Gebruik voor het studeren online Sv en powerpoint naast deze
samenvatting
Leg de linken tussen de filosofen per hoofdstuk
Examenvragen: Termen linken aan filosofen + situering in tijd + stroming
+ kunnen uitleggen en eventueel een voorbeeld indien nodig
Les 1:
1.inleiding en natuurfilosofen:
1.1 Preliminaria (theoretisch)
Grot van Plato:
Kort verhaal:
Gevangenen in een grot zien alleen schaduwen en denken dat dit de realiteit is. De echte
werkelijkheid ligt echter buiten de grot. Wanneer één gevangene ontsnapt en de
waarheid ontdekt, geloven de anderen hem niet en reageren vijandig. Dit symboliseert
hoe mensen vasthouden aan hun beperkte kennis en nieuwe inzichten afwijzen.
De Grot van Plato laat zien dat we niet altijd de echte waarheid zien en dat
mensen vaak vasthouden aan wat ze kennen.
Filosofie en Verwondering:
Filosofie begint met verwondering
o Kan spontaan (passief) of bewust (actief) ontstaan.
Passief: Verwondering komt zomaar, zonder dat je het wilt.
Actief: Verwondering ontstaat doordat je er bewust naar zoekt of over nadenkt
De wereld als vooraf geordende structuur
o Alles kan vragen oproepen, maar we ervaren de wereld als
vanzelfsprekend.
Tweede natuur en kritische reflectie
o Filosofie onderzoekt of wat we als evident beschouwen, echt
vanzelfsprekend is.
Wat is de werkelijkheid? Wat is echt?
Symbolische orde vs. realiteit (Zizek)
Wat Zizek zegt: we leven in een symbolische orde
o We leven in een vooraf gestructureerde wereld (taal, maatschappij,
overheid).
o De realiteit toont zich soms pas bij verstoringen (bv. schaterlach vs.
glimlach).
De mens en het stellen van vragen (Nietje)
o De mens wordt geboren als een ‘kameel’ (mensen zijn een last).
o Volwassenen bouwen vaste structuren, kinderen beseffen de
maakbaarheid.(kinderen bouwen een toren met blokken en breken het
1
, daarna direct af. Volwassenen zouden het maken en laten staan wat
gemaakt is)
o Nietje zegt: Filosofie moet ons leren opnieuw vragen te stellen zoals een
kind.
Voorbeeld: de vraag stellen “ waarom eten we 3 keer per dag?” “waarom
moet ik naar school?”
1.2 Filosofie en ideologie:
🧠 Filosofie vs. Ideologie ( ken enkele verschillen 2 of 3)
Filosofie Ideologie
Gebaseerd op kritisch denken en Gebaseerd op vaste
argumentatie overtuigingen
Alles wordt in vraag gesteld Zekerheden staan vast
Ruimte voor kritiek, twijfel en discussie Geen ruimte voor kritiek
Behouden wat is, geen
Verwondering met reden en nadenken
vernieuwing
Leert je een nieuwe taal (filosofisch Beperkt denken binnen
denken) vaste kaders
Laat kwetsbaarheid zien (geen absoluut juist Eén waarheid, geen twijfel
antwoord) mogelijk
1.3 Historiciteit van de filosofie
Historiciteit van de filosofie
Filosofie is historisch: Vragen en antwoorden veranderen door de tijd heen
(spatio-temporele context).
Hegel: “Filosofie is haar tijd in gedachten gevat.”
Geen objectieve maatstaf: Filosofie is zowel een historisch object als subject.
Geschiedenis beïnvloedt filosofie: De vragen die we stellen, worden bepaald
door de tijd waarin we leven.
Voorbeeld: Een kerk weerspiegelt de stijl en ideeën van haar tijd.
Geen vaste filosofie: Elke generatie krijgt een andere filosofie voorgesteld en
interpreteert die op een eigen manier.
Filosofie evolueert: Mensen uit het verleden zouden onze filosofie niet kennen,
en toekomstige generaties zullen onze ideeën anders begrijpen.
Extra ter verduidelijking:
“De” filosofie bestaat niet het is “een” filosofie omdat het in de loop der tijd
verandert
Object: Filosofie wordt beïnvloed door de geschiedenis en is een product van
haar tijd.
Subject: Filosofie beïnvloedt zelf ook de manier waarop we naar de
geschiedenis en de wereld kijken.
1.4 Wereldbeelden:
Kenmerken van wereldbeelden
Bestaanshorizon: We worden in een wereldbeeld ‘geworpen’, het is niet door ons
gekozen.
2
, Gedeeltelijk expliciet: We kunnen ons wereldbeeld maar deels uitleggen, omdat
we niet alles bewust waarnemen.
Veranderlijk:
o Revoluties: Grote omwentelingen kunnen een wereldbeeld drastisch
veranderen.
o Avant-garde: Vooruitstrevende denkers brengen nieuwe ideeën.
o Breuken: Overgangen tussen verschillende tijdperken.
Filosofie vs. Wereldbeeld
Conservatief-legitimerend: Filosofie kan bestaande structuren behouden (vb:
Plato wou status behouden).
Kritisch-progressief: Filosofie kan ook verandering nastreven (bv. Marx wou
dingen wel veranderen).
Wereldbeeld als ‘bril’
Mensen zien de werkelijkheid door hun wereldbeeld, wat niet per se de realiteit is.
Hoe breed een wereldbeeld is, verschilt per tijdperk en samenleving.
Voorbeelden van wereldbeelden
Oudheid
Hedendaagse tijd
1.5 Canon:
Canon = Maatstaf voor Filosofie
Historisch bepaald, maar blijft relevant.
Kritisch gekozen en kan meerdere stromingen bevatten.
Zelfkritisch vs. canoniek: Open voor discussie, maar erkent klassieke werken.
Kritiek op de canon
Inhoudelijk: We hoeven het niet eens te zijn met filosofen.
Formeel: De canon was lang eenzijdig (bv. vooral witte mannen, weinig vrouwen).
Verschil tussen canon en stroming
Canon: Geheel van belangrijke werken in de filosofie.
Stroming: Specifieke manier van denken uit een bepaalde tijd.
1.6 Van mythos naar logos:
🏺 Van Mythos naar Logos
Tijd: Oudheid (6e eeuw v.C.)
Stroming: Begin van de Griekse filosofie
3
, ✅ Term uitgelegd (kort & makkelijk)
Term Uitleg
Verhaal over de wereld met goden, tradities en regels. Niet
Mythos kritisch, maar bedoeld om te verklaren en gehoorzaamheid te
geven.
Rationeel denken, zoeken naar logische, verstandige uitleg
Logos zonder goden of mythen. Begin van Filosofie en
wetenschap.
De natuur is niet langer heilig (zoals in mythen), maar iets dat
Desacralisering
je mag onderzoeken en gebruiken.
Theoria / De Grieken keken nieuwsgierig naar de natuur (theorie, niet
Griekse wonder praktisch), wat leidde tot het ontstaan van filosofie.
✅ Overgang van Mythos naar Logos (kort en makkelijk):
Vroeger legden mensen alles uit met verhalen over goden → dat noem je mythos. (
alles werd mondelinge gedeeld met elkaar)
Die verhalen werden niet in vraag gesteld.
Tot in de 6e eeuw v.C. begonnen de Grieken andere culturen te ontmoeten ( via
kolonisatie) en zagen ze dat niet iedereen dezelfde mythen had.
Ze begonnen dus kritisch na te denken: “Is dit wel echt zo?”
Daarom gingen ze zoeken naar logische, verstandige verklaringen zonder goden →
dat noem je logos. (er werd hier ook schriftelijk doorgegeven)
De factoren zoals de overgang van mondeling nr schriftelijk noemt men het Griekse
Wonder
📌 Kort samengevat:
Mensen gingen van geloven in godenverhalen (mythos) naar zelf nadenken en
logisch verklaren (logos).
📌 Deze overgang is het begin van de filosofie.
1.7 Natuurfilosofen:
Natuurfilosofen: Filosofie ontstaat als natuurfilosofie, gericht op de natuur.
Gedesacraliseerde Natuur: De natuur wordt gezien als phusis (doen groeien), iets
dat uit zichzelf groeit zonder externe invloed.
Kosmos: De schoonheid van de natuur, wordt gezien als een sieraad of opsmuk
(kosmo-logie).
Materialisme: Oer-stof is het structurerende, materiële principe, het begin van de
natuur.
Filosofie: Natuurfilosofie onderzoekt de natuur als een organisme en zoekt naar de
materiële bouwstenen van alles.
Dit zijn enkele filosofen met hun visie/kennis ( wordt later nog allemaal apart
besproken in lessen)
4