Pedagogische-didactische
vorming 4
Inhoudsopgave
1. De oudste kleuter: wie is hij?...................................................................4
1.1 ontwikkelingspsychologische kenmerken van de oudste kleuter........4
1.2 zelfsturing en ‘executieve functies ‘onder de loep.............................4
1.2.1 Executieve functies bij kleuters (zie pg 143 voor meer
voorbeelden)..........................................................................................4
Situeren in de hersenen......................................................................9
Ontwikkeling lagere orde EF.............................................................10
Ontwikkeling hogere orde EF............................................................11
1.2.2 zelfsturing: vier deelcomponenten.............................................12
1) Willen............................................................................................13
2) doelen stellen...............................................................................13
3) Scenario bedenken en uitvoeren..................................................13
4) Afstand nemen en reflecteren......................................................13
1.3 transitie van kleuter naar lagere school, focus op ‘schoolrijpheid’ 14
1.3.1 De grote sprong naar het eerste leerjaar................................14
1.3.2 De zoektocht naar schoolrijpheid............................................14
1.3.3 Wat zijn de voorwaarden voor schoolrijpheid en wat moet een
kleuter kunnen?................................................................................15
1.3.4 Schoolrijpheid bepalen en meten............................................15
1.3.5 overvaren of doorkleuteren?...................................................17
1.3.5.1 Toelatingsvoorwaarden voor kleuteronderwijs..................17
1.3.5.2 Vanuit onderzoek...............................................................20
1.3.6 maatregelen om de overgang vlot te laten verlopen..............22
2. De oudste kleuter: aan de slag in de klas..............................................24
2.1 Focus op ruimte voor initiatief, executieve funties, zelfsturing en
ondernemingszin....................................................................................24
2.1.1 Het belang van ruimte voor initiatief..........................................24
Boek: ruimte voor initiatief in het basisonderwijs met kleuters/
Hoofdstuk 2: Meer ruimte voor kleuterinitiatief: de praktijk.............24
, 2.1.4 extra: zelfsturing en ondernemingszin stimuleren......................25
2.1.5 De tegenbeweging: gevaar van verschoolsing in de derde
kleuterklas...........................................................................................30
2.1.6 uitdieping: contractwerk.............................................................31
2.1.6.2 Geen werkblaadjes als doel: Functionele werkblaadjes...........32
2.1.6.3 overzicht: observeren als basis...............................................37
2.1.6.4 Hoe het welbevinden verhogen?.............................................38
2.1.6.5 Hoe betrokkenheid verhogen?.................................................39
2.1.6.7 Contractwerk als middel tot zorg.............................................40
2.1.6.8 Bij welke leeftijd kan contractwerk?.........................................41
2.1.6.9 Contractwerk als hulp bij de overgang naar de lagere school. 42
2.2 Focus op je aanbod...........................................................................43
2.2.1 Uitdieping: spel centraal, ook bij oudste kleuters.......................44
2.2.2 thematisch werken.....................................................................52
2.2.3 themaloos werken......................................................................52
2.2.4 uitdieping: salen met kleuters een thema uitwerken.................52
2.3 focus op sfeer en relatie: positief klasklimaat...................................52
2.3.1 kritsch kijken naar straffen en belonen (pg 184 cursus).............52
2.4 verwerkingsoefeningen bij dit hoofdstuk..........................................56
3. verhoogde zorg in de klas......................................................................56
3.2 Je eigen gevoeligheden.....................................................................57
3.3 procesgericht begeleiden van moeilijkheden....................................57
3.3.1 Fase 1: overzicht: verzamelen van gegevens.............................58
Fase 2: komen tot inzicht.....................................................................59
3.3.2.1 zijn er positieve krachten?....................................................60
3.3.3 Fase 3: om tot uitzicht te komen: Van werkpunten tot
interventies..........................................................................................60
3.3.3.1 wat zijn werkpunten?............................................................60
3.3.3.2 wat zijn interventies? Interventies zijn concrete acties die je
onderneemt om aan een werkpunt te werken. Onder elk werkpunt
zijn meerdere interventies mogelijk, afgestemd op de noden,
interesses en mogelijkheden van het kind.......................................61
3.3.4 fase 4: interventies uitvoeren en evalueren...............................62
3.3.5 fase 5: en nu verder? Er zijn twee mogelijke wegen!.................62
, 3.4 sociaal-emotionele problemen..........................................................63
3.4.1 fase 1: overzicht: hoe herken je iemand met een sociaal-
emotioneel probleem...........................................................................63
3.4.2 fase 2: inzicht: ontstaan sociaal-emotioneel probleem...............64
3.4.2.1 Het kind en zijn omgeving....................................................64
3.4.3 fase 3: uitzicht – interventies plannen........................................67
3.5 ontwikkelingsbedreigde kleuters......................................................69
3.5.1 fase 1: overzicht – wie zijn ontwikkelingsbedreigde kleuters?....69
3.5.2 fase 2: inzicht – link met welbevinden........................................69
3.5.3 fase 3: uitzicht: wat kan je doen?...............................................69
4 het kindvolgsysteem als hulpmiddel voor het in kaart brengen van je
zorg............................................................................................................70
4.1 Wat is een kindvolgsysteem?............................................................70
4.2 relatie met zorg.................................................................................70
4.3 soorten kindvolgsystemen................................................................71
4.4 Werking van een kindvolgsysteem: drie stappen.............................73
4.4.1 signaliseren.................................................................................73
5 het zorgteam aan je zijde........................................................................78
5.1 eerste lijn: de leerkracht...................................................................79
5.2 Tweede lijn: het zorgteam.................................................................79
5.2.1 De taken van het zorgteam........................................................79
5.3 Derde lijn: externe instanties............................................................80
5.3.1 CLB.............................................................................................80
5.3.1.1 Wat doet het CLB..................................................................80
5.3.1.2 Wat doet het clb niet?...........................................................81
5.4 Hoe werken deze parnterns samen?.................................................81
5.4.1 tussentijdse gesprekken.............................................................81
5.4.2 Het MDO (multidisciplinair overleg)............................................82
5.4.2.1 Wat is het doel van een MDO?..............................................82
5.4.2.2 Tijdstip en frequentie............................................................82
5.4.2.1 Duur......................................................................................82
5.4.2.4 Hoe verloopt een MDO?........................................................82
, 1. De oudste kleuter: wie is hij?
1.1 ontwikkelingspsychologische kenmerken van de
oudste kleuter
Zie: Groot worden samenvatting (ook op stuvia)
1.2 zelfsturing en ‘executieve functies ‘onder de loep
Waarom hebben mensen zoveel moeite met
deze tekst?
Mensen moeten de
automatische handeling
(het benoemen van het
woord zelf) onderdrukken,
om een minder
automatische handeling (kleur benoemen) te
kunnen uitvoeren. De executieve functie die hierbij
wordt ingezet is impulscontrole of inhibitie: het
vermogen om impulsen te kunnen onderdrukken
Wat zijn executieve functies?
Zelfsturing of executieve functies zijn complexe cognitieve processen die
nodig zijn bij doelgericht gedrag en bij het oplossen van problemen.
1.2.1 Executieve functies bij kleuters (zie pg 143 voor meer
voorbeelden)
Lagere orde executieve functies
= Dit zijn de basisvaardigheden waarop later ingewikkeldere executieve
functies worden gebouwd. De drie belangrijkste onderdelen zijn:
Werkgeheugen
Impulscontrole
Cognitieve flexibiliteit
Naast deze cognitieve vaardigheden besteden we ook aandacht aan
emotieregulatie, het leren omgaan met en beheersen van emoties.
vorming 4
Inhoudsopgave
1. De oudste kleuter: wie is hij?...................................................................4
1.1 ontwikkelingspsychologische kenmerken van de oudste kleuter........4
1.2 zelfsturing en ‘executieve functies ‘onder de loep.............................4
1.2.1 Executieve functies bij kleuters (zie pg 143 voor meer
voorbeelden)..........................................................................................4
Situeren in de hersenen......................................................................9
Ontwikkeling lagere orde EF.............................................................10
Ontwikkeling hogere orde EF............................................................11
1.2.2 zelfsturing: vier deelcomponenten.............................................12
1) Willen............................................................................................13
2) doelen stellen...............................................................................13
3) Scenario bedenken en uitvoeren..................................................13
4) Afstand nemen en reflecteren......................................................13
1.3 transitie van kleuter naar lagere school, focus op ‘schoolrijpheid’ 14
1.3.1 De grote sprong naar het eerste leerjaar................................14
1.3.2 De zoektocht naar schoolrijpheid............................................14
1.3.3 Wat zijn de voorwaarden voor schoolrijpheid en wat moet een
kleuter kunnen?................................................................................15
1.3.4 Schoolrijpheid bepalen en meten............................................15
1.3.5 overvaren of doorkleuteren?...................................................17
1.3.5.1 Toelatingsvoorwaarden voor kleuteronderwijs..................17
1.3.5.2 Vanuit onderzoek...............................................................20
1.3.6 maatregelen om de overgang vlot te laten verlopen..............22
2. De oudste kleuter: aan de slag in de klas..............................................24
2.1 Focus op ruimte voor initiatief, executieve funties, zelfsturing en
ondernemingszin....................................................................................24
2.1.1 Het belang van ruimte voor initiatief..........................................24
Boek: ruimte voor initiatief in het basisonderwijs met kleuters/
Hoofdstuk 2: Meer ruimte voor kleuterinitiatief: de praktijk.............24
, 2.1.4 extra: zelfsturing en ondernemingszin stimuleren......................25
2.1.5 De tegenbeweging: gevaar van verschoolsing in de derde
kleuterklas...........................................................................................30
2.1.6 uitdieping: contractwerk.............................................................31
2.1.6.2 Geen werkblaadjes als doel: Functionele werkblaadjes...........32
2.1.6.3 overzicht: observeren als basis...............................................37
2.1.6.4 Hoe het welbevinden verhogen?.............................................38
2.1.6.5 Hoe betrokkenheid verhogen?.................................................39
2.1.6.7 Contractwerk als middel tot zorg.............................................40
2.1.6.8 Bij welke leeftijd kan contractwerk?.........................................41
2.1.6.9 Contractwerk als hulp bij de overgang naar de lagere school. 42
2.2 Focus op je aanbod...........................................................................43
2.2.1 Uitdieping: spel centraal, ook bij oudste kleuters.......................44
2.2.2 thematisch werken.....................................................................52
2.2.3 themaloos werken......................................................................52
2.2.4 uitdieping: salen met kleuters een thema uitwerken.................52
2.3 focus op sfeer en relatie: positief klasklimaat...................................52
2.3.1 kritsch kijken naar straffen en belonen (pg 184 cursus).............52
2.4 verwerkingsoefeningen bij dit hoofdstuk..........................................56
3. verhoogde zorg in de klas......................................................................56
3.2 Je eigen gevoeligheden.....................................................................57
3.3 procesgericht begeleiden van moeilijkheden....................................57
3.3.1 Fase 1: overzicht: verzamelen van gegevens.............................58
Fase 2: komen tot inzicht.....................................................................59
3.3.2.1 zijn er positieve krachten?....................................................60
3.3.3 Fase 3: om tot uitzicht te komen: Van werkpunten tot
interventies..........................................................................................60
3.3.3.1 wat zijn werkpunten?............................................................60
3.3.3.2 wat zijn interventies? Interventies zijn concrete acties die je
onderneemt om aan een werkpunt te werken. Onder elk werkpunt
zijn meerdere interventies mogelijk, afgestemd op de noden,
interesses en mogelijkheden van het kind.......................................61
3.3.4 fase 4: interventies uitvoeren en evalueren...............................62
3.3.5 fase 5: en nu verder? Er zijn twee mogelijke wegen!.................62
, 3.4 sociaal-emotionele problemen..........................................................63
3.4.1 fase 1: overzicht: hoe herken je iemand met een sociaal-
emotioneel probleem...........................................................................63
3.4.2 fase 2: inzicht: ontstaan sociaal-emotioneel probleem...............64
3.4.2.1 Het kind en zijn omgeving....................................................64
3.4.3 fase 3: uitzicht – interventies plannen........................................67
3.5 ontwikkelingsbedreigde kleuters......................................................69
3.5.1 fase 1: overzicht – wie zijn ontwikkelingsbedreigde kleuters?....69
3.5.2 fase 2: inzicht – link met welbevinden........................................69
3.5.3 fase 3: uitzicht: wat kan je doen?...............................................69
4 het kindvolgsysteem als hulpmiddel voor het in kaart brengen van je
zorg............................................................................................................70
4.1 Wat is een kindvolgsysteem?............................................................70
4.2 relatie met zorg.................................................................................70
4.3 soorten kindvolgsystemen................................................................71
4.4 Werking van een kindvolgsysteem: drie stappen.............................73
4.4.1 signaliseren.................................................................................73
5 het zorgteam aan je zijde........................................................................78
5.1 eerste lijn: de leerkracht...................................................................79
5.2 Tweede lijn: het zorgteam.................................................................79
5.2.1 De taken van het zorgteam........................................................79
5.3 Derde lijn: externe instanties............................................................80
5.3.1 CLB.............................................................................................80
5.3.1.1 Wat doet het CLB..................................................................80
5.3.1.2 Wat doet het clb niet?...........................................................81
5.4 Hoe werken deze parnterns samen?.................................................81
5.4.1 tussentijdse gesprekken.............................................................81
5.4.2 Het MDO (multidisciplinair overleg)............................................82
5.4.2.1 Wat is het doel van een MDO?..............................................82
5.4.2.2 Tijdstip en frequentie............................................................82
5.4.2.1 Duur......................................................................................82
5.4.2.4 Hoe verloopt een MDO?........................................................82
, 1. De oudste kleuter: wie is hij?
1.1 ontwikkelingspsychologische kenmerken van de
oudste kleuter
Zie: Groot worden samenvatting (ook op stuvia)
1.2 zelfsturing en ‘executieve functies ‘onder de loep
Waarom hebben mensen zoveel moeite met
deze tekst?
Mensen moeten de
automatische handeling
(het benoemen van het
woord zelf) onderdrukken,
om een minder
automatische handeling (kleur benoemen) te
kunnen uitvoeren. De executieve functie die hierbij
wordt ingezet is impulscontrole of inhibitie: het
vermogen om impulsen te kunnen onderdrukken
Wat zijn executieve functies?
Zelfsturing of executieve functies zijn complexe cognitieve processen die
nodig zijn bij doelgericht gedrag en bij het oplossen van problemen.
1.2.1 Executieve functies bij kleuters (zie pg 143 voor meer
voorbeelden)
Lagere orde executieve functies
= Dit zijn de basisvaardigheden waarop later ingewikkeldere executieve
functies worden gebouwd. De drie belangrijkste onderdelen zijn:
Werkgeheugen
Impulscontrole
Cognitieve flexibiliteit
Naast deze cognitieve vaardigheden besteden we ook aandacht aan
emotieregulatie, het leren omgaan met en beheersen van emoties.