DEEL I. WAT IS RECHT?
A. Algemene inleiding
1. Wat is recht?
= Er zijn zeer veel uiteenlopende definities over wat recht is.
= Zeer typerend aan het recht, om alles te willen definiëren, oa “wat is een bos” zie bosdecreet.
= We kunnen wel 3 centrale elementen in het begrip recht terugvinden.
(1) Recht is het geheel van bindende regels
= bindende regels staan tegenover suggesties of aanbevelingen.
= rechtsregels zijn dus niet vrijblijvend, maar de mate van toepassing verschilt naargelang het type
regel.
Er zijn 5 soorten bindende regels:
(1) Gebodsbepalingen (leggen een bepaald gedrag op, kan positief of negatief zijn),
verbodsbepalingen, verlofbepalingen (laten rechtssubjecten toe om bepaalde handelingen te
stellen zonder dat ze daartoe verplicht zijn) en belovende regels (houden een belofte in, dat
kunnen grondrechten zijn zoals het recht op een menswaardig bestaan (art. 23 Gw.) de
meeste sociale, economische en culturele rechten worden geacht geen directe werking te
hebben, d.w.z. dat ze niet self-executing zijn, dus dat een rechtssubject er zich niet kan op
beroepen tov de rechter en afdwingen, sociale grondrechten hebben dit uitzonderlijk wel
zoals het recht op kinderbijslag -, sommige van die rechten worden geacht een standstill
effect te hebben dwz dat de wetgever het beschermingsniveau dat wordt geboden door de
huidige wetgeving niet aanzienlijk mag verminderen.
(2) Wilsaanvullende of suppletieve regels (van toepassing voor zover geen eigen regeling is
uitgewerkt, zie familiaalvermogensrecht)
(3) Ondersteuningsregels en handhavingsregels (geen echte gedragsregels, maar
ondersteunende functie, zoals de niet-retroactieve werking van wetten)
(4) Rechtsregels toepasbaar na keuze (niet alle rechtsregels zijn automatisch van toepassing op
alle rechtssubjecten, sommige zijn slechts toepasbaar wanneer het rechtssubject dit kiest.
Deze keuze verbindt wel gevolgen).
(5) Technische regels (procedures, termijnen, vormvoorschriften, zie procedurereglement van
RvS als voorbeeld en formalismen van het recht (de wetgever onderwerpt het stellen van
rechtshandelingen aan bepaalde geldigheidsvereisten opdat ze rechtsgeldig zouden zijn,
want de niet-naleving van deze vorm-en procedure voorschriften kan leiden tot de
nietigheid of vernietigbaarheid van de rechtshandeling. (omtrent wilsuiting, bewijs,
bescherming, publicatie en formalisme in juridische akten en rechtspleging).
, (2) Het doel van recht is de samenleving ordenen en in stand houden
(1) Recht en maatschappelijke orde:
- Recht is een maatschappelijk verschijnsel, vindt ook zijn oorsprong in de wil van
de samenleving.
- Recht en de samenleving hangen ook inherent samen (zowel op grote als op kleine
schaal). Recht moet ervoor zorgen dat morele regels worden nageleefd.
- In de gemeenschap moet recht orde scheppen door bestaande handelingen en
toestanden te bekrachtigen en tot juridische norm te verheffen, bijv: art. 1134 bw
dat alle overeenkomsten die wettig zijn aangegaan degenen die deze hebben
aangegaan strekken tot wet. Dus rechtskracht gaan verlenen aan handelingen van
individuen en er gevolgen aan verbinden. Ze kunnen ook gevolgen teniet doen van
handelingen die al schadelijk worden gezien voor de maatschappelijke orde.
- Opdat recht een bepaalde ordening van de maatschappij kan verwezenlijken, moet
recht ook aan bepaalde kwaliteitsvereisten voldoen: rechtszeker (moet kenbaar en
voorspelbaar zijn), rechtvaardigheid (onder invloed van maatschappij en tijd) en
doeltreffend (doeltreffendheid is afhankelijk van niet-juridische gegevens, maar het
moet zijn doel kunnen bereiken).
(2) Recht als beleidsinstrument:
- Recht is het product van een bepaalde levensvisie of politieke opvatting. Recht en
maatschappij doen elkaar evolueren.
- Recht holt soms de feiten achterna, bijvoorbeeld huwelijk openstellen voor
personen van hetzelfde geslacht, pas in 2003. Dus soms formaliseert en bekrachtigt
ze bestaande verhoudingen
Maar (!) recht loopt soms ook op de werkelijkheid vooruit en kan ook nieuwe
toestanden scheppen. Zoals wetgeving op het gebruik van alcohol en sigaretten en
creëert zo ook een nieuwe mentaliteit.
- Recht wordt meer als een instrument van sturing en beleid gebruikt, een manier op
maatschappelijke veranderingen op sociaal, economisch en cultureel vlak te
bewerkstelligen. Zoals GAS-boetes: overlast in de maatschappij tegengaan.
(3) Recht als evolutief fenomeen:
- Niet elke rechtstak is even evolutief
- De federale staat is complex en verschillende wetgevers zijn actief op 1
grondgebied waardoor dezelfde materie op verschillende wijzen kan worden
geregeld in diverse delen van ons land.
- Er is ook toenemende internationalisering, zowel uit Europees als internationaal
recht.
, - Toenemende juridisering in de maatschappelijke verhoudingen dwz dat de burger
maatschappelijke verhoudingen sneller als een juridisch probleem kwalificeert. Dit
komt ook door de gewijzigde opvatting in de rol van de overheid. We verwachten
steeds meer. Er zijn juridische oplossingen voor tal van maatschappelijke
problemen en we gaan maatschappelijke waarden ook gaan juridiseren. Wat leidt
tot toenemende complexiteit.
- Er is inflatie van recht, dus een overproductie van normen. Daarom wordt er ook
gepleit voor deregulering en het belang van de intrinsieke kwaliteit van
rechtsregels.
(3) Het recht vereist gezag
(1) Recht wordt door de overheid opgelegd
- Opgelegd door de wetgevende macht (maakt nieuwe rechtsregels via wetgeving),
door de uitvoerende macht (maakt de toepassing mogelijk) en de rechterlijke macht
(past ze toe in beslechting van geschillen).
- Niet alleen de staat, maar ook de lokale besturen.
- Recht is niet alleen het werk van de wetgever, maar recht kan ook ontstaan door
constante gedragingen, we hebben wel de erkenning van de staat nodig, maar zo
kan iets uitgroeien tot gewoonterecht.
(2) Rechtsregels worden gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk gezag
- De naleving van rechtsregels moet verzekerd worden, de handhaving gebeurt op
twee vlakken:
- UM: is ermee belast om wetten, decreten en ordonnanties ten uitvoer te
leggen door uitvoeringsmaatregelen uit te vaardigen. Opmerking: ook de
UM wordt steeds vaker belast met sanctionering van de overtreding van
een rechtsregel.
- RM: sanctioneert de overtreding van een rechtsregel.
(3) De bindende kracht en naleving van de rechtsregel
= de bindende kracht houdt enerzijds de geldigheid van de rechtsregel in en anderzijds de
effectiviteit.
- Geldigheid: om rechtsgevolgen te hebben moet een rechtsregel rechtsgeldig zijn.
Een rechtsregels is dus slechts bindend indien zij tot stand is gekomen met respect
voor de HDR, mensenrechten, de bevoegdheidsregels en (procedureregels).
- Effectiviteit:
- Morele effectiviteit van de rechtsregel: rechtsregel moet berusten op een
brede aanvaarding door rechtssubjecten. Rechtsbewustzijn speelt daarbij
een belangrijke rol. Dit is het bewustzijn dat zegt dat rechtsregels moeten
gevolgd en toegepast worden en de sociale noodzakelijkheid ervan. Dit is
ook evolutief, normvervaging bestaat.
- Materiële effectiviteit: een rechtsregel heeft dit als het leidt tot concrete
resultaten of als het aanleiding geeft tot bepaalde feitelijke gebeurtenissen.
- Onmiddellijke rechtsgevolgen: deze treden in wanneer de
rechtssubjecten spontaan de regel toepassen en zelf instaan voor de
feitelijke uitvoering.
- Middellijke rechtsgevolgen: de naleving van de rechtsregel gebeurt
door het bestaan van sancties.
, - De naleving van veel maatschappelijke normen zou niet kunnen worden
gewaarborgd als de uitvoering ervan niet door een vorm van dwang kan worden
verzekerd, daarom voorziet het recht ook tal van sancties.
- Sancties met intimidatie-effect: aantasting van de individu zijn persoon of
treffen op moreel of patrimoniaal vlak.
- Sancties in de vorm van de nietigheid van de gestelde handeling.
(4) Recht en andere normatieve systemen: eens lezen.
B. Basisconcepten van het recht
(1) Begrip objectief en subjectief recht
- Objectief (algemeen, abstract, geen concrete toepassing): het recht dat bestaat uit abstracte
normen, los van de titularis van bepaalde rechten, los van de concrete toepassing of de
individuele gevolgen voor de rechtsonderhorige.
- Subjectief recht (concreet, individueel) = het concrete, door het objectief recht erkende,
bevoegdheid of macht om iets te vragen, eisen of vorderen.
Bv. art. 1382 bw, aansprakelijkheid.
(2) Positief recht en natuurrecht
- Positief recht: recht dat op een bepaalde tijdstip in een bepaalde samenleving geldt. Dit
vinden we in formele bronnen van recht.
- Natuurrecht: het wenselijke recht, recht dat in overeenstemming is met een aantal
rechtsethische beginselen die we ontlenen aan de natuur van de mens, in de rechtscultuur
tot stand zijn gebracht en door alle beschaafde volkeren zijn erkend.
(3) Gemeen recht of uitzonderingsrecht
- Gemeen recht: recht dat geldt in normale omstandigheden.
- Uitzonderingsrecht: recht dat geldt in bijzondere gevallen of voor bijzondere categorieën
van personen (bijv: ondernemingsrecht).
(4) Vermoedens en ficties
- Vermoedens: art. 1349 bw. Er is een vermoeden juris tantum, dwz weerlegbaar dus
tegenbewijs mag geleverd worden (bv vermoeden van vaderschap). Er zijn ook
onweerlegbare vermoedens, daarbij is tegenbewijs leveren niet toegelaten (pacificatiewet
en zijn “onweerlegbaar vermoeden van taalkennis”.
- Ficties: wanneer de wetgever aan bepaalde feiten juridische gevolgen verbindt die volledig
buiten de realiteit staan. Ze hebben een volledig kunstmatig karakter en het zijn de
“alsof-bepalingen”. Bijv: iedereen wordt geacht de wet te kennen door de bekendmaking
van het BS.
(5) Materiële bronnen en formele bronnen