERTIJD (COGNITIEVE ONTWIKKELING)
1. PIAGET
1.1 EINDE SENSORI-MOTORISCHE FASE
Fase 5: Tertiaire circulaire fase
o Systematisch variëren van handelingen om tot oplossing te komen
Fase 6: Geïnterioriseerd experimenteren
o Symboolfunctie/ Semiotische functie = Capaciteit om mentale
voorstellingen te maken
o Loskoppelen van handelen en denken
o Accommodatie van schema’s bij overgang
1.2 VERWORVENHEDEN PRE-OPERATIONELE DENKEN
Capaciteit tot mentale voorstelling
Taal = symboolsysteem om objecten of situaties op te roepen die er niet zijn.
Maar: volgens Piaget speelt taal slechts minimale rol in cognitieve ontwikkeling
Vygotsky: via taal leren we de wereld kennen, taal is niet de uitkomst maar
de drijvende motor van ontwikkeling
Via handelen wereld leren kennen, intern beeld opbouwen en dan benoemen
Tekenen
Tekeningen stellen een bepaalde belevingsinhoud voor
= een realiteit die er fysiek niet is
‘Make-believe’ (vanaf 2,5 jaar) evolueert van verbeeldingsspel (fantasiespel) naar socio-
dramatisch spel
- Meer los van reële levensomstandigheden
Vb eerst echte zwaard nodig om ridder te spelen, nu is stok ook goed
- Minder zelf-gecentreerd
- Meer complexe plotten (verschillende rollen)
1. LICHAAMSGROEI
8 kg gewichtstoename (+- 20 kg)
Lengte = 110 à 120 cm
Asynchronie = verschillende lichaamsdelen volgen een verschillend groeipatroon.
- Gewicht en lengte: algemeen groeipatroon
- Hoofd, hersenen, genitaliën: geen algemeen groeipatroon
Bvb. Minder snelle groei hoofd dan rest van het lichaam
Einde van kleutertijd: verlies babytandjes
stippellijn: algemeen groeipatroon
uitzonderingen
- Groen: ontwikkeling genitaliën
- Blauw: hersenontwikkeling
- Geel: lymfesysteem -> staat in voor immuniteit (reden
dat jongere kinderen vatbaar zijn voor ziekten)
2. MOTORISCHE ONTWIKKELING
2.1 RUWE MOTORISCHE ONTWIKKELING
Sterker evenwicht door hersenontwikkeling
Verschuiving van zwaartepunt
o Oorzaak: Inhaalbeweging van groei rest lichaam
o Gevolg: Leren lopen als volwassene
• Hielen en armen meebewegen
• Springen
• Lopen
o Gooien en vangen van bal
o Op driewieler leren rijden
,2.2 FIJNE MOTORISCHE ONTWIKKELING
Sterke toename in fijne motorische ontwikkeling
Gevolg = ↑ Zelfredzaamheid
Kinderen willen vooruit, ze willen zelfredzaam worden
o 3 à 4 jaar: vork
o 5 jaar: mes en vork
o 6 jaar: schoenen knopen: vergt aandacht en herinnering
o Spelactiviteiten: prikken, schaar hanteren, tekeningen inkleuren, tekenen
2.3 TEKENEN
2 jaar
- Krabbelstadium
= betekenisloze lijnen zonder verwijzingswaarde
3 à 4 jaar
- Toevallig realisme
= achteraf benoemen van figuur
Betekenis of verwijzingswaarde toekennen = tekenen
Kopvoeter (tadpole)
4 à 5 jaar
- Mislukt realisme
= op voorhand bepalen, maar niet in tekening slagen
5 à 6 jaar
- Verstandelijk realisme
= tekening is uitdrukking van belevingswereld van kind.
Niet persé overeenkomstig met realiteit
8 à 9 jaar
- Visueel realisme
= dingen tekenen zoals ze er werkelijk uitzien.
Meer aandacht voor diepte-elementen
Meer organisatie, geen losse figuren meer
2.4 SCHRIJVEN
Letterschrijven: toenemende vaardigheid
Eerst in omgekeerde richting
Symmetrische letters (vb. d en b) worden door elkaar gehaspeld
, 2.5 INDIVIDUELE VERSCHILLEN
Individuele verschillen in motorische vaardigheden
Oorzaken
- Genetica
- Geslacht
- Oefening
- Aanmoediging door omgeving
H3: VROEGE KINDERTIJD (COGNITIEVE ONTWIKKELING)
1. PIAGET
1.1 EINDE SENSORI-MOTORISCHE FASE
Fase 5: Tertiaire circulaire fase
o Systematisch variëren van handelingen om tot oplossing te komen
Fase 6: Geïnterioriseerd experimenteren
o Symboolfunctie/ Semiotische functie = Capaciteit om mentale
voorstellingen te maken
o Loskoppelen van handelen en denken
o Accommodatie van schema’s bij overgang
1.2 VERWORVENHEDEN PRE-OPERATIONELE DENKEN
Capaciteit tot mentale voorstelling
Taal = symboolsysteem om objecten of situaties op te roepen die er niet zijn.
Maar: volgens Piaget speelt taal slechts minimale rol in cognitieve ontwikkeling
Vygotsky: via taal leren we de wereld kennen, taal is niet de uitkomst maar
de drijvende motor van ontwikkeling
Via handelen wereld leren kennen, intern beeld opbouwen en dan benoemen
Tekenen
Tekeningen stellen een bepaalde belevingsinhoud voor
= een realiteit die er fysiek niet is
‘Make-believe’ (vanaf 2,5 jaar) evolueert van verbeeldingsspel (fantasiespel) naar socio-
dramatisch spel
- Meer los van reële levensomstandigheden
Vb eerst echte zwaard nodig om ridder te spelen, nu is stok ook goed
- Minder zelf-gecentreerd
- Meer complexe plotten (verschillende rollen)