1) Inleiding en situering
1.1) algemene inleiding
- Reanimatie heeft tot doel de toevoer van zuurstof naar de cellen, vooral naar de hersencellen,
te verzekeren en te herstellen
- door borstcompressies om de bloedcirculatie op gang te brengen en door beademing om de
ademhaling te herstellen.
1.2) De 1ste gouden minuten
= elke minuut uitstel vermindert de overlevingskansen met 10%
- In de wereld sterven er ongeveer 17 miljoen personen per jaar ten gevolge van een hart- of
bloedsomloop probleem
- “reddingsketen van overleving volgens Lifesaving federation (ILS)
-> voorkom verdrinkingen – wees veilig in en om het water.
-> Herken een noodtoestand – hulp (laten) roepen.
-> Geef een hulpmiddel aan de drenkeling – voorkom dat hij onder water gaat.
-> Verwijder het slachtoffer uit het water – doe dit op een veilige manier.
-> Dien zorgen toe indien nodig – zoek medische aandacht.
- reanimatieketen van overleven
,2) anatomie en fysiologie
In je lichaam worden voedingsstoffen verbrand in je cellen, hiervoor is zuurstof nodig, die
binnenkomt door te ademen dat via het bloed door je lichaam getransporteerd kan worden
2.1) ademhalingsstelsel
- functies ademhalingsstelsel
-> Het beschermen van het lichaam tegen vreemde stoffen: de epiteellaag aan de binnenkant
van de luchtwegen filtert de ingeademde lucht en verwijdert schadelijke stoffen voor ze het
lichaam kunnen binnendringen.
-> Het regelen van de zuurtegraad (pH) in het lichaam.
-> Het spraakvermogen: door de luchtstroom te verplaatsen door de stembanden zijn we in staat
te praten, zingen…
-> voorziet ons lichaam van zuurstof O2 en andere voedingsstoffen
-> neemt koolstofdioxide CO2 en andere afvalstoffen mee
2.1.1) anatomie
- strottenhoofd = verbinding tussen de keelholte en de luchtpijp
-> beschermen v/d luchtpijp tegen voedsel door naar voren en naar boven te bewegen bij het
inslikken, zodat de luchtpijp afgesloten wordt door het strotklepje
-> stemplooien reguleren de lucht die je inademt door hun trillingen kan je spreken
- de borstkas en ademhalingsspieren
-> elke ademhaling is een samenwerking tussen alle ademhalingsspieren, deze spieren zitten
vastgehecht aan de ribben, borstbeen en wervels
-> inademen actief proces, uitademen meestal passief proces
, 2.1.2) fysiologie
- ademhalingscentrum
-> semiautonoom proces, autonoom omdat de ademhaling vanzelf voor je geregeld wordt, maar
ook omdat je bewust dieper en sneller kunt gaan ademen, of de ademhaling even stoppen
noemen we het semiautonoom proces
-> ademhalingscentrum wordt geprikkeld door
=> hoeveelheid CO2 in de halsslagader en aorta
=> CO2 in hersenvocht
=> rekking longblaasjes
- longvolumes en capaciteiten
-> anatomische dode ruimte = deel v/d lucht die blijft hangen in de luchtwegen, niet alle
ingeademde lucht komt in contact met de longalveolen
2.2) bloedsomloopstelsel
2.2.1) functies v/d bloedsomloop
1. transport van stoffen:
- zuurstof van longen naar weefsel
- voedingsstoffen v/d darmen naar de weefsels
- van hormonen en antistoffen door heel het lichaam
2. afvoer van afvalstoffen zoals
- melkzuur naar de lever
- koolstofdioxide dat bij de verbranding ontstaat
3. handhaving v/h inwendig milieu door het behouden van:
- constante lichaamssamenstelling
- gelijke zuurtegraad
- constante temperatuur
4. beschermen v/h organisme tegen de buitenwereld
1.1) algemene inleiding
- Reanimatie heeft tot doel de toevoer van zuurstof naar de cellen, vooral naar de hersencellen,
te verzekeren en te herstellen
- door borstcompressies om de bloedcirculatie op gang te brengen en door beademing om de
ademhaling te herstellen.
1.2) De 1ste gouden minuten
= elke minuut uitstel vermindert de overlevingskansen met 10%
- In de wereld sterven er ongeveer 17 miljoen personen per jaar ten gevolge van een hart- of
bloedsomloop probleem
- “reddingsketen van overleving volgens Lifesaving federation (ILS)
-> voorkom verdrinkingen – wees veilig in en om het water.
-> Herken een noodtoestand – hulp (laten) roepen.
-> Geef een hulpmiddel aan de drenkeling – voorkom dat hij onder water gaat.
-> Verwijder het slachtoffer uit het water – doe dit op een veilige manier.
-> Dien zorgen toe indien nodig – zoek medische aandacht.
- reanimatieketen van overleven
,2) anatomie en fysiologie
In je lichaam worden voedingsstoffen verbrand in je cellen, hiervoor is zuurstof nodig, die
binnenkomt door te ademen dat via het bloed door je lichaam getransporteerd kan worden
2.1) ademhalingsstelsel
- functies ademhalingsstelsel
-> Het beschermen van het lichaam tegen vreemde stoffen: de epiteellaag aan de binnenkant
van de luchtwegen filtert de ingeademde lucht en verwijdert schadelijke stoffen voor ze het
lichaam kunnen binnendringen.
-> Het regelen van de zuurtegraad (pH) in het lichaam.
-> Het spraakvermogen: door de luchtstroom te verplaatsen door de stembanden zijn we in staat
te praten, zingen…
-> voorziet ons lichaam van zuurstof O2 en andere voedingsstoffen
-> neemt koolstofdioxide CO2 en andere afvalstoffen mee
2.1.1) anatomie
- strottenhoofd = verbinding tussen de keelholte en de luchtpijp
-> beschermen v/d luchtpijp tegen voedsel door naar voren en naar boven te bewegen bij het
inslikken, zodat de luchtpijp afgesloten wordt door het strotklepje
-> stemplooien reguleren de lucht die je inademt door hun trillingen kan je spreken
- de borstkas en ademhalingsspieren
-> elke ademhaling is een samenwerking tussen alle ademhalingsspieren, deze spieren zitten
vastgehecht aan de ribben, borstbeen en wervels
-> inademen actief proces, uitademen meestal passief proces
, 2.1.2) fysiologie
- ademhalingscentrum
-> semiautonoom proces, autonoom omdat de ademhaling vanzelf voor je geregeld wordt, maar
ook omdat je bewust dieper en sneller kunt gaan ademen, of de ademhaling even stoppen
noemen we het semiautonoom proces
-> ademhalingscentrum wordt geprikkeld door
=> hoeveelheid CO2 in de halsslagader en aorta
=> CO2 in hersenvocht
=> rekking longblaasjes
- longvolumes en capaciteiten
-> anatomische dode ruimte = deel v/d lucht die blijft hangen in de luchtwegen, niet alle
ingeademde lucht komt in contact met de longalveolen
2.2) bloedsomloopstelsel
2.2.1) functies v/d bloedsomloop
1. transport van stoffen:
- zuurstof van longen naar weefsel
- voedingsstoffen v/d darmen naar de weefsels
- van hormonen en antistoffen door heel het lichaam
2. afvoer van afvalstoffen zoals
- melkzuur naar de lever
- koolstofdioxide dat bij de verbranding ontstaat
3. handhaving v/h inwendig milieu door het behouden van:
- constante lichaamssamenstelling
- gelijke zuurtegraad
- constante temperatuur
4. beschermen v/h organisme tegen de buitenwereld